Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik wil het probleem van het ruimen van de zogeheten eendagskuikens onder de aandacht brengen, en dan vooral in vergelijking met Duitsland en Frankrijk, die al een stuk verder staan dan wij.
Wereldwijd worden volgens sommige bronnen elk jaar 6,5 miljard hanen om het leven gebracht zodra ze worden geboren. Het ruimen van eendagskuikens, een dierenwelzijnsprobleem dat we hier al vaker hebben besproken, vindt plaats omdat mannelijke kuikens economisch minder opbrengen. Duitsland verbood deze praktijk al sinds begin dit jaar. Professionele kippenhouderijen zullen het geslacht van de kip moeten vaststellen voor het ei is uitgekomen. Op die manier wordt voorkomen dat het mannelijke kuiken na zijn geboorte wordt omgebracht. Duitsland gaat in 2024 nog verder door te verplichten dat de kwekers een methode gebruiken die het geslacht al vóór de zevende dag kan vaststellen. Dan voelt het embryo immers nog geen pijn volgens de specialisten en de studies die daarover gebeurd zijn. Ook in Frankrijk, waar er jaarlijks zo’n 50 miljoen hanenkuikens worden afgemaakt, zullen producenten voor het einde van dit jaar het geslacht van het kuikens moeten vaststellen. Al in het midden van het jaar zullen de producenten moeten bewijzen dat ze werk maken van de nodige aanpassingen.
Ook in Vlaanderen wordt er gewerkt aan een oplossing voor dit probleem. Minister, volgens eerdere antwoorden van u bestaan er echter nog geen geslachtsbepalingstechnieken die een voldoende hoge doorvoersnelheid, accuraatheid en kostenefficiëntie hebben om te worden toegepast. De Vlaamse Regering financiert daarom onderzoek naar een methode die wel aan al deze voorwaarden voldoet. Ondanks uw scepticisme ten opzichte van de beschikbare technieken voerden Duitsland en Frankrijk, hoewel ze elk een ander procedé toepassen, wel al een verbod in en staan ze een stukje verder dan wij.
Minister, is het niet mogelijk om samen te werken en conclusies te trekken uit goede praktijken die in het buitenland al worden toegepast? In dit geval verwijs ik naar Duitsland en Frankrijk.
Er wordt al eens tegengeworpen dat kuikens onder andere worden gebruikt in dierentuinen voor het voeren van exotische dieren zoals roofvogels. In alle eerlijkheid: vanuit ethisch standpunt is het misschien nog verdedigbaar, en dan nog, dat er dieren worden geslacht voor consumptie door mensen, maar dat dat ook gebeurt voor de consumptie door dieren, is ethisch toch een praktijk die we niet kunnen toejuichen. Als dat al een tegenargument zou zijn, bestaan er toch alternatieven voor het voeren van die exotische dieren, onder andere met muizen en andere dieren.
Minister, wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de geslachtsbepalingstechniek die Vlaanderen financiert? Welke resultaten verwacht u en op welke termijn? Zal dat nog dit jaar zijn? Voldoen ze aan de eisen? Indien ze er nog niet zijn, wanneer mogen we die verwachten?
Volgens onze buurlanden Frankrijk en Duitsland bestaan er al voldoende technieken om het dierenleed te verminderen? Hoe kijkt u naar het verbod in Frankrijk? Is dit verbod in Frankrijk positief voor het dierenwelzijn? Kunnen we daaruit conclusies trekken voor de situatie in Vlaanderen? Bent u in overleg met de minister van Landbouw over het operationaliseren van de geslachtsbepalingstechniek wanneer die beschikbaar is?
Minister Weyts heeft het woord.
Wereldwijd voeren verschillende instellingen onderzoek uit naar in-ovo sexingtechnologieën oftewel technologieën voor de geslachtsbepaling van kuikens in het ei, en dat is een goede zaak. De technologieën zijn erg divers en zijn te clusteren in drie grote groepen: optische technieken, chemische analysetechnieken en DNA-analysetechnieken.
Binnen deze drie domeinen zien we dat men bij de optische technieken niet invasief te werk gaat, dus zonder het doorboren van de eierschaal. Voor de chemische en DNA-analysetechnieken gaat men wel invasief te werk, om een staal te kunnen verkrijgen van het ei. Het ene sluit het andere echter niet uit, want er zijn optische technieken waarvoor men alsnog een gat moet maken in de eischaal, en men tracht ook op niet-invasieve wijze het geslacht te bepalen met chemische analysetechnieken.
Duitsland is op dat vlak wat intensiever bezig met onderzoek naar in-ovo sexen. Men heeft er zowel optische, chemische als DNA-analysetechnieken in ontwikkeling en ook al een begin van commerciële uitvoering. Er zijn evenwel nog drie belangrijke tekortkomingen. Eén: de langdurige analysetijd van de eieren van bijvoorbeeld 20 minuten tot een uur alvorens men resultaat heeft. Twee: de gevoeligheid ligt nog niet overal op de gewenste 98 procent. Er wordt uitgegaan van een accuraatheid van 98 procent, maar dat wordt dus nog niet gehaald. Drie: sommige technieken werken pas relatief laat in de incubatie, dus in de groei van het ei, en dat willen we absoluut in een vroeger stadium doen, omdat we op grond van wetenschappelijk onderzoek weten dat de pijngrens van een embryo wordt vastgelegd op ongeveer 7 dagen. De broedtijd duurt in totaal 21 dagen. Op dag 14 is er zeker al sprake van pijn. Aan die termijnen komt men nog niet.
Verder onderzoek wordt dus uitgevoerd om aan deze tekortkomingen te verhelpen en in Vlaanderen wordt er aan de KU Leuven onderzoek uitgevoerd op de drie verschillende technieken: optisch, chemisch en chemisch of DNA.
Optisch gaat over nabij-infraroodspectroscopie. Deze niet-invasieve techniek is ontwikkeld en heeft een accuraatheid van 98 procent op dag 13 van incubatie op bruine eieren. Vanuit commercieel oogpunt is verdere ontwikkeling niet interessant, ook omdat die enkel toepasbaar is op bruine eieren.
Twee, de gasanalyse, eerder een chemisch aanpak, is een niet-invasieve techniek en bevindt zich momenteel op het niveau van strategisch basisonderzoek. Onderzoek in literatuur toont aan dat gassen die door het ei afgegeven worden, informatie bevatten over het embryonale geslacht. De focus aan de KU Leuven werd eerst gelegd op de optimalisatie van het robuust opmeten van deze gassen. Dit jaar is het doel om een besluit te kunnen trekken over het potentieel van deze techniek voor verdere ontwikkeling. Dat is echt iets nieuws.
Derde aanpak is de microfluïdische sensortechnologie. Deze minimaal invasieve techniek bevindt zich ook op het niveau van strategisch basisonderzoek en heeft als doel om een eistaal op te nemen en een meting uit te voeren op relevante biomerkers voor het geslacht.
Frankrijk voert inderdaad kortelings een verbod in, met ondersteunende maatregelen voor de sector. Ik heb geen informatie over hoe de Franse sector het verbod ontvangt, in welke vorm steun verleend wordt en ook niet voor welke techniek gekozen wordt en wat de precisie is. Op die vragen heeft mijn collega van Landbouw, minister Crevits, mogelijk het antwoord. Informeer ook daar eens. Momenteel heb ik onvoldoende informatie om over het Frans verbod een oordeel te kunnen geven; het is pas recent bekendgemaakt, op 5 februari 2022 is het getroffen en de volgende dag is het bekendgemaakt in het Franse Staatsblad.
Het is voor ons logisch dat ik wacht op de resultaten van het door mezelf ondersteunde onderzoeksproject van de KU Leuven. Met de verleende subsidie van 247.500 euro wordt gedurende twee jaar een voltijds onderzoeker ingezet die de nodige proeven in dit kader uitvoert. Mijn diensten volgen dit uiteraard nauw op.
Zoals gezegd, zijn er verschillende criteria voor succes. Ik hoop dat we die met ons allen kunnen bereiken, namelijk de accuraatheid, niet echt een succes, de incubatietijd zodat we effectief kunnen landen op een periode van het bepalen van het geslacht zonder pijn voor het dier, weze het een embryo. Er wordt gemikt op een termijn van zeven dagen. Dat zijn kritische succesfactoren waar we momenteel nog niet zijn, maar waar men in het buitenland momenteel ook nog niet geraakt.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat dit niet zo evident is, ook even de wetenschappelijke resultaten afwachten. Hebt u echt een streefdatum? Dit soort onderzoeken kan in een stroomversnelling terechtkomen door een timing voorop te stellen. U zegt het zelf, ik denk dat Duitsland goed werk levert. Stelt u, door de opdracht die u zelf hebt gegeven en de resultaten uit het buitenland, samen met de minister van Landbouw, een timing voor om in Vlaanderen concrete acties te kunnen ondernemen?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik vind het een belangrijke vraag. Ik heb zelf recent een schriftelijke vraag ingediend naar aanleiding van het verbod op het ruimen van eendagskuikens in Frankrijk. Het is inderdaad een problematiek die al een hele tijd meegaat.
Het is belangrijk om ook duidelijk mee te geven dat er helaas nog in vele landen kuikenversnipperaars worden gebruikt, maar dat dat bij ons zeker niet het geval is en er andere technieken gebruikt worden. Het is belangrijk dat daar de nodige evoluties gebeuren in de toekomst.
Het is goed dat de vraag gesteld wordt, want het is heel belangrijk om de evoluties die er zijn op het vlak van de verbetering van het dierenwelzijn, goed op te volgen, uiteraard ook ons eigen onderzoek, maar ook wat er gebeurt in andere landen, en ook de innovatieve technieken. We kunnen daar dan uit leren en zien wat er in de toekomst kan worden verbeterd.
Het is inderdaad een wereldwijde problematiek, maar het is wel zo dat heel veel dierenwelzijnszaken op Europees niveau aangekaart worden, minister. Het is belangrijk om daar steeds het Europese ‘level playing field’ te hanteren en te kijken op welke manier er kan worden samengewerkt om het dierenwelzijn op dat vlak te verbeteren. Hoever staat het dossier nu precies op Europees vlak? Gezien de voortrekkersrol die Vlaanderen probeert te spelen op het vlak van dierenwelzijn, wil ik graag weten of het daar besproken is en welke voornemens daar zijn gemaakt om tot een situatie te komen waarin het doden van de mannelijke eendagskuikens algemeen verboden wordt en vervangen door een in-ovo sexingtechniek.
Dan is er nog een klein bijkomend punt dat mij wel boeit. Collega Vandenhove verwees er al naar dat kadavers ook wel gebruikt worden voor het voederen van wilde dieren. Wat zijn daar de eventuele alternatieven om wilde dieren in de toekomst te voorzien van voedsel? Ik weet daar momenteel zelf het antwoord niet op, maar misschien weet u dat wel, minister.
Minister Weyts heeft het woord.
Het onderzoek dat wij aan de KU Leuven hebben gevraagd, heeft een voorziene looptijd van twee jaar. Maar we moeten erkennen dat het serieuze technische materie is. In de tussentijd zorgen we wel voor uitwisseling van data, zowel op het niveau van onderzoeksinstituten als op het niveau van de Europese lidstaten. Wij bevragen ons dus ook bij Frankrijk en Duitsland omtrent de wetenschappelijke evoluties die zij registreren en de onderzoeken die in hun opdracht, dus in overheidsopdracht, worden gevoerd.
Duitsland heeft vorig jaar aan de Europese Commissie gevraagd om te zorgen voor een Europese regeling. Ook daar zitten we dus wel samen en trekken we met de leden van de Vughtgroep aan één zeel. Of dat onmiddellijk staat te gebeuren, weet ik niet, maar de vraag is alleszins gesteld door Duitsland, met onze steun. We proberen ondertussen wel zo snel mogelijk vooruit te gaan. Het is heel technische materie, maar ik denk dat er ook heel wat afgeleide gevolgen kunnen zijn als die technologie uiteindelijk op punt komt te staan. De onderzoeksresultaten daarvan kunnen dus ongetwijfeld ook worden toegepast in andere domeinen dan enkel dierenwelzijn.
Los daarvan, als het specifiek over dierenwelzijn gaat, is het absoluut de moeite waard om daarin te investeren, in de wetenschap dat het gaat over miljoenen dieren die eigenlijk nodeloos worden vernietigd als ze zijn uitgebroed. Dus om ervoor te zorgen dat we daar voor het dierenwelzijn toch een andere weg kunnen inslaan, proberen we, gelukkig samen met heel veel lidstaten, het voortouw te nemen en investeren we veel in wetenschappelijk onderzoek. Er moet erkend worden dat we er nog niet zijn, maar je ziet wel jaar na jaar dat we dichter bij een oplossing aan het komen zijn.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Ik denk dat we in deze commissie allemaal de urgentie, maar ook de delicaatheid en de ingewikkeldheid van het probleem inzien. Maar ik zou zeggen: doorwerken eraan, het kan niet snel genoeg gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.