Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het Vlaams regeerakkoord heeft de ambitie om Vlaanderen te laten doorstoten naar de top vijf van innovatieve kennisregio’s in Europa. Dat is al meermaals aan bod gekomen. Volgens het laatste Regional Innovation Scoreboard (RIS) van juni 2021 is Vlaanderen al opgeklommen tot de zevenentwintigste plaats van innovatieve Europese regio’s op een totaal van 240. Dat is zeker niet slecht. Vlaanderen doet het beter dan het EU-gemiddelde, maar zit dus nog altijd niet in de topregio’s waarmee het zich wil meten. Om het in voetbaltermen uit te drukken: we zitten momenteel in de Europa League, terwijl we eigenlijk naar de Champions League zouden moeten gaan, en daar dan het liefst beter presteren dan Club Brugge onder andere heeft gedaan in de afgelopen weken.
In een eerder advies schoof de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) een uitgebreide analyse naar voren met zeven zwakke punten die de komende tien jaar absolute prioriteit moeten krijgen, zoals de tekorten in Science, Technology, Engineering, Mathematics (STEM), levenslang leren en ambitieus ondernemen. Dat zijn allemaal dingen die we hier al meermaals aan bod hebben zien komen. Het wegwerken van deze zwakke schakels en het behouden van de sterktes is volgens VARIO noodzakelijk om aansluiting te vinden met de topregio’s.
Om dit alles te monitoren, werd een reeks van een vijftigtal strategische indicatoren samengesteld, waaruit de twintig allerbelangrijkste indicatoren werden gekozen om de evolutie van het Vlaams wetenschap- en innovatielandschap systematisch op te volgen. De nulmeting werd in november gepubliceerd en bevestigt de gekende zaken. Vlaanderen scoort goed inzake de financiering van onderzoek en ontwikkeling (O&O), vooral de private tak, inzake kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek en kenniscreatie. Vlaanderen scoort dan weer slecht op het vlak van levenslang leren en STEM en er is de achteruitgang van de PISA-scores (Programme for International Student Assessment), die u zeker met uw verleden als minister van Onderwijs nauw aan het hart liggen.
Een aantal maatregelen werd al genomen, zoals het nieuwe kader voor het aantrekken van buitenlandse beloftevolle ondernemers – onlangs nog goedgekeurd in de plenaire zitting – en de aangekondigde hervormingen van de VLAIO-bedrijfssteun (Agentschap Innoveren en Ondernemen).
Hoe kijkt u naar de resultaten van de gepresenteerde nulmeting? Welke beleidsconclusies leidt u hieruit af?
In juli 2020 schoof VARIO zeven grote werkpunten naar voren voor het Vlaamse beleid. Hoever staat u met de voortgang in het aanpakken van deze werkpunten? Welke hervormingen ziet u als antwoord op deze uitdagingen?
Dit vergt een regeringsbrede aanpak. Hoe verloopt dit concreet?
Inzake de monitoring van het wetenschaps- en innovatiebeleid merkt VARIO op dat monitoring op vandaag niet voor alle beleidsaspecten mogelijk is wegens een gebrek aan dataverzameling en capaciteit. Gelet op de belangrijke budgetten en de grote uitdaging inzake dalende productiviteit, is een goede monitoring essentieel voor een onderbouwd beleid. Zijn er bijkomende investeringen of bijkomende aandacht nodig voor monitoring en data-analyse in het brede Vlaamse beleid?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, u hebt op een paar zere tenen getrapt met uw vraag. Ik krijg hier het bericht van mijn kabinet dat Club Brugge vier punten heeft gehaald in de groep des doods, en dat is meer dan verhoopt. Ik citeer enkel, maar de tenen zijn iets langer dan gewoonlijk.
Samen met de minister-president hebben we aan VARIO gevraagd deze indicatorenset te ontwikkelen en een nulmeting uit te voeren. Dat is wat effectief is gebeurd. De aanleiding is dat we met het Regional Innovation Scoreboard wel periodiek een rangorde kennen voor Vlaanderen tussen de andere regio’s, maar dat de data voor de indicatoren en mogelijke verklarende factoren vaak niet uit die rapporten kunnen worden afgeleid. Via de bijkomende inzichten met deze indicatoren willen we beter beleidsmatig kunnen sturen om de positie van Vlaanderen in de rangschikking als innovatieleider verder te verbeteren.
Hoe kijk ik naar de resultaten van de nulmeting? De analyse en het trekken van beleidsconclusies is nog niet helemaal afgerond, maar we kunnen al enkele vaststellingen maken. Vooreerst doet Vlaanderen het voor een aantal indicatoren uitstekend. Voor het aandeel innovatieve bedrijven staan we op de eerste plaats. Dat zult u heel goed vinden, mijnheer Vande Reyde. We hebben O&O als percentage van het bruto binnenlands product, de zogenaamde 3 procentnorm, gehaald. We hebben ook een zeer hoog aandeel O&O-personeel binnen de totale beroepsbevolking. Dat is ook een goede zaak. Het aandeel van de O&O-uitgaven door het hoger onderwijs dat privaat wordt gefinancierd, is ook goed. We staan in de top tien van meest geciteerde artikelen, wat belangrijk is als indicator voor kwaliteit en impact van wetenschappelijk onderzoek.
We hebben ook een aantal aandachtspunten. Voor levenslang leren en STEM-diploma’s scoort Vlaanderen niet goed en is er geen verbetering doorheen de tijd. Voor de PISA-score scoort Vlaanderen nog altijd gemiddeld. Het is wel zorgwekkend dat Vlaanderen tot de groep van sterkste dalers behoort. Wat octrooien en patenten betreft, zal ik aan VARIO vragen deze problematiek uit te diepen en in een specifiek advies de nodige aanbevelingen te formuleren om de positie van Vlaanderen te verbeteren.
De werkpunten van VARIO zijn een brede leidraad en reflectiekader voor het beleid. Ik geef graag enkele concrete punten mee. Wat STEM betreft, verwijs ik naar de discussie van vorige week en naar de STEM-agenda, die ik met minister Weyts heb ontwikkeld. Voor het aantrekken van buitenlands STEM-talent werk ik aan een vernieuwing van het economisch migratiebeleid. Dat zal ook in deze commissie worden besproken.
Ambitieus ondernemen is absoluut een speerpunt. We kunnen trots zijn op internationale groeibedrijven zoals Collibra, met gedreven ondernemers zoals Felix Van de Maele en vele van zijn collega’s. We gaan verder op die weg en zetten hiervoor in op meer spin-offs via onze strategische onderzoekscentra (SOC’s) en we zorgen voor financiering via fondsen, zoals imec.xpand. Incubatoren en acceleratoren zijn succesformules om de start en groei van ambitieuze en beloftevolle bedrijven goed te omkaderen.
Wat betreft de vraag van VARIO naar een meer geïntegreerd innovatiebeleid leg ik samen met de collega’s de nadruk op het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Deze houden inderdaad niet op aan de grenzen van de bevoegdheid van één minister. Oplossingen liggen vaak op kruispunten.
We stimuleren ook de samenwerking tussen de beleidsdomeinen waarvoor ik bevoegd ben. Bio-economie bijvoorbeeld is een snijpunt tussen Werk en Innovatie. We hebben een proeftuin voor Vlaamse technologieën die ertoe kunnen bijdragen het werk draaglijker te maken en mensen langer aan het werk te houden. Dat is een ander interessant snijpunt binnen mijn bevoegdheden. We zitten bijna aan het nieuwe convenant met imec, waar ook de transversale werking van imec rond digitale technologieën voor maatschappelijke transities georganiseerd wordt.
Er is ook een link met Onderwijs zoals i-Learn en SmartEducation, met Mobiliteit bijvoorbeeld op het vlak van slimme verkeerslichten, met overheidsdata en privacy, zoals de datakluis Solid.
Ten aanzien van een efficiënt en doeltreffend innovatiebeleid hebben we met de hele Vlaamse Regering ingezet op een doorlichting van de budgetten. U stond daar heel hard achter, mijnheer Vande Reyde.
Ik heb in de BBT uitgebreid toegelicht dat ik de doeltreffendheid van de bedrijfssubsidies wil versterken door deze veel meer maatschappelijk gedreven te maken.
Wat uw derde vraag betreft, wil ik aangeven dat VARIO voor het invullen van de VARIO-kernindicatoren een beroep heeft gedaan op de vele beschikbare data van verschillende instanties en databronnen die al bestaan, onder meer via ons Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM).
Van specifieke hiaten in het monitoringsysteem moet verder werk gemaakt worden zodat deze verdwijnen.
Voor andere indicatoren hebben we wel Vlaamse informatie maar die kunnen we niet internationaal benchmarken. Daarom is het belangrijk dat we actief blijven deelnemen aan de discussie op internationaal niveau om onze noden duidelijk te maken.
Maar ik heb in deze regeerperiode ook al additionele stappen gezet. De integratie sinds begin dit jaar van het Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie (STORE) in ECOOM bijvoorbeeld zal een positieve bijdrage leveren aan de Vlaamse monitoringscapaciteit. Daarnaast zal ik er ook voor zorgen dat er binnen ECOOM nog extra capaciteit en middelen kunnen worden ingezet, dit in het bijzonder voor de analyse van Vlaamse strategische waardenketens maar ook voor de monitoring van de verspreiding van de digitale technologieën, bijvoorbeeld technologieën in het kader van de beleidsagenda’s, artificiële intelligentie en cybersecurity.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan uw kabinet geruststellen want naast supporter voor mijn eigen regioploeg OHL ben ik al van jongs af grote supporter van Club Brugge. Ik stond als achtjarig jongetje zelfs in het toenmalige Olympiastadion om de wedstrijden bij te wonen. Om de metafoor compleet te maken, uiteraard heeft Club Brugge op sommige vlakken goed gescoord maar gezien de aanzienlijke investeringen die zijn gemaakt en de ambities de zijn vooropgesteld om aansluiting te vinden met de Europese subtop, is het totale resultaat, gezien de laatste wedstrijden, allesbehalve bevredigend. En daar kan ik een beetje de link maken met het Vlaams wetenschaps- en innovatiebeleid. Er zijn serieuze budgetten, er zijn zeker stappen voorwaarts gezet, we zetten daar stappen in de goede richting maar we moeten erkennen dat we onze ambitie om absoluut aansluiting te vinden met de top, nog niet hebben waargemaakt. In die zin is de metafoor niet schofferend, al begrijp ik dat het supportershart altijd snel verontwaardigd is.
Ik ben wel zeer tevreden met uw antwoord. Ik denk dat u op elk van mijn vragen uitvoerig en adequaat hebt geantwoord. Dit is zeker de weg die we moeten gaan.
Wat die monitoring betreft, begrijp ik dat het niet altijd eenvoudig is om dat internationaal te kunnen vergelijken maar ik ben zeer blij dat u daar ook aandacht voor hebt en dat we weten waar we staan, ook al is dat op sommige vlakken niet evident. Ik zal dit verder opvolgen bij de verdere monitoring van onder meer VARIO en zal daar in de nabije toekomst zeker nog op terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.