Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Brouns heeft het woord.
Deze vraag is ingegeven vanuit de lokale realiteit en praktijk, ook wel een beetje out of the box, maar dat leer je als je permanent op zoek bent naar het optimaal benutten van elke vervoerskans die zich voordoet op lokaal niveau.
Het is inderdaad ingegeven vanuit een lokale ervaring. We hebben een heel mooie en vrij grote stelplaats in onze gemeente, waar dagelijks tal van bussen vertrekken en aankomen en waar ik al tien jaar ondertussen op word aangesproken als burgemeester van: ‘Waarom mogen wij daar niet opstappen, waarom mogen wij daar niet aankomen?’. Het klinkt een heel eenvoudige vraag, waar ik tot op heden nooit echt een antwoord op gekregen heb. Maar vrij recent, moet ik ook wel zeggen, heb ik daar met de mensen van De Lijn in Limburg, in Hasselt, vrij open over kunnen spreken, een beetje out of the box zoals gezegd, over hoe we daar nu naar kunnen kijken. Heel wat bussen vertrekken daar dagelijks en hun dienst start elders, enkele kilometers, vaak 5 tot 10 kilometer verder. Daar vangt de dienst pas aan. Het kan natuurlijk een kans zijn om die ledige kilometers te benutten.
Ik verwijs ook even naar de hoorzitting die jullie in april hadden, waar onder andere gesproken werd over de infrastructuur van de stelplaatsen, dat die in de toekomst vernieuwd moeten worden in het kader van de verdere elektrificatie van het openbaar vervoer, het voorzien van laadpalen en dergelijke. Misschien is het dan een uitgelezen kans om bij heel die vernieuwingsoperatie van alle stelplaatsen dit deel mee te bekijken. Daar heb ik dus een aantal vragen over, minister.
Wat is uw visie op het benutten van de ledige reistijd van een stelplaats naar een eerste halte waar de effectieve diensttijd en route beginnen? Bent u bereid om dat te onderzoeken in functie van de rendabiliteit en het optimaal benutten van elke minuut en elke plaats in de bus? Want daar is het uiteindelijk om te doen: om nog meer mensen op die bus te krijgen vanaf het moment dat de chauffeur de bus start. Wilt u dat eventueel ook meenemen bij de toekomstige bijkomende infrastructurele werken die voorzien zijn aan de stelplaatsen in Vlaanderen?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag. We moeten inderdaad af en toe out of the box denken om vooruitgang te creëren of om verbetervoorstellen te lanceren.
De Lijn beschikt over een 65-tal stelplaatsen. Daarnaast hebben we natuurlijk ook nog stelplaatsen van de pachters. Die stelplaatsen situeren zich vaak op een welbepaalde locatie, om een welbepaalde reden. Soms liggen ze in woongebied, maar soms liggen ze ook buiten woongebied, bijvoorbeeld eerder op een industrieterrein of dergelijke. Daarom is het niet altijd interessant om ook ter hoogte van de stelplaatsen zelf een halte te hebben, maar meestal dan iets verder of op een andere locatie.
De Lijn geeft wel aan dat ze de vraag zeker niet vreemd vinden en dat voor bepaalde stelplaatsen zeker onderzocht kan worden of ook niet in de onmiddellijke nabijheid van de stelplaats een opstapplaats of een halte voorzien kan worden. Dat is dan wel niet binnen de omheining. We hebben hier vorige week de discussie gehad over de inbraak of het vandalisme bij de stelplaats van De Lijn. Het zal dan wel juist niet binnen de contouren zijn van de stelplaats, maar in de onmiddellijke nabijheid, omdat de bussen daar inderdaad toch vertrekken. De Lijn geeft dus aan dat ze dat zeker willen meenemen bij het verdere onderzoek, mochten er mogelijkheden zijn.
Ik neem aan dat u ook geïnspireerd bent door uw eigen specifieke locatie. Suggesties zijn dus uiteraard altijd welkom. We zullen dat desgevallend dan ook overmaken aan De Lijn, die kan oordelen of het al dan niet gewenst is ter hoogte van de stelplaats een halte te voorzien.
De heer Brouns heeft het woord.
Dat klopt, minister. Ik ben inderdaad geïnspireerd door de situatie die ik lokaal het beste ken. We weten allebei dat er zo tientallen plaatsen zijn in Vlaanderen, al dan niet gelegen in woongebied. Ik vind dat minder relevant, in die zin dat het geen beletsel mag zijn om samen met de stad of samen met de gemeente te bekijken of dat niet mogelijk is om daar de nodige faciliteiten te voorzien om daar op te stappen.
Heel concreet: als het gelegen is in een kmo-zone, wat hier bijvoorbeeld het geval is, moet je natuurlijk nagaan of er voor diegenen die met de wagen tot daar komen om de reis daar aan te vatten, voldoende parkeerplaatsen zijn en dergelijke meer. Dat begrijp ik heel goed. We zitten vandaag in een context dat we de gezamenlijke ambitie hebben om elke bus van bij de start zo optimaal mogelijk te benutten. Elke plaats moet optimaal benut worden. Dat is echt het pleidooi. We moeten daarvoor alle heilige huisjes of regels aan de kant durven te schuiven. Ik heb recent in het parlement nog gedebatteerd over regelluwe kaders. U bent op dat vlak voor mobiliteit een voorloper en u neemt het voortouw. Dat is zeer goed en dat willen we maximaal steunen. Ook in deze kwestie moeten we out of the box durven te kijken. Als De Lijn de bereidheid heeft om dat stelplaats per stelplaats te bekijken en te onderzoeken en heel concreet met een voorstel te komen naar u, naar ons, naar het parlement om aan te geven waar het kan – in samenwerking met een stad of gemeente – om dat praktisch mogelijk te maken, dan ben ik alvast een tevreden parlementslid.
De heer Keulen heeft het woord.
Het is eigenlijk, minister, een variant op subsidiariteit en functionaliteit. Het is ook een vraag die elke legislatuur terugkomt. Er wordt heel vaak verwezen naar de stelplaats in Kinrooi, waar blijkbaar de bus een aantal kilometers rijdt voor hij aan zijn eigenlijke traject begint. En dat begrijpen mensen niet, want die wonen dan op dat traject en moeten kilometers met de fiets of te voet door weer en wind om aan een bushalte of bushokje te komen. Het gaat eigenlijk ook over creatief functioneel invullen van die zogenaamde last mile.
Ik vind het goed – en dat is een heel grote verdienste die u hebt, minister – dat u bij De Lijn de reflex van goede samenwerking met het lokale bestuur als principe ingang hebt doen vinden. Het zou goed zijn mocht het order gegeven worden om met de verschillende lokale besturen te bekijken hoe dat eventueel kan gefunctionaliseerd worden. Ik denk dat u als minister dat principe moet vooropstellen. Dan weet De Lijn dat en zal men lokaal gaan kijken. Ik begrijp ook dat dat niet overal nodig is. Ik woon zelf langs een stelplaats van De Lijn. Er zijn daar opstapplaatsen – en dat heeft niets met mijn persoon te maken, die zijn daar altijd geweest. Maar bijvoorbeeld voor Kinrooi – dat komt altijd terug – is dat niet. En zo zijn er waarschijnlijk nog wel vijftig varianten in Vlaanderen. Het zijn soms die kleine dingen die aantonen dat we echt met de mensen bezig zijn en waar je dan x aantal mensen mee tevredenstelt zonder dat dat extra moet kosten, want de bus rijdt die as toch voor hij aan zijn eigenlijke traject begint. Subsidiariteit dus, ook op het vlak van die last mile in het openbaar vervoer.
De heer Verheyden heeft het woord.
Dit is inderdaad een interessante denkpiste van collega Brouns. Minister, u hebt zojuist gezegd dat eventuele suggesties welkom zijn. Wel, we hebben een suggestie.
Binnenkort komt er een nieuwe stelplaats Antwerp Airport van De Lijn. Daar zou u misschien eventueel een proefproject kunnen lanceren. Die stelplaats zal heel centraal gelegen zijn: vlak aan de luchthaven, woongebied, men plant er een kmo-zone. We hadden het hier vorige week over het themapark dat eventueel naast de luchthaven komt. Het is misschien interessant om een proefproject rond die stelplaats te organiseren. De bevindingen kunnen dan eventueel gebruikt worden voor andere stelplaatsen van De Lijn. Het is maar een suggestie.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de suggestie, mijnheer Verheyden, maar ik denk dat de heer Brouns die suggestie niet zo graag hoort. Ik denk dat hij eerder zou willen horen dat we een pilootproject maken van Leuerbroek in Kinrooi om daar op het industrieterrein te zorgen dat er heel snel een halte kan komen.
Ik wil zeker doorgeven aan De Lijn om te bekijken of daar inderdaad werk van kan worden gemaakt, want het is inderdaad iets dat heel simpel en eenvoudig klinkt. Waarom het niet kan, is een beetje vreemd. Ik zal het alleszins doorgeven aan De Lijn om te bekijken in welke mate dat mogelijk is, zodat mensen daar hun auto kunnen stallen en onmiddellijk het openbaar vervoer kunnen nemen, of de fiets of dergelijke. Het is een goede suggestie en ik neem die zeker mee, maar Kinrooi zal misschien iets eerder kunnen dan Antwerpen.
De heer Brouns heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, collega Brouns kan perfect leven met twee proefprojecten, één in het mooie Antwerpen en een ander in het mooie Kinrooi. Geen enkel probleem.
Ik denk dat we af moeten van het beeld dat de auto achter de bus aanrijdt om dan ergens vijf kilometer verder een plekje te zoeken om dan op de bus te stappen, terwijl men eigenlijk met de fiets naar de stelplaats kan gaan en daar de bus kan nemen. Dat is het beeld dat we hier vandaag zien. Dat is geen fenomeen dat zich enkel voordoet in mijn gemeente, maar ook elders.
Maar ik noteer en ik ben tevreden dat we het ernstig willen onderzoeken om alle mogelijkheden te benutten en te bekijken, zodat we vanaf het moment dat de chauffeur de bus start de bus kunnen beladen met reizigers, om op die manier zo veel mogelijk automobilisten van de weg te hebben en zo veel mogelijk passagiers op de bus.
De vraag om uitleg is afgehandeld.