Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, in juni vorig jaar werd een aanpassing aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) goedgekeurd met betrekking tot zorgwonen. Half augustus vorig jaar zijn de bepalingen effectief in uitvoering gebracht door de Vlaamse Regering. Sindsdien is men op het terrein volop de mogelijkheden van deze nieuwe regelgeving aan het exploreren. Ik had al de gelegenheid om op bezoek te gaan bij bedrijven die zich hierop richten. Ik vond het echt knap om te zien op welke manier men daarmee aan de slag gaat, en welke mogelijkheden hierdoor worden geboden. Met het decreet werd het immers mogelijk om een zorgwoning te creëren buiten de hoofdwoning. Voor de plaatsing van een tijdelijke mobiele mantelzorgwoning werd er via de meldingsplicht voor gezorgd dat er geen lange procedures moeten worden doorlopen, en dat mensen zo snel kunnen reageren op een zorgnood die zich acuut voordoet. Ik had daarvoor eerder een conceptnota ingediend, waarover hoorzittingen zijn doorgegaan. Dat weet u. Ik denk dat we hiermee echt bijkomende mogelijkheden bieden voor mensen om dichtbij, in hun vertrouwde omgeving, de nodige zorg te kunnen krijgen.
Minister, het is natuurlijk belangrijk dat we ook bewaken dat het decreet effectief tegemoetkomt aan de noden en verwachtingen, en dat plaatsing van een tijdelijke mobiele mantelzorgwoning op een eenvoudige manier kan gebeuren.
Gezien de nieuwigheden is het niet onlogisch dat er vragen naar verduidelijking komen of dat men op bepaalde knelpunten botst die mogelijk niet, of nog niet, ondervangen zijn door de huidige regelgeving. Ik geef daarbij enkele concrete voorbeelden, of vragen en pijnpunten die me werden aangereikt.
Ten eerste, met betrekking tot de stedenbouwkundige en verkavelingsvoorschriften, wordt in de ‘vragen en antwoorden’ van het Departement Omgeving, indien deze voorschriften de creatie van een zorgwoning verbieden of beperken, het volgende gesteld: “Legt een stedenbouwkundige verordening voorwaarden op naar inplanting van een tijdelijke, verplaatsbare constructie, zullen tijdelijke, verplaatsbare constructies die hier niet aan voldoen, verboden zijn. Dit geldt ook voor verkavelingsvoorschriften die bepaalde maxima opleggen voor bijgebouwen zoals een bepaalde hoogte, diepte of grootte. Beperken verkavelingsvoorschriften de oppervlakte van bijgebouwen tot bijvoorbeeld 20 vierkante meter, kan geargumenteerd worden dat bijgebouwen, groter dan 20 vierkante meter uitdrukkelijk verboden zijn. Deze maxima zullen gerespecteerd moeten worden, ook bij het melden van een zorgunit. Een voorschrift dat bergplaatsen toelaat, is dan weer geen uitdrukkelijk verbod op andere functies.”
Mijn tweede vraag heeft betrekking op overstromingsgevoelige gebieden. Volgens de voorziene regelgeving is een mobiele zorgwoning niet toegelaten in overstromingsgevoelig gebied. Het betreft echter enkel de overstromingsgevoelige gebieden die aangeduid werden op plannen van aanleg. Zo wordt een heel aandeel aan watergevoelig gebied buiten beschouwing gelaten.
Ten derde, er bestaat op het terrein onduidelijkheid over het plaatsen van zorgunits op gronden die gehuurd worden, of eigenlijk: op het perceel van een gehuurde woning. We krijgen signalen dat dit voor een pand dat verhuurd is enkel zou kunnen gebeuren door de eigenaar en niet door de huurder, zelfs niet in geval van akkoord door de eigenaar.
Minister, bent u het eens met de interpretatie van het departement dat verkavelingsvoorschriften een creatie van een tijdelijke mobiele zorgwoning kunnen beperken? Kan de tijdelijkheid hiervoor een oplossing bieden?
Kunt u meer toelichting geven bij de regeling voor watergevoelige gebieden? Wat is de reden waarom hierin een onderscheid wordt gemaakt tussen de overstromingsgevoelige gebieden die aangeduid werden op plannen van aanleg en andere?
Tot slot: wat zijn de mogelijkheden van een huurder om een mobiele mantelzorgwoning te plaatsen? Is het inderdaad zo dat dit enkel kan door de eigenaar, en ook niet mits akkoord door de eigenaar? Kan er vanuit Vlaamse regelgeving aan deze problematiek tegemoetgekomen worden? Zo ja, zult u daar werk van maken?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega Schryvers. De administratie steunt deze interpretatie op een heel strenge lezing van artikel 4.4.1, §2, 2° van de VCRO. Het is een kwestie van interpretatie, natuurlijk, maar zij interpreteren dat op een heel strenge wijze. Wij hebben hen gecontacteerd, en ze gaan dit aanpassen en in lijn brengen met de bedoeling van de decreetgever.
Dan kom ik tot uw tweede vraag. Bij de regeling voor tijdelijke zorgunits wordt inderdaad aangegeven dat deze niet geplaatst kunnen worden in ruimtelijk kwetsbaar gebied of in overstromingsgebieden. Bij deze laatste categorie gaat het natuurlijk om overstromingsgebieden die als dusdanig zijn afgebakend in plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Dit is dezelfde formulering als die die in het vrijstellingen- of meldingsbesluit wordt gehanteerd. Het gaat dus niet om gebieden die bijvoorbeeld op de kaarten van de ‘mogelijk overstromingsgevoelige gebieden’ in functie van de watertoets zijn opgenomen.
Dan kom ik, ten slotte, bij uw derde vraag. De regeling rond zorgwonen belet een huurder niet om een mobiele zorgwoning te plaatsen. Bij het melden van een zorgwoning moet geen bewijs van eigendom toegevoegd worden. Enkel de grond waarop die unit geplaatst wordt, moet van dezelfde eigenaar zijn als de hoofdwoning.
Het is het huurcontract dat bepaalt of een huurder bepaalde werken mag uitvoeren of niet. Vaak bepaalt het huurcontract dat daarvoor een toestemming nodig is. Aan de structuur van de woning mag de huurder in geen geval grote veranderingswerken aanbrengen zonder toestemming van de verhuurder. Ook een gedeelte van een woning onderverhuren kan sowieso niet zonder de toestemming van de verhuurder.
Op het einde van de huur moet de huurder de woning in zijn oorspronkelijke staat teruggeven. Alle gemaakte aanpassingen moeten dan ook verwijderd worden, tenzij de verhuurder ermee akkoord gaat dat het behouden blijft. Een verhuurder is dus niet verplicht om zijn toestemming te geven. Maar dat zijn natuurlijk burgerrechtelijke aspecten waarin ik niet kan tussenkomen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel voor uw duidelijke antwoorden, minister.
Ik ga beginnen bij het derde punt. In het decreet staat uitdrukkelijk dat de hoofdwoning en de zorgwoning op de grond van dezelfde eigenaar moeten staan. Ik denk dat dit ook logisch is: het gaat over één perceel. Maar een strikte interpretatie, waardoor een huurder geen tijdelijke mobiele mantelzorgwoning zou kunnen plaatsen, zou niet correct zijn. Een huurder die, om welke reden dan ook, tijdelijk zorg wil bieden, moet evengoed zo’n tijdelijke mobiele mantelzorgwoning kunnen plaatsen. Vanzelfsprekend is een toelating van de eigenaar daar mogelijk voor nodig, afhankelijk van wat er is overeengekomen in het huurcontract.
Het allerbelangrijkste element in uw antwoord gaat natuurlijk over de verkavelingsvoorschriften. Toen ik die strikte interpretatie las, en de signalen vanop het terrein hoorde over de strikte interpretatie die de steden en gemeenten er op basis daarvan aan gaven, dan moet ik eerlijk zeggen dat het decreet daardoor voor een heel groot stuk onderuitgehaald wordt. Bij heel veel woningen zou het dan onmogelijk zijn om een tijdelijke mobiele mantelzorgwoning te plaatsen, via een melding. Dat zou heel veel mogelijkheden om zorg te bieden voor mensen in de familie in het gedrang brengen, bijvoorbeeld als er op korte termijn een tijdelijke oplossing moet worden gezocht, omdat er iets gebeurd is en iemand in het ziekenhuis is opgenomen. Ik ben dus absoluut heel tevreden dat u nu heel duidelijk stelt dat het wel kan, en dat u vindt dat het moet kunnen als de omkaderingsvoorschriften strikt zijn.
Minister, betekent dat dan dat er op korte termijn een aanpassing zal worden aangebracht in die ‘vraag en antwoord’ van het departement? Steden en gemeenten stellen daar nogal eens vragen over. Zal het dan ook in de communicatie naar hen toe verduidelijkt worden dat, ook wanneer verkavelingsvoorschriften bijvoorbeeld zeggen dat er een maximum is aan een bijgebouw, er toch een tijdelijke mobiele mantelzorgwoning binnen de contouren van het decreet kan worden geplaatst, zelfs als die verkavelingsvoorschriften dan worden overschreden?
Minister, ik zou zelf even willen aansluiten. Zoals u allicht weet, heb ik recent in onze commissie een conceptnota toegelicht over woningdelen. Dat sluit eigenlijk aan bij de vraagstelling van collega Schryvers, aangezien ik persoonlijk heel tevreden was toen destijds, in de vorige legislatuur, die versoepeling er kwam rond de zorgwoningen. Ik ben ook blij met het antwoord dat u hebt gegeven aan collega Schryvers.
Ik heb een conceptnota voorgesteld die verder gaat dan zorgwonen en waarbij in de toekomst ook woningdelen zou kunnen worden versoepeld op basis van het concept van zorgwonen. Binnenkort zullen we daarover in de commissie hoorzittingen houden om te luisteren, dat te bekijken en in de toekomst hopelijk in de praktijk te kunnen realiseren.
Maar ik vraag mij natuurlijk wel af, minister, hoe u tegenover alternatieve woonvormen staat en tegenover het concept om dat in de toekomst ook via het concept van zorgwonen te vergemakkelijken met een gewone meldingsplicht.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Mevrouw Schryvers, de aanpassing zal er komen op de website, maar we zullen die ook doorsturen naar lokale besturen.
Mevrouw De Vroe, ik sta daarvoor open. Ik kijk dan ook uit naar jullie werkzaamheden. Wij zullen het mee opvolgen.
De samenleving is veranderd. Ik sta ervoor open om naar alle woonvormen te kijken. Waar er hinderpalen zijn rond vergunningen wil ik daar zeker in tussenkomen. We zullen mee de hoorzitting volgen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u. Met de regelgeving rond het zorgwonen en de mobiele mantelzorgwoningen hebben we een goede bijkomende mogelijkheid gecreëerd om nabije zorg te geven. Het is belangrijk om ook daar de vinger aan de pols te houden, minister, over op welke barrières men eventueel botst om daar op een goede manier toepassing van te kunnen maken. Ik ben alleszins tevreden met uw toezegging hier, want ik ben er zeker van dat er op die manier veel meer mogelijkheden zullen zijn voor mensen die in een verkaveling wonen en daar een tijdelijke mobiele mantelzorgwoning plaatsen om iemand uit hun familie, uit hun directe omgeving, de nodige zorg te kunnen bieden en hen ook op een zelfstandige manier te kunnen laten wonen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.