Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het hoge coronabesmettingsniveau in de sector van de kinderopvang
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
De laatste weken is er steeds meer debat over welke groepen prioritair in aanmerking komen voor een zogenaamde derde coronaprik, de booster. Daar hebben we het hier al een aantal keren over gehad. Het staat buiten kijf – daar wil ik toch even op wijzen – dat personen met een zwakker immuunsysteem, risicogroepen, de zorgsector, absoluut die boosterprik in eerste instantie moeten krijgen. Hetzelfde geldt voor onze rusthuisbewoners en 65-plussers. Ik denk dat daar op geen enkele manier discussie over is. Dat is momenteel lopende en op sommige plaatsen zelfs al afgerond.
De opmerking is natuurlijk ook gekomen vanuit de Hoge Gezondheidsraad dat het advies is om die boosterprik alsnog voor iedereen te voorzien, en dan in de eerste plaats voor de mensen die Johnson & Johnson hebben gehad, omdat daar de bescherming toch sterk afneemt.
Maar dan nog is er toch wel wat debat over die derde prik. Dan kom ik direct terecht bij de mensen die met heel veel kinderen in contact komen en die niet gevaccineerd zijn – het debat dat we daarnet gehad hebben. Dat is het personeel in de kinderopvang en het personeel in het onderwijs. Die twee komen daar inderdaad veel aan te pas. Ik focus mij nu even op de mensen in de crèches, onthaalouders, groepsopvang. We hebben in de afgelopen weken vastgesteld dat er daar toch heel wat besmettingen bij het personeel zijn. Vanaf het moment dat daar een besmetting is, heeft dat direct grote consequenties voor de opvang zelf. Als het gaat over gezinsopvang of onthaalouders, betekent dat direct gesloten, direct een bericht aan de ouders dat de kinderen niet meer mogen komen. Als het in een groepsopvang is, hangt het ervan af hoe de groepen ingedeeld zijn, al dan niet gecompartimenteerd. Maar als dat niet het geval is, betekent het ook daar direct gesloten, of personeel dat thuis in quarantaine zit door een hoogrisicocontact, al dan niet in afwachting van een test.
Voor onthaalouders is vervanging of mensen zoeken om in te springen de facto eigenlijk onmogelijk. Die opvang gaat immers door in het eigen huis. Als men in quarantaine of in isolatie zit in zijn eigen huis, kan men daar niet iemand anders tijdelijk laten inspringen om die opvang open te houden. Daarnaast hebben we ook nog honderden vacatures in onze kinderopvang die helaas niet ingevuld geraken.
Vorige week was er even sprake van – mijn vraag dateert van 1 december, dus ik moet eigenlijk al spreken van twee weken geleden – dat het personeel van de kinderopvang samen met het onderwijs voorrang zou krijgen bij de toediening van die boosterprik, na al die voorrangsgroepen die ik daarnet heb opgesomd en die uiteraard niet ter discussie staan. Maar de minister van Volksgezondheid heeft besloten om geen prioritaire voorrangsgroepen te hebben voor de rest van de bevolking. Daarbij werd het argument gebruikt dat je de verstreken termijn moet hebben voor je je prik kunt krijgen: twee maanden voor Johnson & Johnson, vier maanden voor AstraZeneca, zes maanden voor Pfizer. Dat argument wordt bovengehaald, maar men doet dan precies alsof dat mooi zal gelijklopen met wanneer die mensen in de kinderopvang en het onderwijs aan bod zouden komen zodat we ze voorrang zouden geven.
Collega’s, we moeten elkaar geen Liezebet noemen. In bepaalde vaccinatiecentra kan dat zijn a rato van het tempo waaraan men daar werkt, maar in andere is dat absoluut niet het geval. Ik neem het voorbeeld in mijn regio van Dendermonde: de coördinator, de heer Remmery, heeft daar duidelijk naar voren geschoven dat ze een aparte lijn maken die ze specifiek voor kinderopvang en scholen gaan inzetten. Als je dus leerkracht bent in Dendermonde, heb je voorrang; ben je leerkracht in een ander gebied hier vlakbij, heb je geen voorrang.
Minister, ik wil dus nu wel heel concreet weten: hebt u zelf gepleit op dat overleg om kinderopvang voorrang te geven bij de booster, vanaf het moment dat het voor de medewerker kan?
Ten tweede, wat is uw reactie op het feit dat het personeel in de kinderopvang en het onderwijs alsnog niet prioritair die boosterprik kan krijgen, in relatie tot het feit dat de kinderen waarmee ze werken, niet gevaccineerd zijn?
Kunt u er op een bepaalde manier toch voor zorgen dat deze mensen versneld een boosterprik krijgen? We stellen vast dat een aantal vaccinatiecentra dat wel degelijk installeren.
Welke initiatieven kunt u nemen om de kinderopvang maximaal open te houden tijdens deze vierde golf, en eventuele volgende golven? Wat is het plan om dat aan te pakken als we in de toekomst nog dergelijke golven kennen?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Vorige week, op 7 december, verscheen een nieuw rapport van de KU Leuven en IDEWE, een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. De onderzoekers baseerden zich voor hun conclusies op gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en op gegevens van de centra voor contacttracing.
Een meer gedetailleerde analyse van de sectoren laat zien dat de hoogste besmettingsniveaus werden vastgesteld in kinderdagverblijven – 3840 –, woonzorgcentra, bewakingsdiensten, schoonheidssalons, sportactiviteiten en in cafés en bars. Het aantal besmettingen in de transportsector, de hotelsector, de handel en in de meeste industriesectoren liggen dan weer meer in de lijn van die van de algemene beroepsbevolking.
Op het laatste Overlegcomité werd beslist om de kerstvakantie voor het kleuter- en lager onderwijs vervroegd te laten ingaan op 20 december en in de middelbare scholen over te schakelen op hybride onderwijs. Mensen wordt ook gevraagd om hun sociale contacten binnen zoveel mogelijk te beperken.
Gezien het hoge aantal besmettingen bij de kinderdagverblijven begint de sector zich te verenigen en stellen ze zich natuurlijk de vraag of ze zelf kunnen overgaan tot een sluiting van de kinderopvang vanaf 20 december.
Ik had hier ook een aantal vragen over ingediend, maar ondertussen is een deel van die vragen toch ook al verouderd. Ik zal mijn vraag dan ook wat toelichten.
Ik heb er de communicatie van Opgroeien en van Onderwijs bijgehaald. Een van de vragen die ik eerst had gesteld ging over hoe wordt voorzien in noodopvang. Ik heb nu de communicatie van Opgroeien en Onderwijs even naast elkaar gelegd, en daar zie ik dat er in de communicatie van Opgroeien wordt opgeroepen om eigenlijk aan de ouders te vragen om hun schoolkinderen zoveel mogelijk thuis op te vangen. Opgroeien zegt ook dat de organisatie van noodopvang heel duidelijk een gedeelde verantwoordelijkheid is van Onderwijs, lokale besturen en Welzijn.
Bij Onderwijs staat er: “Voor de basisscholen start de kerstvakantie een week vroeger. (…) Tijdens een schoolvakantie ben je als school niet verplicht om in opvang te voorzien.” Daarom had u dus ook al gecommuniceerd over noodopvang, die net zoals vorige keer zou worden georganiseerd door de lokale besturen.
Dus hier is eigenlijk een gedeelte van mijn vragen. We gaan dus eigenlijk aan de ouders vragen om de schoolkinderen thuis op te vangen, maar de kinderdagverblijven krijgen nu ook de vraag om kinderen uit de kleuterschool op te vangen. Want de school is gesloten en de ouders moeten werken. Mijn vraag is wat u adviseert aan de kinderopvang in dit geval? Waar en onder welke vorm wordt voorzien in noodopvang?
Minister, hoe staat u eigenlijk tegenover een sluiting van de kinderopvang, om daar ook een aantal afkoelingsweken voor te stellen? Ik had gevraagd of u dat gaat voorstellen op het volgend Overlegcomité, maar dat is pas op 22 december, en dan is de afkoelingsweek in het onderwijs al bezig. U zult daar dus vermoedelijk negatief op antwoorden.
Mijn volgende vraag was dan welke initiatieven u plant om het aantal besmettingen in de kinderopvang te doen dalen. Hoe zult u die initiatieven organiseren?
De mensen in de kinderopvang, meer bepaald de kinderopvangbegeleiders, stellen zich ook die vraag, natuurlijk. Want zij moeten blijven verder werken, en zij zijn diegenen die de kinderen opvangen. Maar toch zegt Opgroeien duidelijk om geen kinderen te mengen van verschillende scholen of van verschillende leeftijden, dus geen kinderen uit verschillende bubbels. Met andere woorden: houd de bubbels van de kinderopvang en houd de bubbels van de scholen gescheiden.
Nu voorziet u wel in noodopvang, maar hoe zult u die groepen gescheiden houden? Hoe vangt u dit op?
En dan mijn laatste vraag: hoe evalueert u het tot nu toe gevoerde coronabeleid in de kinderopvang?
Minister, ik stel voor dat u zelf bepaalt wat u nu antwoordt en wat u straks bij de volgende vraag zult antwoorden.
Minister Beke heeft het woord.
Dat zal ik doen.
De minister van Onderwijs en ikzelf hebben gepleit om leerkrachten en kinderbegeleiders als aparte prioritaire groep te beschouwen voor het toedienen van de derde prik. De gestelde voorwaarde is dat dat niet mag interfereren met de vaccinatiecampagne, zoals vooropgesteld door de interministeriële conferentie (IMC) Volksgezondheid, met name de campagne gericht op de bewoners in de woonzorgcentra, de vijfenzestigplussers, personen met een immuunstoornis, personen met het Downsyndroom, zorgverleners en mensen die voor hun basisvaccinatie gevaccineerd zijn met het Janssen-vaccin.
Intussen heeft de IMC beslist dat iedereen vanaf 18 jaar een boostervaccin aangeboden krijgt en dat in dalende leeftijd. Voor de toediening van het boostervaccin moeten we rekening houden met de intervaltijd tussen de basisvaccinatie en de boosterprik. U weet dat we daarbij rekening moeten houden met de tijd tussen de basisvaccinatie en de boosterprik, en dat die verschilt van vaccin tot vaccin.
Belangrijk om mee te geven is dat er op dit ogenblik 2.435.614 mensen uitgenodigd zijn op een totaal van 2.568.561. Dat laatste cijfer is het aantal mensen wiens intervaltijd verlopen is of zal verlopen. Dat betekent dat 94,55 procent van de mensen een uitnodiging heeft gekregen of al geprikt is. Het percentage van mensen die een boostervaccin hebben gekregen, bedraagt op dit ogenblik 27 procent. Dat betekent ook 94 procent van de leerkrachten of mensen in de kinderopvang en kinderbegeleiders wiens interval is verlopen. Dat is een huzarenstuk geweest.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de vaccinatiecentra daarvoor te bedanken. U weet dat we al langer hebben gepleit voor die boostervaccins. Dat is op een bepaald moment beslist. Toen waren er 1,2 miljoen mensen wiens intervaltermijn was vervallen, maar die nog geen vaccin hadden gekregen. Op het ogenblik dat we de beslissing hebben genomen, hebben we aan de vaccinatiecentra gevraagd om alle zeilen bij te zetten om die achterstand van 1,2 mensen miljoen in te halen, want er zijn natuurlijk elke week nieuwe mensen die erbij komen en wiens intervaltermijn is verstreken. Op 139.000 na is dat gebeurd. Dat is belangrijk om mee te geven: 94,55 procent is uitgenodigd of is gevaccineerd. Nog 139.000 mensen moeten worden uitgenodigd. De mensen in de vaccinatiecentra hebben de voorbij weken een huzarenstuk verricht. Ik wil hen daar uitdrukkelijk voor bedanken.
Ik maak even van de gelegenheid gebruik om het beeld bij te stellen dat de voorbije dagen is geschetst over de vaccinatiecentra die zullen sluiten tussen Kerstmis en nieuwjaar. De vaccinatiecentra hebben hun achterstand ingehaald. Als er geen nieuwe intervaltermijnen zijn en de vaccinatiecentra hebben gedaan wat er van hen werd verwacht, dan kunnen ze daar niet op aangesproken worden. Iets anders is dat we hebben gevraagd aan de Hoge Gezondheidsraad of die intervaltermijnen moeten worden herbekeken. We wachten nog op dat advies. Dit is algemeen, maar ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om dat even te zeggen.
Concreet, wat leerkrachten basisonderwijs en personeel van de kinderopvang betreft hebben we aan de vaccinatiecentra laten weten dat ze lokale initiatieven kunnen nemen in een parallel circuit als dat de reguliere werking niet vertraagt.
Vaccinatiecentra kunnen dat dus organiseren voor leerkrachten en personeel uit de kinderopvang als dat de reguliere werking niet vertraagt.
Tot slot kunnen alle burgers zich ook inschrijven via QVAX, wat in Vlaanderen ook in grote mate gebeurt.
Het agentschap Opgroeien zorgt voor up-to-date informatie via de aangepaste draaiboeken op zijn website en via snelinfo aan de initiatieven.
Aanvankelijk zagen we in de vierde golf dat de meeste initiatieven erin slaagden om effectief open te blijven. Vanaf november werd de situatie op het terrein moeilijker. Het Overlegcomité van 27 november heeft nog extra maatregelen genomen. We hebben daarom het compensatiemechanisme aangepast, waardoor niet enkel initiatieven die volledig moesten sluiten een compensatie konden aanvragen. We hebben opnieuw een systeem van compensatie geïntroduceerd op basis van individuele afwezigheden. Zo konden initiatieven ook aan een lagere bezetting open blijven.
Wat de afkoelingsweek betreft: het Overlegcomité heeft beslist om in het basisonderwijs een afkoelingsweek in te voeren, namelijk de week voor het eigenlijke kerstverlof. In de notificaties van het Overlegcomité staat niet dat het dan kerstvakantie is. Het is een afkoelingsweek voor de kinderen. In de weken daarna, tijdens de kerstvakantie, en zeker tussen Kerstmis en nieuwjaar, zijn vele opvangvoorzieningen hoe dan ook reeds beperkt open of zelfs gesloten. Deze verlofperiode werd reeds lang geleden ingepland en ook gecommuniceerd aan de ouders.
Hierdoor wordt op een – laten we zeggen – ‘natuurlijke’ manier een soort van afkoeling voor de kinderopvang gerealiseerd. Voor opvang die in die weken wél open blijft, pleit ik voor een realistisch engagement binnen wat haalbaar is, waarbij men beschikbaar blijft voor gezinnen die geen andere opvangmogelijkheden hebben, bijvoorbeeld omdat beide ouders in de zorg werken of een essentieel beroep uitoefenen, of voor kinderen uit kwetsbare gezinnen.
Het aantal besmettingen in de kinderopvang volgt duidelijk de evoluties van het aantal besmettingen in de ruime samenleving. Initiële besmettingen van kinderen en volwassenen in de kinderopvang worden heel vaak buiten de kinderopvang opgelopen en zo in de kinderopvang binnengebracht.
Vooral de algemene maatregelen in de samenleving zullen moeten zorgen voor een daling van de verspreiding. Ik heb de cijfers daarstraks al aangehaald. We zien nu in Vlaanderen een daling van het aantal besmettingen met ongeveer 35 procent.
Tegelijk hebben we altijd de algemene veiligheidsmaatregelen zoveel mogelijk doorvertaald naar een voor de kinderopvang haalbare aanpak. De draaiboeken van Opgroeien en de brochure voor de aanpak bij besmettingen in de opvang zijn daarbij nog steeds de leidraad voor de opvangvoorzieningen.
Op basis van de meest recente informatie lijkt, parallel aan de cijfers in de samenleving, de top in het aantal meldingen bij Opgroeien van besmettingen in de kinderopvang achter de rug. Dat aantal is nu weer aan het afnemen. Ik geef een aantal cijfers. In de week 19 november zaten we aan 1225 meldingen in 7 dagen, in de week van 26 november aan 1116 meldingen in 7 dagen en in de week 3 van december aan 900 meldingen – een daling met 25 procent.
Ik wil hier nog eens benadrukken dat de kinderopvang van baby’s en peuters en de buitenschoolse opvang van kinderen uit kleuter- en lagere school doorheen heel deze pandemie steeds open zijn gebleven. Sluiting was enkel aan de orde als deze door besmettingen en door de toepassing van de algemene quarantaineregels verplicht was. Ik heb dan ook een bijzonder hoge pet op van de mensen die daar werken en ik ben zeer erkentelijk en dankbaar voor de zeer lange en volgehouden inspanningen die werden geleverd in de opvangsector.
In deze vierde golf is de situatie voor heel wat kinderopvanginitiatieven eens te meer erg nijpend en moeilijk. Opvangvoorzieningen krijgen het zwaar om de volledige werking nog te kunnen blijven garanderen. Ik heb daar ongelooflijk veel respect voor. We kunnen van de opvang enkel maar vragen het engagement te blijven volhouden binnen wat realistisch haalbaar is.
Deze week zijn er dan ook, na overleg met Onderwijs en Binnenlands Bestuur, communicaties vertrokken naar de kinderopvang en de buitenschoolse opvang. We vragen vooreerst dat de organisatoren van kinderopvang en buitenschoolse opvang zo realistisch mogelijk, binnen wat haalbaar is, bekijken welke kinderen effectief nood hebben aan opvang.
Als de opvang door afwezige kinderbegeleiders niet volledig open kan blijven, kan men een gedeeltelijke sluiting overwegen door het aantal leefgroepen te beperken. Het kan dat een organisator tijdelijk niet voor elk kind dat normaal naar de opvang komt effectief een plaats kan aanbieden. De opvang kan in dat geval weloverwogen keuzes maken voor kinderen van ouders die opvang net nodig hebben. Als de opvang door personeelstekort als gevolg van coronamaatregelen tijdelijk of gedeeltelijk moet sluiten, is dat een situatie van overmacht door corona. We voorzien daarvoor dan ook compensatie, waarbij de ouders niet gevraagd wordt te betalen of respijtdagen in te zetten.
Daarnaast is er de week voor Kerstmis, waarin de lessen van de basisscholen worden opgeschort – in samenspraak met collega Ben Weyts, bevoegd voor Onderwijs, en collega Bart Somers, bevoegd voor Binnenlands Bestuur – een plan ontwikkeld voor noodopvang tijdens de schooluren. De basisscholen moeten de noden in kaart brengen van gezinnen die onmogelijk zelf voor opvang kunnen zorgen. In lokale samenspraak tussen de scholen, het lokaal bestuur en welzijnsvoorzieningen wordt dan afgesproken, wie en hoe voor deze noodopvang kan instaan. We voorzien specifieke middelen voor lokale besturen om deze noodopvang te vergoeden.
Ik krijg ondertussen wel signalen dat het lokaal niet evident is om deze opvang te organiseren. Ook bij de organisatoren van kinderopvang zijn heel wat medewerkers ziek of besmet. Het verzekeren van de continuïteit is allesbehalve evident, en zal enkel kunnen indien de scholen, het lokale bestuur en de verschillende welzijnspartners samen deze verantwoordelijkheid opnemen.
De veiligheidsmaatregelen van Opgroeien zijn geformuleerd als principes, die de opvang naar best vermogen en naar wat mogelijk is binnen de eigen werking en context toepast. Op 29 november informeerde Opgroeien in zijn nieuwsbrief voor de kinderopvangsector over de aangepaste richtlijnen in het draaiboek met betrekking tot de groepsindeling. Daarin zijn drie principes meegegeven, die de opvang toepast naargelang de eigen context het toelaat. Eén, meng zo weinig mogelijk klas- en schoolgroepen. Bekijk met de scholen, het lokaal bestuur en de ouders wat de meest veilige oplossing is. Splits grote groepen kinderen op. Twee, vermijd het mengen van kinderen van verschillende leeftijden. Aan oudere kinderen kun je vragen om afstand te houden van jongere kinderen. Drie, denk bij de groepsindeling hoe je het aantal contacten tussen begeleiders en kinderen kunt beperken.
Algemeen blijven we de aanbeveling om veel buiten te spelen, of indien binnen, goed te ventileren, mondmaskers enzovoort steeds herhalen.
Wat mijn algemene evaluatie van het tot nu toe gevoerde beleid in de kinderopvang betreft, wil ik het volgende zeggen. Laat me starten met de stellen dat de omstandigheden voor de kinderopvang, ook gelet op de rol als mede-motor van onze economie, die de sector kreeg toebedeeld, allesbehalve evident waren.
Toch is het is een van de weinige sectoren die, samen met de andere zorg- en welzijnsvoorzieningen, altijd beschikbaar waren. De kinderopvangsector heeft hiervoor bijzonder veel inspanningen geleverd.
Opgroeien heeft doorheen de hele pandemie heel constructief kunnen overleggen met de initiatieven. Er was en er is nog steeds een zeer sterke flexibiliteit bij zowel de kinderopvang van baby’s en peuters als bij de buitenschoolse opvang.
Er is een goede samenwerking tussen Opgroeien, de kinderopvangvoorzieningen, de lokale besturen, de VVSG en onderwijs. Dat bleek bijvoorbeeld uit de regeling voor noodopvang in de paasvakantie.
We hebben steeds de adviezen gevolgd van de ‘pediatric task force’ en de procedures voor kinderen, zoals ze ook bij Sciensano te vinden zijn. Het agentschap Opgroeien heeft die zo goed mogelijk vertaald naar specifieke aanbevelingen voor de kinderdagverblijven.
Tijdens deze crisis stelden we wel vast dat de prestatiegerichte subsidiëring die er sinds de invoering van het decreet is, leidde tot een zwaar potentieel financieel verlies voor de sector. Daarom hebben we heel snel, al vanaf 25 maart 2020, een compensatieregeling uitgewerkt. Het is een compensatiesysteem dat ons toelaat naargelang de ernst van de pandemie te schakelen tussen verschillende varianten van compensatiesubsidie. De laatste aanpassing kwam er vanaf 1 december.
De compensatieregeling voor de kinderopvang heeft ervoor gezorgd dat de initiatieven en hun medewerkers doorheen de coronapandemie het hoofd financieel en organisatorisch boven water hebben kunnen houden. Dit wordt ook door de sector zelf bevestigd. Uitgedrukt in budgettaire termen: in 2020 betaalde de Vlaamse Regering 94,7 miljoen euro aan compensaties, voor 2021 37 miljoen euro. In totaal kreeg de kinderopvang bovenop de regulier berekende subsidies al meer dan 130 miljoen euro aan compensatiesubsidies die hen operationeel moeten laten blijven werken.
Tijdens deze pandemie voorzagen we de kinderopvangsector naast het draaiboek en de snelinfo, met de beschermingsmechanismen op maat van de opvang, ook van beschermingsmateriaal. Bovendien hebben we als Vlaamse Regering beslist om aan de instellingen een subsidie te geven voor de materiële kosten in de recente coronagolven. Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) zal deze subsidie nog dit jaar automatisch uitbetalen. Ook de kinderopvang zal deze ontvangen: een bedrag van 12,30 euro per vergunde, erkende of geattesteerde plaats.
Wat ik wil meegeven uit deze periode is dat de nood aan waardering voor de kinderopvang als cruciale sector heel sterk op de voorgrond is gekomen. In het kader van VIA 6 zijn er maatregelen genomen rond het versterken van de koopkracht en door de inzet van pedagogische bachelors proberen we ook de kwaliteit in de kinderopvang te ondersteunen. Ik ben er mij tegelijk van bewust dat er voor de kinderopvang in de toekomst nog verdere stappen moeten worden gezet. Er zijn nog heel wat andere uitdagingen.
Er zijn steeds zaken die beter kunnen en dat is in een crisisperiode natuurlijk niet anders. Maar in het algemeen zien we tevredenheid bij de sector en ook van de koepels van de gezinnen over het gerealiseerde beleid, de aanpak en de maatregelen. Deze waardering gaat zowel over de snelheid waarmee we met de Vlaamse Regering beslissingen hebben genomen voor de opvangsector zelf, maar ook in functie van een gezinsvriendelijke benadering.
En uiteraard was dit enkel mogelijk dankzij de tomeloze inzet van duizenden en duizenden kinderbegeleiders, iedere dag opnieuw, vandaag en morgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn bijkomende vragen over de buitenschoolse kinderopvang ga ik straks stellen. Dat is een aparte vraag, daar ga ik nu dus niet verder op in.
Maar ik wil wel nog even terugkomen op mijn eigenlijke vraag: het coronaboostervaccin voor kinderopvang en onderwijs. Minister, u geeft aan dat we aan 94,5 procent zitten. Maar als je die curve van het eerste en het tweede vaccin bekijkt, vertoont die wel een belangrijke knik, een belangrijke knik die dan plots in de groep van 18- tot 64-jarigen echt keihard boost. Dat maakt dat het toedienen van de booster op zich veel sneller zal gaan. Het moment waarop mensen de booster kunnen krijgen, is nu heel veel aan het versnellen. Als u die twee curves uitzet, zult u zien dat die eigenlijk uit elkaar gaan. De leerkrachten en de mensen in de kinderopvang zitten net in die groep van 18- tot 64-jarigen, want dat is de beroepsactieve bevolking. Het klopt dus wat u nu zegt, maar dat komt natuurlijk omdat de 65-plussers in januari, februari en maart zijn gevaccineerd, veelal met AstraZeneca, en dus nu inderdaad allemaal aan de beurt komen. Maar de leerkrachten en de mensen in de kinderopvang zijn, gezien beroepsactief, iets jonger, zijn veelal ook gevaccineerd met Pfizer vanaf de maanden mei en juni, en komen nu wel allemaal versneld in aanmerking voor die booster.
Ten tweede hebt u ook vernomen dat de termijn tussen de laatste prik van de combinatievaccins en de booster ook op internationaal gebied wordt verlaagd: niet langer zes maanden, maar drie maanden. Daar had, wat mij betreft, wel perfect die voorrang bij de booster gekund, al was het maar omdat kinderopvang enerzijds en onderwijs anderzijds nu twee sectoren zijn waar beide ministers ook een plan uitwerken om de tekorten in de job aan te pakken. Dat had een mooi signaal kunnen zijn, denk ik dan, om die versneld te vaccineren. Maar ik heb u goed begrepen, dat u zegt dat u daar goed en sterk voor gepleit hebt samen met minister Weyts, uw collega van Onderwijs, maar dat u op andere echelons in dit land op een ‘njet’ bent gestoten, wat natuurlijk jammer is om te horen.
Ik heb u toch goed begrepen dat het wel degelijk lokaal kan, als de reguliere uitnodigingen maar geen vertraging oplopen? Als diegenen die normaal gezien in de classificatie moeten zitten qua leeftijd en de voorrangsgroepen geen vertraging oplopen, dan mag je lokaal extra trajecten opzetten om leerkrachten onderwijs en kinderopvang voorrang te verlenen? Dat is geen onbelangrijke info die u hier nu meegeeft.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik ga ook eerst even kort ingaan op de vraag van de heer Daniëls in verband met het boostervaccin. Wij hebben die vraag allemaal gekregen om die sectoren te gaan behandelen als prioritair, of zelfs als zorgpersoneel. Want zij hebben het van bij het begin gezegd: zij zijn altijd open gebleven, zij hebben hun best gedaan. Maar eigenlijk werden zij nooit aanzien als zorgpersoneel. En ze vonden het natuurlijk jammer dat zij niet in aanmerking kwamen voor die boosterprik.
Anderzijds vind ik uw suggestie en uw voorstel ook goed. Zij kunnen zich inschrijven op QVAX. Dus in het geval zij sneller geprikt willen worden, biedt QVAX wel die mogelijkheid. Maar anderzijds zijn er ook wel wat jongere mensen die ook geprikt zijn met Johnson, en die worden in mijn gemeente zelfs vanaf deze week al opgeroepen. Dus ook daar wordt wel een beetje voldaan aan hun vraag voor wat betreft de versnelde vaccinatie. Dus ik kan mij daar vinden in uw antwoord, minister.
Een tweede gedeelte was dan mijn vraag over de afkoelingsweek, over de compensatie, over de draaiboeken, over een aantal zaken, over miscommunicatie die u zelf al hebt aangehaald. Want u zegt het zelf: de sector was er van in het begin bij, die heeft zich altijd in tien geplooid om toch maar te kunnen zorgen dat die kindjes werden opgevangen. Ze zijn open gebleven en ze hebben er werkelijk alles aan gedaan. Maar ook bij hen is op dit moment de batterij leeg.
Naar aanleiding van die afkoelingsweek die in het leven werd geroepen voor het onderwijs, stellen zij zich de vraag wanneer zij dan eigenlijk het recht hebben om te sluiten. Maar u hebt er zelf op gewezen dat er op dit ogenblik toch ook al kinderopvang, kinderdagverblijven zijn die zelf de deuren sluiten omdat er enerzijds een tekort is aan personeel, en omdat de compensatie erin voorziet dat wanneer de opvangmedewerkers zelf moeten zorgen voor hun kinderen, zij natuurlijk niet tegelijkertijd in de opvang kunnen staan. Daardoor wordt toch de mogelijkheid gecreëerd om die opvangvoorziening te sluiten. Zij maken daar nu zelf gebruik van, maar zij vinden zichzelf natuurlijk nog ondergewaardeerd.
U hebt wel voorzien in een versterking van de compensatiemaatregelen. Op basis van het ziektebriefje is het zo dat de ouders niet moeten betalen voor de afwezigheidsdagen, de respijtdagen. Maar het blijft een feit dat er op dit ogenblik vooral de onthaalouders, die daar met een speciaal statuut zitten, en waar de afwezigheidsdagen niet betaald worden, rechtstreeks naar de dienst voor onthaalouders gaan, en niet naar de onthaalouders zelf. Dus het zijn vooral de onthaalouders die zich daar een beetje vergeten voelen, en die toch te kampen hebben met heel veel afwezigheden. Daardoor zijn hun inkomsten op dit ogenblik vrij beperkt. Zij vragen daar nog steeds naar meer maatregelen van uwentwege.
Anderzijds heb ik ook uit de sector gehoord, en u hebt er zelf op gewezen, dat er heel veel draaiboeken zijn. Er is een draaiboek bij Opgroeien, er is een draaiboek bij Onderwijs. Maar dan blijkt dat de organisatie van die noodopvang toch wel heel moeilijk te verwezenlijken is, omdat er met bubbels rekening moet worden gehouden, maar ook omdat de groepjes niet gemengd mogen worden. Dus het stoot wel op een aantal moeilijkheden, ook qua organisatie voor de lokale besturen.
Ik weet dat het systeem heel ingewikkeld is, maar het is natuurlijk ook voor de sectoren die het nu moeten gaan doen, moeilijk om daarmee om te gaan. Een kat vindt er haar jongen niet meer in terug, dus enige begeleiding over hoe ze dat correct kunnen interpreteren is hier wel op zijn plaats.
Mag ik u vragen om af te ronden?
U spreekt hier over 30 euro voor de noodopvang. Dat is natuurlijk nobel, maar de kinderopvang krijgt geen 30 euro per dag per kind. Ook daar stelt die zich opnieuw de vraag waarom de noodopvang 30 euro krijgt en de kinderopvang niet. Waarom is er dat verschil in bedrag, minister?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik merk dat er een aantal punten worden aangehaald, die vooral een strijdvlak zijn op het federale niveau. Ik zal me beperken tot wat er op het Vlaamse niveau kan worden gedaan. Het is best veel wat er hier kan worden gerealiseerd. Dat is ook nodig want op dit moment zijn er grote wanhoopsignalen, onder meer op financieel vlak omdat er meer besmettingen zijn dan in de vorige golf, maar geen algemene compensatie. Minister, u weet dat ik daarop heb aangedrongen in de plenaire vergadering. De selectieve regeling werkt niet of onvoldoende. Mensen worden onder druk gezet om toch te blijven werken; terwijl ze heel ver over de grens gaan. Ik heb vanochtend een getuigenis gekregen van iemand die op een gegeven moment tegen haar collega zei om alstublieft de deur dicht te houden. Als ik zoiets hoor van iemand die haar job met liefde en inzet doet, dan word ik ongerust. Het is niet een persoon, maar het zijn er veel.
Ten tweede werkt ook de manier waarop de compensatie is georganiseerd niet. Ik hoor veel getuigenissen van mensen die zeggen dat er kinderen worden afgezet die antibiotica nemen en koorts hebben. Er wordt gezegd dat het de tandjes zijn, maar de mensen geloven het niet meer omdat het aantal zo groot is.
Op die manier kan de kinderopvang niet op een degelijke manier werken. Ik apprecieer uw woorden van waardering. U hebt die boodschap gehoord en u uit die ook keer op keer. Ik apprecieer uw woorden, maar waardering moet er zijn in daden.
U zegt dat de afkoelingsweek er ook een beetje zal zijn voor de kinderopvang. Ik hoop het echt samen met u. Op dit moment hebben de mensen dat idee helemaal niet. Ze worden heel vaak aangemoedigd om toch nog voort te werken, ook al is een heel grote uitval. Dat heeft echt een effect op hun moreel.
Ik vind het heel terecht dat de buitenschoolse opvang wordt aangehaald. Ik zag daarnet in het verslag van de cartografie van de opvang in Brussel dat de buitenschoolse opvang soms ratio’s tot in de honderden heeft. Dat is in Vlaanderen ook het geval. Die mensen werken met een personeelstekort en in arbeidsomstandigheden die soms nog veel erger zijn dan in de kinderopvang.
U zegt dat het uitdagingen zijn die we alleen maar tegenover de toekomst kunnen aanpakken. Dat klopt, tegenover de toekomst maar niet in de toekomst. Als u de uitdagingen tegenover pakweg 2023 goed op een rijtje wil hebben, moet u nu beginnen met langetermijninvesteringen zowel in de organisatie als in de aanpak en met de waardering met daden. Minister, ik gedraag me hier niet als oppositie, maar als parlementslid om het maatschappelijke belang aan te pakken, want zonder investeringen kan de situatie echt niet blijven duren.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat de onthaalouders betreft, merken we dat er daarover al afspraken over de draaiboeken bestaan. Zoals ik ook al in mijn antwoord heb gezegd, is er minder het idee van de bubbels, maar zijn er drie belangrijke principes. Het agentschap Opgroeien doet zijn uiterste best en stuurt te gepasten tijde bij, maar die bijsturingen zijn telkens een vertaling van de beslissingen die worden genomen op onder meer het Overlegcomité.
De compensatie is bedoeld voor verplichte volledige sluitingen van leefgroepen en initiatieven, maar ook voor individuele afwezigheden. Ik begrijp niet zo goed dat men zegt dat niet alle afwezigheden daarmee gedekt zijn, want die afwezigheden worden normaal gecompenseerd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik hoop dan ook dat we die extra lijnen in de vaccinatiecentra kunnen inleggen. Ik sluit me aan bij uw woorden van grote dankbaarheid aan al onze mensen in de vaccinatiecentra, zowel de vrijwilligers als de beroepskrachten. De vraag rijst natuurlijk of zij dat nog kunnen organiseren, kunnen trekken en erbij kunnen nemen. Want we zijn ooit begonnen met het prioritair vaccineren – meestal in grote sporthallen – van een bepaald segment van de bevolking. Ondertussen hebben we de tweede prik voor de volledige bevolking gehad en zijn we bezig aan de derde prik voor de volledige bevolking. Dat komt daar natuurlijk wel nog bij. Maar die dankbaarheid is inderdaad zeker op zijn plaats.
Ik had het evenwel toch goed gevonden, mocht het personeel uit het onderwijs en de kinderopvang het signaal gekregen hebben dat zij na de andere prioritaire groepen de prioriteit kregen, ook in het licht van het nieuwe advies over de verlopen tijd tussen de tweede prik en de booster.
Ik wil daar nog iets aan toevoegen, want ik was nog iets vergeten, voorzitter. Als vaccinatiecentra extra capaciteit hebben, kunnen ze lokaal initiatieven nemen voor mensen uit de kinderopvang, onthaalouders en leerkrachten uit het basisonderwijs. Die extra capaciteit kan er bijvoorbeeld komen door de openingsuren te verruimen, niet alleen door een extra lijn te voorzien. Ik denk dat het daarbij belangrijk is dat bijvoorbeeld de CLB’s hier mee de schouders onder zetten om die extra capaciteit en die extra momenten mee mogelijk te maken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik heb het daarnet al gezegd: er zijn een aantal kinderdagverblijven die nu actief op zoek gaan naar oplossingen om zelf een afkoelingsweek in te lassen en om dus zelf rust te nemen en om in opvang te voorzien voor de eigen kinderen en de kinderen van hun personeel. Ik hoop, samen met u, dat die rust van een week of twee weken hen deugd zal doen en dat zij er nadien met volle moed weer tegenaan kunnen gaan. Ik hoop ook dat u een manier vindt om het aantal besmettingen in die sector te verminderen en om de waardering voor het personeel voldoende te uiten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.