Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, ik heb inderdaad een interpellatie over dit thema, want de grote onderlinge verschillen in tarieven die de distributienetbeheerders aanrekenen, haalden onlangs, door de hoge energiefacturen momenteel, opnieuw de actualiteit. Exact een jaar geleden was dat ook zo, want toen kwam Test Aankoop met een uitgebreide studie die aantoonde dat het verschil tussen wat twee Vlaamse gezinnen met een ongeveer gelijkaardig verbruik betalen op hun energiefactuur, kan oplopen tot maar liefst 220 euro, louter en alleen omdat ze in een andere regio wonen waar een andere energie-intercommunale het net beheert. Ook blijkt dat de distributienetbeheerders, in hun functie van sociale leverancier, middenklassengezinnen die het moeilijk hebben om die rekeningen te betalen, maar net niet onder het sociale tarief vallen, de vermoedelijk hoogste energiefacturen van Europa bezorgen, facturen die overigens ook vaak tientallen procenten duurder uitvallen dan de facturen van een gezin met een gelijkaardig verbruik dat in Brussel of ten zuiden van de taalgrens, in Wallonië, woont.
Het huidige distributienetlandschap is niet alleen compleet achterhaald, maar ook gewoon onrechtvaardig. ‘Niet meer uit te leggen’, bevestigde ook de expert energie van VRT NWS, Luc Pauwels, onlangs op de radio. De structuren dateren inderdaad uit een volledig ander tijdperk en zijn niet meer afgestemd op de realiteit en de uitdagingen van vandaag. Een tiental energie-intercommunales is momenteel verantwoordelijk voor het beheer van het distributienet. Die intercommunales vloeien voort uit de historische samenwerking tussen verschillende gemeenten voor de distributie van elektriciteit en gas en het beheer van de netten. Nochtans maakt de huidige bevoegdheidsverdeling in dit land heel duidelijk dat energiedistributie een absolute bevoegdheid is van het Vlaamse Gewest.
Toen in de vorige legislatuur, in 2018, Eandis en Infrax samensmolten tot Fluvius, werd door uw voormalige collega-minister, minister Tommelein, beloofd dat dit zou leiden tot een lagere energiefactuur. In de realiteit werd er eigenlijk niet meer dan een nieuwe façade rond de bestaande intercommunales gebouwd. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de creatie van Fluvius in 2018 niet de beloofde efficiëntiewinsten met zich heeft meegebracht, vandaar deze interpellatie, minister. Het wordt tijd dat u uw verantwoordelijkheid opneemt en de bevoegdheid die u toekomt voor het beheer van het distributienet, volledig uit handen van de lokale besturen neemt.
In het regeerakkoord lezen we immers: “De Vlaamse distributienetwerken moeten efficiënt beheerd worden zodat ze betaalbaar de toekomst voorbereiden. We maken werk van een vereenvoudiging van het landschap van distributienetbeheerders voor elektriciteit en gas door herschikking bij de distributienetbeheerders aan te moedigen.”
Vorig jaar verklaarde u in een antwoord op mijn schriftelijke vraag dat u het initiatief zou nemen om “een kerntakendebat te voeren en netbeheerders zich te laten focussen op hun kerntaken. In de marge daarvan kan ook de discussie over een vereenvoudiging van het landschap van distributienetbeheerders aan bod komen.” Ook in de plenaire vergaderingen hebt u al meermaals gezegd dat u een warme oproep tot fusies binnen de intercommunales zult lanceren. Sinds het aantreden van deze Vlaamse Regering, twee jaar geleden, werd er echter geen enkele fusie meer aangekondigd, laat staan gerealiseerd. Het ziet er dus allesbehalve naar uit dat de regering werk zal kunnen maken van die beloofde vereenvoudiging van het landschap van distributienetbeheerders. Warme oproepen zullen blijkbaar niet volstaan.
Aangezien de distributie van energie in principe een gewestelijke bevoegdheid is, is het zeer jammer dat in tijden waarin de energiefactuur de pan uit swingt, de Vlaamse Regering weigert om kordaat in te grijpen in dat distributienetlandschap. Het regeerakkoord stelt nochtans: “De Vlaamse Regering zal, in samenspraak met het federale niveau, vanuit die optiek waken over de betaalbaarheid van de energiefactuur voor gezinnen en de onderdelen van de energiefactuur kritisch vergelijken met omliggende landen.” Misschien is er momenteel niet zoveel samenspraak met het federale niveau, minister. Daar kan ik u ook niet volledig ongelijk in geven. Maar we lezen in het regeerakkoord ook: “Daarom zorgen we dat de meerkosten op de elektriciteitsfactuur zeker niet verder toenemen als gevolg van Vlaams beleid.” En daar knelt het schoentje voor mij een beetje, want de meerkost die veel gezinnen ondervinden op hun factuur, heeft deels te maken met de huidige structuur. Het niet-ingrijpen van de Vlaamse Regering kan juist gezien worden als het oogluikend toelaten van een stijging van de meerkosten.
Minister, vandaar ook mijn vragen. Hoe rijmt u het huidige distributienetlandschap en de situatie die daar dus uit voortvloeit met de bevoegdheidsverdeling waarbij het Vlaamse Gewest, en niet de lokale besturen, in principe bevoegd is voor de distributie van energie? Waarom hebt u nog geen werk gemaakt van een vereenvoudiging van het landschap van netbeheerders, zoals het regeerakkoord wél zegt? Hoe zult u ervoor zorgen dat er in deze legislatuur, conform uw regeerakkoord, toch een vereenvoudiging komt? Hoe ziet u die vereenvoudiging concreet, en hoe zult u die verwezenlijken indien ‘warme oproepen’ dus niet blijken te volstaan? Zult u, gezien de torenhoge energiefactuur, van de vereenvoudiging een prioriteit maken? Bent u bereid om het beheer van het distributienetlandschap volledig uit handen van de lokale besturen te nemen, de energie-intercommunales af te schaffen en een eengemaakt Vlaams nutsbedrijf op te richten met de Vlaamse Regering als meerderheidsaandeelhouder, om op die manier tot een radicale vereenvoudiging van het landschap te komen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Claes, dank u wel. Uw eerste vraag was wie voor wat bevoegd is. U weet dat de aandeelhoudersstructuur van de distributienetbeheerders losstaat van de bevoegdheid met betrekking tot de distributie van energie. De bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt dat de gewesten bevoegd zijn voor de distributie van energie, zoals dat ook het geval is.
Ik heb al eerder geantwoord, in de plenaire vergadering, in deze commissie en ook op heel wat schriftelijke vragen, dat de discussie over een vereenvoudiging van het landschap van distributienetbeheerders aan bod kan komen. Een jaar geleden kreeg ik ook eenzelfde vraag in de plenaire vergadering. Ik heb toen het volgende geantwoord. Ik had het over de lokale besturen. “Ze zullen in mij een bondgenoot vinden om verder efficiëntiewinsten en de organisatieaanpak te bekijken. Lokale besturen hebben daartoe de sleutel in handen. Zij zitten in de intercommunales. Ze kunnen beslissen om daar verdere stappen in te zetten. Wij zullen hen daar natuurlijk in (...) steunen.”
Ten slotte wil ik erop wijzen dat de vereenvoudiging die beschreven is in het regeerakkoord, een organisatorische en geografische vereenvoudiging beoogt. Dat betekent dus niet dat de verschillen tussen de tarieven van de netbeheerder zullen verdwijnen.
U weet dat wij bezig zijn met een kerntakendebat. Ik hoop dat we die oefening begin volgend jaar kunnen afronden. Dat is geen simpele oefening. Dat lijkt me een grote prioriteit. We zijn daar al twee jaar mee bezig, maar dat is niet zo simpel. Was het allemaal maar heel simpel. Helaas is dat niet zo. We zijn ook met water bezig. Wat dat betreft, zijn we er wel in geslaagd om tot een fusie tussen water-link en de Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen (Pidpa) te komen. Er is ook al een eerste overeenkomst in die zin getekend.
Het zijn inderdaad de lokale besturen die als aandeelhouder de sleutels in handen hebben om tot een verdere uniformisering te komen, ook in andere nutssectoren. Ik zie evoluties, zoals de fusie van de twee werkmaatschappijen Eandis en Infrax tot Fluvius. Dat zijn goede stappen, ook voor de factuur. Ik ben steeds bereid om het gesprek over efficiëntiewinsten en de organisatieaanpak aan te gaan om te bekijken op welke manier ik daarin kan ondersteunen. Ook suggesties vanuit het parlement zijn natuurlijk welkom, want veel collega’s hier zitten ook in bestuursorganen van die netbeheerders.
Wat betreft de vierde vraag, over de vereenvoudiging: dit is een zaak van de aandeelhouders, de lokale overheden. In het kader van de lopende structuurwijzigingen, te weten eenzelfde distributienetbeheerder voor elektriciteit en gas per gemeente en voor een aaneensluitend geografisch afgebakend gebied, zal er sowieso een reorganisatie nodig zijn. Het zijn bovendien de netbeheerders zelf die een tariefvoorstel doen aan de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). De VREG legt immers enkel een maximaal toegelaten inkomen op. Het staat de netbeheerders natuurlijk vrij om een lager tarief voor hun netgebruikers in te dienen bij de VREG, en als ik in hun plaats was, dan zou ik dat ook zo snel mogelijk hebben gedaan. Dat is dus een warme oproep aan eenieder die daar zit om daar het nodige te doen, want je zit ter zake inderdaad met grote verschillen, zeker als je naar West-Vlaanderen kijkt. Dat is toch wel een heel groot verschil met de andere regio’s, en ik vind dat ook niet meer te verantwoorden.
In verband met de vijfde vraag: ik zie het niet als de rol van de Vlaamse Regering om als meerderheidsaandeelhouder te participeren in een eengemaakt Vlaams nutsbedrijf. Via het Energiedecreet en het Energiebesluit kunnen we de werking van de distributienetbeheerders reguleren voor wat betreft de Vlaamse bevoegdheden.
De heer Claes heeft het woord.
Ik ben door uw antwoorden toch teleurgesteld, minister. U zegt enerzijds dat het goed is dat er al een fusie is gebeurd van Eandis naar Fluvius, maar dat is het werk van een vorige minister. U zei dat u ook zelf werk zou maken van fusies, maar er is nog geen enkele doorgevoerd en ook nog geen enkele aangekondigd. Dat is bijzonder jammer. En wat de rest van uw antwoord betreft vraag ik me af wat die passage eigenlijk in het regeerakkoord staat te doen als u er toch niets gaat mee doen.
In de rest van uw antwoord zegt u dat de sleutel in handen is van de lokale besturen. Dat is voor een deel waar. Want de lokale besturen zijn ook voor een groot deel in handen van uw partij en de andere partijen uit de Vlaamse Regering. Twee op drie burgemeesters van onze driehonderd Vlaamse gemeenten is een burgemeester die lid is van een van de drie partijen uit de Vlaamse Regering: de N-VA, CD&V, Open Vld. De sleutel ligt dus meer dan ooit in handen van de Vlaamse Regering. Als jullie effectief willen voortmaken met die vereenvoudiging en werken aan een fusie tot een eengemaakt Vlaams nutsbedrijf, dan ligt de sleutel in handen van deze Vlaamse Regering. Ik snap echt niet, minister, dat u passief blijft en niet ingrijpt want een fusie van deze intercommunales zal alleen maar efficiëntiewinsten en dus een minder hoge energiefactuur voor alle Vlamingen teweegbrengen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik zou graag even wat dieper ingaan op de governance en op het statuut van de gebruiker. Sorry, ik zal hierover misschien uitvoerig zijn maar ik vind dat er een aantal zaken op een hoop gesmeten worden. Dat moet uitgeklaard worden, zeker naar aanleiding van de uitzending of het artikel op de VRT-nieuwssite.
We hebben het in België in de drie gewesten over beschermde en niet-beschermde klanten. Beschermde klanten kunnen, als ze hun factuur niet betalen, eventueel gedropt worden. Beschermde klanten _ of het nu in Brussel, Wallonië of in Vlaanderen is, gedropt of niet gedropt – hebben een sociaal tarief dat overal even duur of even goedkoop is. Dat tarief wordt vastgelegd door de regulator. Dat is één aspect.
Dan hebben we de niet-beschermde klanten. Daarin heb je ook weer de niet-gedropte – dat is, laat ons zeggen, het merendeel van de mensen – en de gedropte, die de om een of andere reden hun factuur niet willen of niet kunnen betalen. Dan is er een systeem, zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië, waarbij er eventueel kan geopteerd worden voor schuldbemiddeling bij het OCMW. Wat doen Brussel en Wallonië? Zij zeggen: als er een schuldbemiddeling is bij het OCMW dan zijn we bereid om aan die groep van mensen het sociaal tarief te geven, ook al is het niet vastgelegd op het federaal niveau. Het verschil tussen het klassieke tarief via de leverancier en het sociale tarief wordt in Wallonië bijgepast door het gewest en in Brussel door Sibelgas. De elektriciteitsfactuur is er dus gesolidariseerd. In Vlaanderen is het zo dat, als men in schuldbemiddeling zit en dus bij het OCMW, er bij u een budgetmeter voor gas en elektriciteit wordt geïnstalleerd. Wat is het verschil tussen beide? Wij hebben er in Vlaanderen voor geopteerd dat als iemand in schuldbemiddeling zit omdat die persoon gedropt is als een niet-beschermde klant, wij ervoor opteren dat die klant zo weinig mogelijk verbruikt. In Wallonië en Brussel acht men verbruik niet belangrijk maar gaat men helpen bij de eenheidsprijs. Persoonlijk ben ik meer voorstander van het Vlaamse systeem dan van het Brusselse of Waalse systeem.
Stel: ik ben een niet-beschermde klant. Ik word gedropt, maar ik zit niet in schuldbemiddeling. Dan is er hier in Vlaanderen een systeem van een noodleverancier. Het tarief dat die noodleverancier moet aanrekenen is vastgelegd volgens de federale regulator en niet volgens de Vlaamse regulator. Maar in Brussel en Wallonië is er geen systeem van een noodleverancier. Daar is het zo dat als u de rekening niet betaalt, de leverancier naar de rechtbank moet stappen om zo zijn middelen terug proberen te krijgen. De situatie is met andere woorden veel slechter in Brussel en Wallonië dan hier in Vlaanderen voor niet-beschermde, gedropte klanten die niet in schuldbemiddeling zijn bij het OCMW.
En dan komen we automatisch bij de discussie over hoe het komt dat ik in Veurne zoveel meer moet betalen dan in Diksmuide. Collega Claes, ik wil u het onderscheid toch wel duidelijk maken tussen de distributienetbeheerders (DNB's). Dat zijn assetvennootschappen en die worden vergoed op basis van een kapitaalsvergoeding. De hoogte van de kapitaalsvergoeding is afhankelijk van de investeringen in het verleden, en in functie van de hoeveelheid geplaatste zonnepanelen. In bepaalde regio’s was men daar heel kwistig mee, in andere regio’s was men zuinig. Bij de liberalisatie van de energiemarkt heeft men bepaald dat iedere regio eerst zijn eigen schuld op een bepaalde termijn moet afschrijven. Dat heette een bepaalde kapitaalsvergoeding.
Niets belet dat het oude Gaselwest zou beslissen om de dividendenstroom naar de eigen gemeentes te verminderen. Die gemeentes kunnen die beslissing nemen. Vlaanderen kan daar niets aan doen. Zij kunnen perfect beslissen om morgen de dividendenstroom naar de gemeentes te halveren. Dat er verschillen zijn tussen het vroegere West-Vlaamse Gaselwest en Antwerpen en andere regio’s heeft puur te maken met het Regulatory Asset Base-model (RAB), waarbij men werkt met een bepaalde kapitaalsverhoging.
Dan maakt u nog een bijkomende fout. De fusie tussen Eandis en Infrax, nu Fluvius, is een werkmaatschappij. Dat is geen assetvennootschap. Daar zijn er inderdaad besparingen gerealiseerd. Daar heeft inderdaad de Vlaamse regulator gezegd dat de besparing minstens 150 miljoen euro moest zijn. Die besparing van 150 miljoen euro gaan we vanaf volgend jaar zien in het tarief met een daling van ongeveer 50 à 80 euro bij een gemiddeld gezin met gemiddeld verbruik. Dat heeft te maken met de werking van Fluvius, met het pakket waar de regulator vat op heeft.
U stelt in uw laatste vraag: haal het maar weg bij de gemeentes en voeg het toe aan Vlaanderen. Maar, één, dan moet Vlaanderen de gemeentes uitkopen voor 1 komma en zoveel miljard euro. Er zitten in de begroting nog net genoeg middelen om dat te realiseren. Maar, twee, dan stapt men af van het dichtheidsprincipe. De gemeentes zijn perfect in staat om na te gaan waar geïnvesteerd moet worden, waar de voetpaden moeten worden opengelegd, wegen aangepast moeten worden en dergelijke, en ze kunnen dit binnen hun DNB, de assetvennootschap, aansturen. Als we dat aan de gemeentes onttrekken, gaan we de afstand tot de bevolking vergroten en dat is zeker geen goede stap.
De heer Aerts heeft het woord.
De verschillende tarieven deden ook bij ons de wenkbrauwen fronsen. Het is natuurlijk een bekend gegeven maar als het zo nog eens in kaart wordt gebracht, hebben we daar opnieuw vragen bij. Zeker als ook blijkt uit de analyse van de VREG dat het geografische eigenlijk geen rol meer speelt. Het is puur het beleid van de verschillende DNB’s. Wij zijn absoluut voorstander van naar een meer eengemaakte prijs te gaan.
Betreffende het ontradingstarief heb ik nog vragen. Theoretisch gezien klinkt het logisch: mensen die hun factuur niet betalen, moeten zo snel mogelijk opnieuw naar de vrije markt, ze moeten zo snel mogelijk worden aangezet om niet langer gedropte klant te zijn. In theorie klinkt dat aannemelijk maar in de praktijk werkt dat niet zo. U sprak over de ‘working poor’, minister, ook veel mensen die in het ontradingstarief terechtkomen, behoren tot die ‘working poor’. En wat doen we vandaag? We rekenen hen een ontradingstarief aan dat 12 procent hoger ligt dan het goedkoopste tarief op de markt, om te ontraden. Maar eigenlijk vertrek je hier van een zeer negatieve logica: wie zijn factuur niet kan betalen, is te kwader trouw en moet zo snel mogelijk naar de vrije markt. We moeten vooral vermijden dat mensen hun rekening niet betalen en het goedkoopste tarief krijgen. In de praktijk, zeker met de stijgende energiefactuur, is het gewoon uit noodzaak dat mensen hun factuur niet meer betaald krijgen, in plaats van dat ze die niet meer willen betalen. Dan is het toch wel zeer opmerkelijk dat we hen in die vicieuze cirkel laten zitten en een nog iets hoger tarief aanrekenen.
Kunnen we dat toch niet hervormen, zodat we niet meer gaan ontraden, maar mensen gaan ondersteunen waar nodig? En dan moeten we vooral de controles verhogen op mensen die misbruik willen maken van het systeem, in plaats van ervan uit te gaan dat iedereen het wil misbruiken en dat ontradingstarief voor te stellen. Kunnen we dat ontradingstarief niet anders gaan aanpakken, ook hier in Vlaanderen?
En is het een mogelijkheid om, nog los van de algemene verschillen tussen de distributienetbeheerders en hun verschillende tarieven, naar een eengemaakt tarief te streven voor mensen die hun facturen niet betaald krijgen? Is daar een onderscheid mogelijk tussen die twee tarieven, om zo de stap richting één tarief, al is het maar voor mensen die hun factuur niet kunnen betalen, te gaan vereenvoudigen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ging eerst niet reageren, maar collega Aerts noopt er mij toe om dat toch te doen. We hebben vorige week een kleine discussie gehad met de heer Rzoska over het idee van Groen om iedereen die zijn factuur niet meer betaalt, automatisch het sociale tarief te gaan geven, zoals het op federaal niveau nu is uitgebreid tot de ‘working poor’. Door de verdubbeling van de groep zitten de ‘working poor’ zeker ook in het sociale tarief.
Collega’s, die regionale verschillen moeten er inderdaad uit. Dat is niet uit te leggen. Het heeft geen enkele objectieve basis meer. We moeten daarvan af en moeten naar een eengemaakt tarief gaan, en dus ook naar een eengemaakt ontradingstarief voor de functie van sociale leverancier van Fluvius. Dat is op dit moment de zesde grootste leverancier in Vlaanderen. Dat gaat dus wel over een aantal mensen, een aantal mensen die om heel diverse redenen plots bij Fluvius terechtkomen. Dat kan bijvoorbeeld ook gebeuren bij problemen bij commerciële leveranciers, zoals die nu misschien te verwachten zijn. Als commerciële leveranciers in de problemen komen en hun klanten niet meer kunnen beleveren, komt men terecht bij Fluvius.
Dat ontradingstarief is inderdaad iets hoger dan het laagste tarief in de markt, omdat dat de enige manier is om de mensen echt aan te zetten om terug naar die commerciële markt te gaan. Als je automatisch een sociaal tarief zou gaan toepassen, zou uiteraard niemand nog teruggaan naar de commerciële markt en zou uiteindelijk de hele commerciële markt doodbloeden en zou iedereen klant worden bij Fluvius. Dat is niet gratis. Op dit moment kost de functie van sociale leverancier voor gedropte klanten bij Fluvius 16 miljoen euro netto per jaar. Dat is de nettokost die doorgerekend wordt in de tarieven. Stel dat je dat gaat uitbreiden, dan ga je natuurlijk naar honderden miljoenen euro’s kosten per jaar, die opnieuw de factuur gaan verhogen, wat absoluut niet de bedoeling kan zijn.
Een ander voorstel dat ik graag zou willen doen, minister, is om de mensen die in het ontradingstarief terechtkomen, ook meteen een aanbod te doen van energiebesparing en ontzorging. Want misschien zitten daar inderdaad wel een aantal mensen in die met een structureel hoge factuur kampen en die veel potentieel hebben bij energiebesparing en energiebesparende maatregelen, zoals de energiesnoeiers die bij mensen thuis komen implementeren. Ik denk dat we met die groep op dat vlak wel stappen vooruit kunnen zetten. Kunnen we die groep van gedropte klanten apart gaan contacteren, om net die groep ook energiebesparing en een lagere factuur te helpen realiseren?
Minister, ik zou graag namens Willem-Frederik Schiltz, die vandaag verontschuldigd is, een kleine inbreng willen doen vanuit onze fractie. De interpellatie die hier wordt aangehaald, is natuurlijk wel een debat dat moet worden gevoerd.
U stelt terecht dat u het ermee eens bent dat de grote verschillen die er zijn, niet meer te verantwoorden vallen. Daar kunnen wij ons volledig in vinden. Dat is niet te verantwoorden. En dat kan zeker niet met één werkmaatschappij, Fluvius. Daar is inderdaad nood aan een grondig debat. Dit moet verholpen worden. U hebt inderdaad wel een punt dat lokale besturen mee kunnen proberen om dat te bewerkstelligen, maar ik denk ook dat we hier niet bij de pakken mogen blijven zitten en dat we ook hier de nodige stappen moeten zetten. Het is natuurlijk iets dat historisch gegroeid is, maar ik denk dat het ook nuttig zou kunnen zijn om hier in de commissie eens aan de VREG, samen met Fluvius, te vragen om verantwoording af te leggen over hoe dat juist komt en hoe dat verholpen kan worden. Ik denk dat we met een open blik moeten kijken en zien hoe we dat kunnen verhelpen, en niet alleen naar de lokale besturen, want dan gaan we, vrees ik, nog lang kunnen wachten.
Verder zijn de LAC-werkingen (lokale adviescommissie) natuurlijk ook belangrijk. Ik volg Energie ondertussen al een tijdje, maar ik heb toch gemerkt dat er bij veel lokale besturen heel wat verschillen zijn in het functioneren van de LAC-werkingen an sich. Ik heb daar in de vorige legislatuur de heer Vandeurzen ook over bevraagd, om aan te geven dat het belangrijk is dat er op een uniforme, duidelijke en goede manier gewerkt wordt. En uiteraard moet elk lokaal bestuur ook een LAC-werking hebben. Ik herinner mij dat dat toen nog niet het geval was in elk lokaal bestuur. Wat is daar nu de stand van zaken van? Dat is natuurlijk wel heel belangrijk, ook in het kader van schuldbemiddeling. Daar wou ik gewoon eens naar informeren. Als dat antwoord er niet is, mag dat zeker nagestuurd worden, maar ik denk dat dat ook wel belangrijk is.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik ga toch even terug naar het regeerakkoord, waarin duidelijk staat dat de Vlaamse distributienetwerken efficiënt beheerd moeten worden, zodat ze betaalbaar de toekomst voorbereiden. Daarom maken we werk van een vereenvoudiging van het landschap van distributienetbeheerders voor elektriciteit en gas door herschikking bij distributienetbeheerders aan te moedigen. In het Energiedecreet staat dat vanaf 1 januari 2023 er nog maar één distributienetbeheerder van elektriciteit en aardgas mag zijn per gemeente, en niet meer, zoals we dat nu in sommige gemeenten zien, één voor elektriciteit en één voor gas. Door één distributienetbeheerder te maken, creëer je ook efficiëntie en schaf je natuurlijk ook een raad van bestuur af. Ik denk dat dat allemaal goed is.
De datum is al eens uitgesteld. Ik vind het een goede suggestie dat Fluvius wordt uitgenodigd, en misschien ook de VREG. Ik heb al aan Fluvius meegedeeld dat ik het heel belangrijk vind dat we die datum aanhouden. Anders gaan we ons regeerakkoord ook niet kunnen uitvoeren. Het is goed dat er ook hier in de commissie een debat komt.
Wat nog in het decreet staat, is dat vanaf 1 januari 2023 een distributienetbeheerder een geografisch aaneengesloten gebied moet vormen, zoals dat nu al het geval is in bijvoorbeeld Limburg, maar nog niet in West-Vlaanderen, waar je twee distributienetbeheerders hebt, Gaselwest en Infrax West. Infrax West vormt op sommige plaatsen dan nog eens kleine eilandjes binnen Gaselwest. Dat zal niet meer toegelaten zijn vanaf 1 januari 2023.
Mijn oproep aan eenieder is dus om die datum zo te houden. Dat betekent ook dat men daar nu al mee bezig is, om dan vanaf 1 januari 2023 ook operationeel te zijn. Ik verwacht ook dat Fluvius in overleg gaat met zijn aandeelhoudersgemeenten, om de voorbereiding verder te intensiveren, zodat men klaar is met deze herschikking, zoals het decreet voorschrijft, en dat we de datum niet nog eens moeten gaan uitstellen. Ik denk dat dat geen goed idee is.
De collega van Groen had nog een aantal vragen gesteld rond het tarief. Daar zal ik eens naar moeten kijken. Ik kan daar op dit moment nog geen uitspraak over doen.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, het adagium van de Vlaamse Beweging is altijd geweest: wat we zelf doen, doen we beter. Het dossier van de netbeheerders is juist een uitgelezen kans om dat te doen. De officiële bevoegdheidsverdeling staat ons dat ook toe. Het is dus onbegrijpelijk dat de Vlaamse Regering zo lijdzaam toekijkt en zelf niet in actie schiet en zelf niet met dat dossier aan de slag gaat.
Volgens mijn partij, het Vlaams Belang, moeten dan ook verschillende dingen weldra gaan gebeuren. Een eerste daarvan is dat er een diepgaand kerntakendebat wordt georganiseerd door de Vlaamse Regering, misschien u in samenspraak met uw collega Somers, over de bevoegdheden die lokale besturen nog moeten uitoefenen. De energiedistributie is juist een bevoegdheid die toekomt aan het Vlaamse niveau, aan het Vlaamse Gewest. Dat wordt ons dus ook toegestaan binnen de huidige intra-Belgische bevoegdheidsverdeling. De Vlaamse overheid moet deze bevoegdheid dan ook uit handen nemen van de lokale besturen, want we bevinden ons nu in een historisch scheefgegroeid landschap. Er is echt geen enkele reden om dat te behouden. Het huidige distributienetlandschap dateert uit de 20e eeuw en is absoluut niet voorbereid op het heden, zeker niet met al wat er zit aan te komen, zoals wat jullie partijen allemaal nastreven, de elektrificatie van de personenmobiliteit en dergelijke meer.
Ten tweede moet er echt een eengemaakt Vlaams nutsbedrijf komen, met de Vlaamse overheid als meerderheidsaandeelhouder, en vooral zonder achterliggende intercommunales met allemaal goedbetaalde postjes voor momenteel niet minder dan 141 lokale partijsoldaten. Enkel op die manier, denk ik, kunnen er echt Vlaamse efficiëntiewinsten geboekt worden en kan er één Vlaams nettarief komen.
En tot slot moet er ook naar de financiering van lokale besturen gekeken worden. En dat moet op een andere manier geregeld worden, die niet afhankelijk is, collega Gryffroy, van de facturen die burgers betalen. En daarvoor moet ook het Gemeentefonds herbekeken worden.
De interpellatie is afgehandeld.