Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de coronatest- en triagecentra
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bij de covidtestcentra kan men terecht met een code, die men ofwel van de huisarts heeft gekregen, ofwel zelf heeft aangevraagd via www.mijngezondheid.be of kreeg toegestuurd via sms na een hoogrisicocontact of na terugkeer uit een rode zone. Aan het begin van de coronacrisis kregen de huisartsenkringen bijkomende middelen om zo’n test- en triagecentra op te zetten. Vanaf 1 oktober werd een derde daarvan stopgezet en werden de middelen voor de overige centra verminderd. De financiering blijft intussen alvast tot eind november gegarandeerd.
Minister, het is natuurlijk heel belangrijk dat mensen die getest moeten worden, dit ook werkelijk laten doen. Dat is zo in het kader van de quarantaine en ook om op basis van het resultaat eventueel de contactopsporing te kunnen inschakelen. Nu er minder testcentra nodig zijn en er op basis daarvan testcentra gesloten werden of worden, zullen mensen die zich moeten laten testen zich ofwel tot de huisarts moeten wenden, ofwel mogelijk tot een testcentrum dat dan wat verder gelegen is. Om ervoor te zorgen dat mensen niet verzaken aan hun testplicht, moeten ze ervan overtuigd worden dat testen echt nodig is en blijft, en moeten ze gemakkelijk toegang kunnen blijven hebben tot die testen. Huisartsen uitten al hun vrees voor mogelijke overbelasting als zij veel meer testen zelf zullen of zouden moeten afnemen.
Momenteel geldt dat iedereen die symptomen vertoont van een mogelijke besmetting met het coronavirus getest moet worden. Om tijdens dit najaar, waarin er ook weer meer andere infectieziekten de ronde zullen doen en ook al doen, de aanvragen voor testen ietwat te temperen, stelden de huisartsen al voor om kinderen onder de 12 jaar en gevaccineerde kinderen en volwassenen niet meer te testen.
Minister, hoe kan ervoor gezorgd worden dat, ook nu er minder test- en triagecentra open zijn, de testverplichting door mensen toch wordt opgevolgd?
Hoe kan er gegarandeerd worden dat er voldoende testcapaciteit blijft? Hoe gebeurt de opvolging ter zake?
Op welke manier wordt het testbeleid opgevolgd vanuit wetenschappelijke inzichten? Hoe wordt bepaald voor welke groepen testing voor COVID-19 wordt opgelegd?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, mijn vraag spitst zich toe op de test- en triagecentra. Minister, omdat de normale werking van de huisartsenpraktijken tijdens de coronapandemie in het gedrang dreigde te komen wegens de grote vraag naar het afnemen van coronatesten, werden er 57 testcentra opgericht. Die triagecentra werden uitgebaat door de huisartsenkringen. De Vlaamse Regering kwam tussen voor infrastructuur, energie, nutsvoorzieningen en niet-medische uitbatingskosten.
Die centra werden steeds voor drie maanden gefinancierd en dan moest er een nieuw besluit volgen vanuit de Vlaamse Regering om de organisatie daarvan te verlengen. Op de ministerraad van 24 september werd zo’n besluit goedgekeurd om de testcentra te verlengen. Maar daarop kwam wel wat negatieve reactie van de huisartsenkringen. En dat valt eerlijk gezegd ook wel te begrijpen, aangezien er tegen 1 oktober aan bepaalde testcentra werd gevraagd om te fusioneren, terwijl de beslissing van 24 september dateerde. De vraag is waarom dat met zo’n krappe timing gepaard moest gaan.
Er is natuurlijk ook de beslissing genomen om te snoeien in de financiering, omdat ook het aantal testcentra werd verminderd, van 57 naar 39. De regering heeft zich hiervoor gebaseerd op het aantal testen dat in de eerste maanden van 2021 in de verschillende testcentra werd afgenomen. Dat lijkt me een rationeel criterium, minister, om zo'n beslissing te nemen.
Maar goed, we kregen een aantal vragen van huisartsenkringen. Die triagecentra nemen voornamelijk testen af van hoogrisicocontacten en terugkerende reizigers. Omdat er nu een aantal testcentra minder zijn, dreigt die groep ook weer binnen te komen in de huisartsenpraktijken. Minister, moeten we niet eerst starten met heel duidelijk te stellen wanneer en wie we nog testen? Moet die teststrategie dus niet worden verfijnd?
Mevrouw Schryvers heeft er daarnet al aan gerefereerd. Sommigen zeggen: ‘Alleen nog maar testen onder de 12 jaar.’ Vandaag staat er een brief in de krant, waarin een huisarts zegt: ‘Eerst een zelftest en kom dan pas af, als je denkt dat er iets scheelt’. Andere stemmen zeggen: ‘Als je dubbel gevaccineerd bent, moet je niet meer terechtkomen in het hele ‘testen en eventueel quarantaine’-circus. Minister, één, moet die interfederale teststrategie niet eerst heel duidelijk worden gesteld? Twee, de eerste maanden van dit jaar werden als criterium genomen om de testcijfers te bekijken, wie er moest sluiten en wie niet. Maar in de zomer werd er dan een hoger aantal testen genoteerd. Waarom hebben we ons dan eigenlijk niet gebaseerd op de recentere testcijfers, maar wel op de oudere van begin van dit jaar?
Wat is de berekening die met die 75 procent vermindering van de subsidie gepaard gaat, waardoor de triagecentra minder worden gefinancierd? Is dat gewoon lineair, van 57 naar 39? Of zit daar een andere berekening achter?
Verder heb ik nog een vraag over de snelheid van de communicatie. Die was namelijk erg krap. Waarom was dat het geval?
Een aantal mensen maken zich ook zorgen over de verminderde bereikbaarheid van die testcentra. Zult u daar een aantal initiatieven nemen, minister, om ervoor te zorgen dat dat geen probleem wordt?
Kunnen de testen van de hoogrisicocontacten en de reizigers gescheiden worden afgenomen of zullen die door de huisartsen worden opgevangen?
En ten slotte, kunnen bepaalde labo’s niet helpen bij het afnemen van testen?
Minister Beke heeft het woord.
Wie, wanneer en hoe moet getest worden, wordt bepaald door de richtlijnen van Sciensano, die gebaseerd zijn op het wetenschappelijk advies van de Risk Assessment Group (RAG). Deze richtlijnen vormen de basis voor het testbeleid in heel België dat binnen de interministeriële conferentie (IMC) wordt gevalideerd.
Ik heb recent aan de IMC Volksgezondheid van 29 september een herevaluatie van deze indicaties gevraagd en die is nu bezig. We verwachten een aangepast advies dat zal worden besproken op de IMC Volksgezondheid met het oog op het nemen van een beslissing over het verdere testbeleid.
Er werd gekozen om de eerste helft van dit jaar als referentieperiode te nemen, omdat dit volgens ons de meest representatieve periode is. In die periode hadden we immers een derde golf, die minder groot was dan de tweede, terwijl tegelijk de teststrategie relatief stabiel bleef en er voldoende testcapaciteit was. Als we uitgaan van het aantal testen dat toen werd afgenomen, kunnen we veronderstellen dat dit een goede inschatting is van de nodige capaciteit voor de komende maanden, inclusief de geografische verdeling.
Er is bewust voor gekozen om de zomermaanden niet mee te nemen, aangezien tijdens die periode reizigers het grootste aandeel vormden van de geteste personen en dit dus een vertekend beeld geeft. Ook werden in sommige steden zoals Leuven en Antwerpen extra testinitiatieven opgezet om deze reizigers te testen, wat op die plaatsen dan ook weer een vertekend beeld zou geven.
Er werd effectief een minimaal aantal testen gebruikt als criterium: centra die gemiddeld minder dan vijftig testen per dag afnamen ontvangen geen subsidies meer. Dit is immers geen kostenefficiënt model. Het gaat hier om negen centra, waarvan enkele al gestopt waren of hadden aangegeven te willen stoppen of samen te werken met andere centra. We hebben wel voor elk van die centra nagekeken of er alternatieve afnamecentra in de buurt waren, bijvoorbeeld een ziekenhuis of labo waar men zich kan laten testen, en dat was steeds het geval, en wellicht ook deel van de verklaring van het lage aantal testen op sommige plaatsen. Indien we dit minimum van vijftig zouden opgetrokken hebben, tot bijvoorbeeld 75 testen per dag, zagen we dat er wel mogelijk problemen ontstonden met de geografische spreiding en bereikbaarheid van de centra. Dat was ook mijn standpunt tijdens de bespreking in de regering.
De financiering van de testcentra is sinds oktober 2020 gebaseerd op inwonersaantallen: de huisartsenkringen kregen een financiering op basis van het aantal inwoners in hun zone. In ruil voor deze financiering verwachtten we dat ze een bepaalde capaciteit aan testafnames konden garanderen, namelijk 350 testen per 100.000 inwoners per dag. Deze methode van financiering werd opgezet net voor de tweede golf, waarbij het voorzien van voldoende testcapaciteit cruciaal was, en was toen een verantwoorde keuze.
Bij een evaluatie op basis van de activiteit van de eerste helft van 2021 stelden we echter vast dat er een duidelijke onderbenutting was van de capaciteit, met een gemiddelde van 30 procent, maar met grote verschillen tussen de testcentra, waarbij sommige centra gemiddeld meer dan 70 procent van hun capaciteit presteren, terwijl andere minder dan 10 procent halen, met amper enkele tientallen testen per dag. In de praktijk was er in veel gevallen dan ook sprake van overfinanciering.
Daarom stelden we ook voor om enerzijds een rationalisatie door te voeren van het aantal testcentra, en anderzijds de financiering meer aan te passen aan de realiteit. Met andere woorden: centra met een erg lage activiteit krijgen geen financiering meer, en de financiering van de overige centra gebeurt niet langer op basis van het inwonersaantal maar op basis van effectieve activiteit in de centra.
Daarbij werden ze ingedeeld in drie categorieën op basis van het gemiddeld aantal geregistreerde afnames gedurende de eerste helft van 2021, aangezien dit een goede indicator is van de ‘grootte’ van het centrum, en dus ook van de ruimte en mankracht die er nodig is om dit te doen draaien. Kleine centra met minder dan 100 testen per dag krijgen 1700 euro per maand. Middelgrote centra van 100 tot 200 testen per dag krijgen 3100 euro per maand. Grote centra met meer dan 200 testen per dag krijgen 4650 euro per maand. Het verschil in het totaalbedrag dat nu wordt toegekend aan de huisartsenkringen tegenover de vorige periode vindt zijn verklaring dus in het gewijzigde financieringsmodel, dat naar ons oordeel beter is afgestemd op de realiteit.
Op uw vierde vraag, de beslissing hierover is gevallen op de ministerraad van 24 september; we konden hierover dus niet eerder communiceren. Ik had dit dossier wel al aanhangig gemaakt bij de regering, maar dat is mee bij de begroting voor 2022 besproken.
Bij de beschikbaarheid van testen en bereikbaarheid moet niet enkel gekeken worden naar de test- en triagecentra die specifiek voor COVID-19 werden opgericht door de huisartsenkringen en vanuit de overheid worden gefinancierd, maar ook naar het reguliere circuit, zoals de ziekenhuizen en labo’s die dikwijls ook afnamepunten hebben opgezet. Er moet dus naar het volledige aanbod worden gekeken, niet enkel naar de test- en triagecentra.
Bij het schrappen van subsidies voor de kleinste centra zijn we nagegaan of er voldoende alternatieven in de regio zijn, zoals afnamepunten van ziekenhuizen of labo’s, en dat was steeds het geval.
Bovendien kan een persoon die een medisch nazicht wil of ernstige medische klachten heeft nog steeds bij zijn huisarts terecht. Op basis van een klinische indicatie kan de huisarts beslissen om een test af te nemen.
Het is aan de huisartsen om deze patiënten door te verwijzen. Alles is in ieder geval voorzien zodat hoogrisicocontacten en reizigers zelf een afspraak kunnen maken voor een test, zonder tussenkomst van een huisarts: zij krijgen automatisch een CTPC-code voor een PCR-test, waarmee ze via MijnGezondheid een afspraak kunnen maken bij een afnamepost bij hen in de buurt. Dit kan zowel een testcentrum gefinancierd door de overheid zijn als een klinisch labo of een ziekenhuis. De beschikbare afnamepunten zijn in principe zichtbaar in het systeem bij het boeken van een afspraak.
Kunnen de labo’s niet helpen? Dit gebeurt nu al. Op veel plaatsen hebben labo’s extra afnamepunten voorzien specifiek voor de afname van COVID-19-testen. Ook de universitaire labo’s van het federaal platform die een deel van de stalen analyseren hebben eigen afnameposten voorzien.
De interfederale Task Force Testing evalueert op regelmatige basis de noden en de testcapaciteit. Zij bekijken ook of alternatieve afnamelocaties mogelijk zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U wijst erop dat de noden veranderd zijn en dat u hebt aangedrongen op bereikbaarheid en geografische spreiding bij het sluiten of laten samenwerken van testcentra. Dat is goed. Het is logisch dat we evolueren in functie van de noden en de manier waarop de pandemie evolueert. Er wordt nog een stuk gezocht naar efficiëntie.
Wat vooropstaat is dat we mensen moeten blijven motiveren om die testen waartoe ze eigenlijk verplicht zijn, effectief te laten uitvoeren. Daarvoor is het noodzakelijk dat ze zich gemakkelijk kunnen laten testen en dat een testcentrum goed bereikbaar is. Met de huidige capaciteit, zoals u zegt, is dat wel gegarandeerd. Toch, minister, wordt er eigenlijk gemonitord dat iedereen die een test moet laten doen, die ook doet? De motivatie is toch wel essentieel om het een en ander onder controle te houden. Als veel mensen de test niet meer nodig vinden, of het is te moeilijk, of ze denken ‘iedereen is toch gevaccineerd, het kan geen kwaad meer, alles is versoepeld en we hernemen allemaal ons gewone leven.' Dat voel je toch vaak, vind ik, als je buitenkomt. Je hebt soms het idee dat corona er nooit geweest is. Hoe kunnen we mensen blijven motiveren om te voldoen aan de testverplichting? Hoe wordt dat gemonitord?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben voor een rationeel beleid en tegen overfinanciering. U hebt criteria bepaald, daar zitten een heel duidelijk plan en berekening achter, daar kan ik me wel in vinden.
Mijn vraag gaat opnieuw over de teststrategie. Ik vind het persoonlijk niet nodig om mensen die dubbel gevaccineerd zijn of kinderen onder 12 jaar te testen. Ik denk dat we ons moeten focussen op een aantal hoogrisicocontacten die er zijn, mensen die we eventueel via sms kunnen inlichten dat ze een hoogrisicocontact hebben gehad. De vraag is: zit daar beweging in? De teststrategie wordt uiteindelijk natuurlijk gedefinieerd door de vraag: wanneer en wie testen we? Daarop moeten wij ons dan organiseren in Vlaanderen. De vraag is dus: zit daar beweging aan te komen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat u dit heel goed weet, minister, ik heb het hier al heel vaak gezegd: vanaf de derde week van september zien we de luchtwegeninfecties en de buikgriepen enorm toenemen. Het is een zeer drukke periode in de huisartsenpraktijken, en ik hoor overal artsen zeggen dat als ze iedereen moeten testen die met een verkoudheid binnenkomt – want dat lijkt ook op corona – ze niet meer aan hun gewone werk toekomen. Daarenboven zijn er ook heel wat mensen die een consultatie uitstellen, gewoon omdat ze bang zijn dat ze opnieuw een test gaan moeten krijgen.
Ik denk dat de teststrategie op dit moment klaar en duidelijk moet zijn. Er moet een alternatief komen. Ik heb gehoord – het is ook in de media gekomen – dat Steven Van Gucht van Sciensano zei dat ze aan een alternatief aan het werken zijn. Mijn vraag is: bent u daarvan op de hoogte?
Een andere zaak is dat de apothekers zich gedurende maanden hebben bijgeschoold. Zij kunnen ook, onder bepaalde omstandigheden, testen afnemen. Ook voor het zetten van vaccins hebben zij een opleiding kunnen volgen. Zou het niet interessant zijn om de rol van de apothekers te versterken, en hen hier nog meer bij te betrekken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Saeys, apothekers hebben zich inderdaad bijgeschoold om dat te kunnen doen, en ze doen dat ook. Ik zal mezelf hier als voorbeeld geven. Twee weken geleden hadden wij samen de gelegenheid om de commissie te volgen, te ondergaan. U zult zich misschien herinneren dat ik op het einde van die commissievergadering al wat zieker was dan in het begin ervan. Dat had niets met u te maken, of met de collega’s, of met de vraagstelling of de intonatie van de vragen, voor alle duidelijkheid, maar ik voelde wel dat mijn keel het wat liet afweten. Ik heb dan ook onmiddellijk na de vergadering mijn huisarts gecontacteerd. Hij heeft me gevraagd hoeveel symptomen ik had. Ik ben dan naar de apotheker om de hoek gegaan, om een snelle antigeentest te kunnen doen, en die bleek negatief te zijn. Dit maar om te zeggen dat er een aantal circuits zijn die bestaan.
Ik moet misschien toch even zeggen: het virus is niet weg (Opmerkingen).
Ja, dan had ik uiteraard een PCR-test laten doen ter validering. En als dat het geval geweest was, dan had u allemaal een telefoontje gehad.
Ik stel vast dat de vorige voorzitter, na uw verkoudheid van vorige week, is uitgevallen. Ik denk dus dat ik, naast de sneltest die u gedaan hebt, voor jullie de nieuwe test ben. We zullen wel zien wat het volgende week geeft. Dan zit u hier, collega Schryvers.
Ik heb hem wel onmiddellijk nadat ik mijn test had gekregen, een berichtje gestuurd met het resultaat van mijn test, voor alle duidelijkheid. Die staat ook op mijn app, zoals dat hoort, dus iedereen kan dat nagaan.
Doe rustig verder, minister.
Ik zou in het algemeen iets willen zeggen: het virus is niet weg. We zien het in de cijfers. Het virus is niet weg, het circuleert. We zien ook weer stijgingen, ook in Vlaanderen, godzijdank niet op dezelfde manier in de ziekenhuizen, op dit ogenblik, en dat is dankzij de vaccinaties.
We hebben anderhalf jaar geleden, toen de pandemie uitbrak, gesproken over drie defensielijnen. De eerste defensielijn bestond uit maatregelen: lockdown, sociale contacten verminderen, en andere. Die hebben we in belangrijke mate teruggeschroefd. Mondmaskers op bussen, en een aantal zaken zoals een Covid Safe Ticket (CST) als je bijvoorbeeld naar een discotheek gaat, dat zijn een aantal maatregelen die nog bestaan. Maar die generieke maatregelen hebben we eigenlijk in belangrijke mate teruggeschroefd. We hebben ook overleg gehad met Domus Medica, en hun standpunt daarover is dat we die eerste maatregelen eigenlijk weer wat moeten versterken, net om de andere maatregelen, rond de teststrategie, te kunnen herschikken. Ik heb veel begrip daarvoor. Ik heb vanmorgen, in de marge van een andere bijeenkomst, Roel Van Giel nog even gezien en gesproken, en we zullen daar in de interministeriële conferentie over spreken. Zoals ik gezegd heb, heb ik eind september gevraagd om over die teststrategie te kunnen spreken. Dat is dus de eerste defensielijn.
De tweede defensielijn is testen en tracen. Dat blijft belangrijk, wat mij betreft. Collega Parys, ik heb uw conceptnota, die hier vorige week besproken is, gelezen. Daar staat ook in dat dit belangrijk blijft naar de volgende periode toe.
Een derde lijn is het vaccineren. Daar hebben we het bij de vorige vraagstellingen al over gehad. Ik denk dat dat de belangrijkste defensielijn is. Het is niet de enige, maar wel de belangrijkste die we, zolang we in die pandemie zitten, naar voren kunnen brengen.
Dat zijn wat mij betreft dus de drie grote defensielijnen. De eerste hebben we teruggeschroefd, de tweede blijft belangrijk, en de derde is de allerbelangrijkste. We zullen daarover op de interministeriële conferenties met de collega’s spreken, om te kijken of we die teststrategie kunnen aanpassen, en zo ja, op welke manier. Ik denk dat we toch voor ogen moeten houden dat de viruscirculatie sterk aanwezig is. Jammer genoeg, maar de cijfers zijn wat ze zijn. Het is op zich ook niet zo onlogisch, als je de maatregelen terugschroeft. Je ziet dat het sociale leven meer dan gewoon weer herneemt – ik weet niet hoe lang jullie er vanmorgen over gedaan hebben om naar Brussel te rijden, maar ik behoorlijk lang – en ook het economisch verkeer herneemt volledig. Dat is wel belangrijk. Ik zou de mensen wel willen oproepen om, net omdat het virus niet weg is, als men op een of andere manier als een hoogrisicocontact wordt gecontacteerd, zich dan ook te laten testen. Die defensielijn mogen we niet loslaten. Ik begrijp wel dat er mensen zijn die zeggen: ‘Ik ben gevaccineerd, mij kan niets meer gebeuren.’ Maar het is niet zo. Als je jonger dan 65 jaar bent, dan zien we dat dit in de ziekenhuizen minder voorkomt, maar het is niet helemaal onmogelijk. Bij mensen ouder dan 65 jaar zien we dat het in de ziekenhuizen wel ook aanwezig is bij gevaccineerden. Vandaar die derde laag van bescherming die we nu aan het geven zijn, om op die manier de extra bescherming te kunnen geven. Maar het blijft voor ieder van ons belangrijk om datgene wat op dit ogenblik staat in de teststrategie, quarantainestrategie, vaccinatiestrategie – alle strategieën die we op dit ogenblik in de steigers hebben staan en uitgerold hebben – te respecteren. We doen dat niet ‘um sonst’. We doen dat met één oogmerk, namelijk om te proberen die pandemie beheersbaar te houden en terug te dringen, en op die manier het sociaal leven zo normaal mogelijk te laten geschieden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. De teststrategie is het voorbije anderhalf jaar natuurlijk al heel vaak aangepast, al meermaals. Dat is ook logisch, denk ik. Het is nodig wegens de noden en de evolutie van de pandemie, en in het begin ook het gebrek aan voldoende testen. Ondertussen zijn er natuurlijk de vaccinaties.
We hoorden ook de oproep van de huisartsen in verband met een aanpassing van die teststrategie, omdat zij inderdaad heel veel gevraagd worden. Ik denk dat het goed is dat men blijvend bekijkt wanneer er aanpassingen nodig zijn, zodat die dan eventueel kunnen worden doorgevoerd.
Maar u hebt natuurlijk ook gelijk, minister. Het virus is natuurlijk niet weg, en daarom blijft voorzichtigheid geboden. Daarom doe ik ook die oproep, en u hebt die oproep daarnet ook helemaal onderschreven: wie getest moet worden, ingepast binnen de teststrategie die op dat moment geldt, moet zich ook werkelijk laten testen. En dat is een beetje de angst en de aanleiding tot deze vraag: dat mensen minder en minder gemotiveerd lijken om dat ook echt te doen. Dat dreigen we dan nadien te bekopen. Het is aan ons om ze allemaal te blijven motiveren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het is een goede zaak dat de teststrategie aangepast kan worden. Het is waar dat het virus niet weg is, maar het virus is wel anders. En de context is ook helemaal anders. In Vlaanderen is meer dan 90 procent dubbel gevaccineerd. Dat betekent ook dat als je vandaag ziek wordt, dat voor het overgrote deel van de mensen gaat om een aantal ongemakken. Maar dat gaat niet meer over het feit dat je met een grote kans, een grote waarschijnlijkheid in het ziekenhuis belandt, en eventueel zelfs zou kunnen overlijden. We zien dat ook als we kijken naar wie er vandaag op intensieve zorg ligt. Dan is dat toch wel heel belangrijk om mee te nemen in het aanpassen van die teststrategie.
Ten tweede is het jammer dat de app, de Coronalert-app, vandaag bijna niet meer gebruikt wordt, volgens mij, terwijl die in de nieuwe contactopsporingsstrategie net wel eens zijn nut zou kunnen bewijzen. Nu alle maatregelen zijn gelost en we waarschijnlijk een groot aantal mensen hebben die wel de infectie zullen oplopen maar niet heel erg ziek zullen zijn, zouden we die op die manier heel kostenefficiënt kunnen alerteren. Minister, u mag niet meer antwoorden, maar de vraag is om eens na te denken over hoe we die Coronalert-app toch nog zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.