Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik heb u vorige woensdag – u hebt er daarnet al naar verwezen – in de plenaire vergadering een actuele vraag gesteld over de Moslimexecutieve. De concrete aanleiding daarvoor was een Panoreportage waaruit bleek dat de voorzitter van die Moslimexecutieve volgens de Staatsveiligheid zelf contacten had met een extremistische organisatie. De voorzitter van de Moslimexecutieve is trouwens ook voorzitter van een erkende moskee in Limburg.
Het disfunctioneren van de Moslimexecutieve was natuurlijk al langer bekend, en deze vraag was al eerder ingediend, naar aanleiding van persartikels waaruit bleek dat de Moslimexecutieve, die dan toch de officiële vertegenwoordiger is van de moslims in dit land, in complete crisis is en disfunctioneert. Enkele leden van de Moslimexecutieve zouden nu zelfs aan de ondernemingsrechtbank gevraagd hebben een voorlopige bewindvoerder aan te stellen. Volgens betrokkenen is het disfunctioneren de schuld van vijf leden van de vzw, onder wie de vicevoorzitter, die eind vorig jaar moest opstappen wegens verdenking van spionage en te nauwe banden met Marokko, die alle macht naar zich toe trekken en de andere leden buitenspel zetten. De buitenspel gezette bestuurders zouden daarbij geen zicht meer krijgen op de financiën en niet meer worden uitgenodigd op vergaderingen. Het beheer van heel die Moslimexecutieve zou dan ook totale transparantie missen. Het zijn nu de leden zelf die een interne audit vragen.
Wie op Google gaat kijken of wie op zoek gaat in de parlementaire verslagen, weet dat het disfunctioneren van de Moslimexecutieve een lange geschiedenis heeft: intern extremisme, invloeden van Qatar en Saoedi-Arabië, spionage van Marokko enzovoort.
En intussen doen de overheden in dit land al te vaak, zoals in deze dossiers ook al te veel het geval is, alsof hun neus bloedt. De Moslimexecutieve heeft vandaag, na alle consternatie die er de voorbije jaren al is geweest, als representatief orgaan nog altijd een bepalende stem in de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen omdat zij nu eenmaal de erkenningsaanvragen door de lokale geloofsgemeenschappen moet behandelen. De Moslimexecutieve wordt ook sterk betrokken bij het toezicht op de lokale geloofsgemeenschappen en staat bovendien in voor de goedkeuring van de bedienaars van de eredienst. Bovendien wordt de Moslimexecutieve ook beschouwd als officiële gesprekspartner van de Vlaamse overheid.
Vorige donderdag zijn hierover in de plenaire vergadering van de Kamer vragen gesteld aan federaal minister van Justitie Van Quickenborne, die weliswaar zijn beantwoord door de premier. Daaruit bleek dat nog niet meteen een grote sense of urgency is doorgedrongen bij althans de federale excellenties.
Minister, in welke mate was u op de hoogte van het disfunctioneren van de Moslimexecutieve nog voor de Panoreportage, en van het klaarblijkelijk totale gebrek aan democratische besluitvorming binnen deze instantie? Welke gevolgen koppelt u hieraan voor de samenwerking met de Moslimexecutieve? Zult u een gesprek aangaan met de betrokken bestuursleden? Is het verantwoord dat een disfunctionele en niet-democratisch opererende Moslimexecutieve een zo belangrijke rol heeft in de op basis van het nieuwe Eredienstendecreet geplande erkenning van nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen?
Welke initiatieven wilt en zult nemen om te garanderen dat elke invloed van buitenlandse regimes of extremistische bewegingen in de toekomst uit de Moslimexecutieve geweerd wordt?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, u hebt terecht gezegd dat we daar woensdag in de plenaire vergadering al over van gedachten hebben gewisseld. De problematiek van de Moslimexecutieve is niet nieuw. Sinds haar oprichting in 1999 – laten we man en paard noemen – is er een opeenvolging geweest van problemen die het goed functioneren van dat orgaan ernstig hypothekeren en die vaak tot frustraties en misschien zelfs schaamrood leiden bij nogal wat mensen in Vlaanderen die tot de moslimgemeenschap behoren en zich daar verschrikkelijk aan ergeren. De permanente poging tot beïnvloeding of om greep te krijgen, het instrumentaliseren van dat orgaan is meer dan ergerlijk, is verontrustend. De Staatsveiligheid en andere veiligheidsdiensten schrijven in hun rapporten steeds duidelijker over het blootleggen van de wantoestanden die zich daar aftekenen.
Zodra ik minister ben geworden, verantwoordelijk voor onder meer deze materie, heb ik altijd een heldere lijn gevolgd. Ik heb ter zake een nieuw decretaal kader proberen op te stellen dat me veel meer hefbomen geeft om tegen wantoestanden op te treden maar dat tegelijkertijd inzake positieve krachten een vertrouwenwekkend signaal geeft. Met andere woorden: dat kader laat me toe om beter dan in het verleden het kaf van het koren te scheiden. Het ontwerp van decreet waarvan u daarstraks nog de derde lezing hebt gevraagd en dat morgen wellicht in derde lezing kan worden goedgekeurd, is daar het resultaat van.
Tegelijkertijd ben ik me heel goed bewust dat er nog een aantal andere belangrijke werven voor ons liggen, maar ik probeer ook daarin een heldere lijn te volgen. Wanneer er incidenten zijn in moskeeën of in lokale geloofsgemeenschappen, probeer ik daar ook heel consequent het regelgevend kader te volgen. In alle dossiers die ik het voorbije jaar hebt vastgepakt, heb ik geprobeerd een heldere lijn te volgen.
Mijn basishouding ten aanzien van de islam is een fundamenteel andere dan die van u. U ziet een onverzoenbaarheid tussen de islam en onze samenleving, ik zit niet op die lijn. Die vormen van geloofsuiting die fundamenteel botsen met ons samenlevingsmodel, of lokale geloofsgemeenschappen die worden geïnstrumentaliseerd door buitenlandse mogendheden, zijn voor mij echter onaanvaardbaar. Maar ik geloof – en daar ben ik van overtuigd – dat het wel mogelijk moet zijn een brug te slaan tussen die vele duizenden moslims die op een constructieve manier een plaats hebben in onze samenleving en die op een constructieve manier hun geloof willen beleven binnen het kader van ons samenlevingsmodel. Daar waar moet worden opgetreden, wil ik echter ook absoluut optreden.
De Moslimexecutieve is niet mijn bevoegdheid, maar die van de federale minister en de federale overheid. Zij erkennen dat orgaan en wij zijn grondwettelijk verplicht om met dat erkende orgaan te werken. U zegt dat de federale overheid stilzit, ik probeer in dezen net om door die moeilijke bevoegdheidsverdeling, heel hecht samen te werken met de minister van Justitie. En hij wil ook heel hecht samenwerken met ons. Wij proberen elkaar daarin te vinden. De minister van Justitie heeft tegen het einde van dit jaar een screening gevraagd van de hele Moslimexecutieve. Hij voert daarin terecht ook de druk op. En er volgt ook een financiële audit. Hij heeft onder andere ook de subsidies aan de imamopleiding voor de Moslimexecutieve, de vzw Afor, in dit kader laten stilleggen, omdat hij niet langer op dat spoor verder wil werken. Verder heeft hij vijf krachtlijnen naar voren geschoven die ik allemaal kan onderschrijven in mijn relatie ten aanzien van het representatieve orgaan.
Zo is er nood aan nieuwe verkiezingen. Er zijn al sinds maart 2020 geen verkiezingen meer geweest. Nochtans moesten die in maart 2020 al hebben plaatsgevonden. Verder kan er geen buitenlandse inmenging of extremisme zijn en moet dat orgaan representatief zijn en professioneel en transparant werken. Dat zijn de uitgangspunten waarbinnen ik me ook plaats.
Ik heb ter zake bijna permanent overleg met de minister van Justitie, omdat eenmaal dit decreet goedgekeurd zal zijn, dat ook een ernstige en een niet te onderschatten consequentie heeft. Dat betekent een breuk met de manier waarop we tot nu toe onze relatie met de islam en de moslimgemeenschap hebben uitgebouwd. Dat zal veel meer ondersteuning van de positieve krachten betekenen, maar dat zal ook een duidelijker halt toeroepen aan de buitenlandse beïnvloeding.
Een van de zaken die ik aan de minister heb gevraagd, is dat hij op korte termijn, in de loop van de komende weken, een overleg zou samenroepen met de verschillende regionale ministers die bevoegd zijn voor de erediensten. Het zou de eerste keer zijn dat daarover een interministeriële conferentie plaatsvindt, waarin we kijken wat nu de consequentie, het gevolg is van het fundamenteel disfunctioneren van de Moslimexecutieve. Welke gevolgen heeft dat voor de regionale verantwoordelijkheden? Hoe kunnen we daar samen, eensgezind, in optreden? De federale minister van Justitie is ingegaan op mijn verzoek om dat te organiseren en zal dat in de loop van de volgende weken ook daadwerkelijk doen. We kunnen dan samen kijken hoe we hierin moeten optreden.
U weet dat ik ten gronde vind dat er minstens regionale kamers in die executieve moeten komen, zodat we voor die bevoegdheden waarvoor wij verantwoordelijk zijn, kunnen praten met de Vlaamse partners, de Vlaamse leden van een hervormde Moslimexecutieve.
Is het denkbaar om verdere stappen te zetten? Zouden wij een eigen representatief orgaan moeten kunnen oprichten voor geloofsgemeenschappen? Persoonlijk vind ik van wel, maar daarvoor is een staatshervorming nodig.
Wat vandaag al kan binnen het huidig wettelijk kader, is dat er een feitelijke decentralisatie doorgevoerd wordt binnen het orgaan. Ik ben vragende partij, maar daarvoor moet de Moslimexecutieve natuurlijk eerst grondig worden hervormd. Dat is het werk dat wij de volgende weken en maanden ook echt moeten doen, want op dit moment is de Moslimexecutieve geen geloofwaardige gesprekspartner zoals ze nu functioneert.
Vorige week was er een persmededeling, waarover ik een tweet heb verstuurd. Twee organisaties, die eigenlijk de facto het orgaan patroneren en die alle macht naar zich toetrekken, onderschrijven gewoon die persmededeling, en dat zegt voor mij eigenlijk genoeg over de problemen die zich daar stellen. Er moet daar een grondige hervorming komen, en ik ben er ook van overtuigd dat dat belangrijk is voor heel veel mensen die vandaag in Vlaanderen leven, zich tot die gemeenschap bekennen en zich ook blauw ergeren aan de manier waarop buitenlandse mogendheden greep proberen te krijgen op deze geloofsgemeenschap.
Dat is nu volop ‘work in process’. Het is iets waarvoor ik mezelf engageer omdat ik vind dat dit een fundamentele verandering beoogt. Ik denk dat het ook de eerste keer is in de twintig jaar dat dit orgaan bestaat dat er zo’n duidelijke agenda is, zowel federaal als Vlaams, waarbij we op dezelfde lijn zitten om hier werk van te maken.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de problemen met de Moslimexecutieve zijn inderdaad zo oud als het orgaan zelf. Telkens opnieuw zien we dezelfde vicieuze cirkel. Het orgaan komt in opspraak, er is een paniekreactie bij een aantal federale of Vlaamse ministers, maar uiteindelijk is er geen waakzaamheid. Er wordt geen waakzaamheid aan de dag gelegd, er wordt niet kordaat tegen opgetreden. Intussen zitten we al meer dan twintig jaar met een orgaan dat eigenlijk bol staat van extremisme, amateurisme, onbekwaamheid, onbetrouwbaarheid enzovoort.
Toch gebeurt er niets concreets. Er worden wat audits aangekondigd, u pleit voor een regionale kamer – alsof dat zoden aan de dijk zou brengen. Intussen zien we dat die problemen van extremisme, van buitenlandse inmenging gewoon blijven bestaan. Dat is iet alleen binnen die Moslimexecutieve het geval, maar ook in de moskeeën waarvan ze de dossiers ter erkenning voorleggen aan de Vlaamse Regering, en die helaas in de voorbije decennia ook effectief erkend zijn geweest, ook al waren het moskeeën die behoren tot de strekking van Diyanet, al waren het moskeeën die behoren tot de strekking van Milli Görüs, die in Duitsland als een extremistische organisatie wordt bestempeld en er wordt gevolgd door de staatsveiligheid. Dan zien we dat dat orgaan nog altijd de officiële gesprekspartner van zowel de Vlaamse als de federale overheid is, ondanks het volledige disfunctioneren, en ondanks alle blijken van onbetrouwbaarheid, onbekwaamheid en extremisme die we de voorbije jaren daar al hebben gezien.
Ik heb dus eigenlijk nog 2 heel concrete vragen voor u. U zegt dat u wilt werken aan een hervorming of dat u op een hervorming van die Moslimexecutieve wacht. Quid in de tussenperiode? Quid indien die hervorming er niet komt of niet volgens de uitgangspunten die uzelf naar voren hebt geschoven? Van die 5 uitgangspunten hebben we de voorbije 22 jaar helaas alleen maar het omgekeerde gezien. Als u stelt dat er geen buitenlandse inmenging mag zijn, dat er geen extremisme mag zijn, dat het allemaal transparant moet gebeuren, dan hebben we de voorbije 2 decennia gezien dat dat allemaal niet gebeurde. Wat dus indien die hervorming er niet komt? Wat doet u in de tussenperiode met dat orgaan, dat op papier nog altijd de gesprekspartner is van uw regering en van de Vlaamse overheid?
Wat gebeurt er ten tweede met alle dossiers die de voorbije jaren door die Moslimexecutieve zijn ingediend, moskeedossiers die aan de Vlaamse Regering – nu onder uw bevoegdheid – ter erkenning worden voorgelegd? Er zitten, als ik mij niet vergis, 47 islamitische geloofsgemeenschappen in de pijplijn om erkend te worden. Dat zijn allemaal dossiers die door die Moslimexecutieve, over wie u net zelf hebt gezegd dat u dat geen geloofwaardige partner vindt, aan u werden bezorgd. Wat doet u daarmee? Als het aan mij ligt, gaan die opnieuw naar de afzender en worden die teruggestuurd, want die komen van een orgaan dat absoluut onbetrouwbaar is, dat bulkt van extremisme, van amateurisme en van buitenlandse inmenging. Ik vraag aan u wat u doet met al die dossiers die in afwachting op uw bureau liggen om via een versnelde procedure dan nog eventueel erkend te worden.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Er is hierover al bij verschillende gelegenheden van gedachten gewisseld, dus ik zal er niet te lang bij stilstaan. Het is echter wel een belangrijk punt, omdat de procedure natuurlijk voor een stuk afhangt van de goede werking van de Moslimexecutieve.
Ik ben heel blij dat u zegt dat u hecht zult samenwerken met uw federale collega. Het is ook een goed idee om die conferentie te organiseren. Zoals u zelf aangeeft, is hier voor een echte regionale werking een staatshervorming nodig, dus het heeft weinig zin om daar bij stil te staan. De vraag is, denk ik, met welke agenda u naar die conferentie gaat. Op welke manier zal dat gebeuren? We staan natuurlijk een beetje aan de zijlijn, want het is een federale bevoegdheid, maar zoals u aangeeft, is dit een opportuniteit om vanaf de zijlijn goede raadgevingen te doen, ook al mogen we niet mee op het veld staan. Met welke agenda gaat u daarnaartoe? Dit is natuurlijk een hypothetische vraag, maar stel dat het uw bevoegdheid zou zijn: op welke manier ziet u een betere werking mogelijk? We hebben allemaal vastgesteld dat het niet lukt. De vraag is dan op welke manier we het nu wel kunnen laten lukken. Is het door een competentieverhoging bij de leden? Is het door daar bepaalde voorwaarden aan te stellen, door een soort examen te organiseren om te bepalen wie lid wordt? Ik ben benieuwd wat uw concrete agenda is om op die conferentie op tafel te leggen.
Minister Somers heeft het woord.
Misschien eerst en vooral dit: in mijn hoofd is er helemaal geen sprake van welke paniek dan ook. Ik heb een heel duidelijke agenda en iedereen kent die agenda. Nogmaals, mijnheer Janssens, met alle respect, maar we verschillen in onze grondpositie. Mijn agenda is wel heel duidelijk, en dat is dat ik niet aanvaard dat welke geloofsgemeenschap dan ook misbruikt wordt door buitenlandse mogendheden om hier mensen in hun greep te houden, om segregatie in de hand te werken, om antidemocratische ideeën in onze samenleving te introduceren. Ik aanvaard ook niet dat een geloofsgemeenschap zich laat infiltreren door extremistische ideeën. Een geloofsgemeenschap heeft een autonomie; dat is eigen aan ons grondwettelijk recht. Ik wil binnen dat kader functioneren. Omgekeerd wil ik zorgen dat mensen die tot een bepaalde geloofsgemeenschap behoren, moslims dus om hier man en paard te noemen, in onze samenleving op een correcte manier deel kunnen zijn van Vlaanderen, want ze zijn deel van Vlaanderen. We moeten er dus voor zorgen dat het kader waarin zij hun geloof kunnen belijden, spoort met onze Vlaamse samenleving.
Dat is het uitgangspunt, en ik ben daarvoor samen met mijn collega, de federale minister van Justitie, aan een heel duidelijke agenda bezig. Een belangrijke stap in de agenda is het hopelijk zo snel mogelijk goedkeuren van het decreet in het parlement, dat mij, in mijn verantwoordelijkheid voor de lokale geloofsgemeenschappen, veel meer instrumenten geeft om op te treden.
De agenda van de minister van Justitie is even duidelijk. Hij zegt: ‘Ik wil dat het representatieve orgaan, de Moslimexecutieve, zich tegen het einde van het jaar’ – hij is daar heel duidelijk in – ‘duidelijk vernieuwt, of ik trek de erkenning in van deze Moslimexecutieve. Als ze niet de transparantie en de voorwaarden respecteert, zal ik, minister van Justitie, mijn verantwoordelijkheid nemen tegenover dat orgaan.’ Dat is heel duidelijk.
Twee: die agenda ga ik de volgende maanden en jaren uitrollen. Dat is ook de agenda binnen het kader van ons regeerakkoord. Dat is ook de enige manier om daarin op te treden. Ik wandel daar niet in het spoor van een uitzonderingspositie van de islam vis-à-vis de andere geloofsgemeenschappen. Ik wil die op een juiste manier gelijk behandelen. Ik vind dat burgers in deze samenleving gelijk zijn. Ik sta daar op het grondwettelijk principe van gelijkheid. Maar, evident: gelijk wil ook zeggen dat je gelijke verantwoordelijkheden hebt. Met andere woorden, als je erkend wil zijn als executief orgaan, dan moet je je aan de spelregels houden. Dat is nu duidelijk niet het geval.
Een van de dingen die mij het meest stoort is dat er daar een coördinatieraad van de islamitische instellingen is opgericht, de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België (CIB). Daarbij hebben twee organisaties, Dyanet van België, en het Rassemblement des Musulmans de Belgique – met andere woorden een vehikel van de Marokkaanse autoriteiten – samen eigenlijk heel de Moslimexecutieve onder curatele geplaatst. Dat is voor mij onaanvaardbaar. Onaanvaardbaar! En daar moeten we heel consequent in handelen. Dat is trouwens ook waar de Staatsveiligheid in haar laatste rapport op gewezen heeft: dat kan niet.
Uw tweede vraag was ik nu concreet ga doen ten aanzien van deze executieve. Ik wil misschien eerst en vooral opmerken dat het in 2013 was dat wij de laatste moskee erkend hebben. Er zijn sindsdien geen moskeeën meer erkend. Er stelt zich een moeilijke situatie, want dat orgaan zit daar inderdaad. Ik kan rechtstatelijk niet anders: zolang de erkenning door de minister van Justitie overeind blijft, moet ik met dat orgaan werken. De minister heeft gezegd dat hij tegen het einde van het jaar helderheid wil. Ofwel werkt hij verder met een grondig hervormde executieve, ofwel trekt hij de erkenning in. Ik wacht af, en ik volg dat mee op.
De conferentie die ik heb gevraagd aan de minister heeft net tot doel om in te schatten en afspraken te maken over welke consequenties dat heeft ten aanzien van de regionale realiteit en onze regionale taken en de bevoegdheden die we hebben. Maar dat is heel concreet naar de moskeeën die nu mogelijk een aanvraag indienen. Het dossier wordt niet gemaakt door de Moslimexecutieve, het dossier wordt gemaakt door de lokale geloofsgemeenschappen. De Moslimexecutieve zegt: ‘Ik erken dat deze lokale geloofsgemeenschap tot mijn obediëntie behoort, deel is van mijn geloofsgemeenschap.’ Een katholieke parochie moet dat doen bij de bisschoppenconferentie, zij moeten dat doen bij de Moslimexecutieve. Die zegt dus met andere woorden dat dat voor haar kan, en ze geeft dat door. Ze zou sommige dossiers niet kunnen doorgeven, en dat zou heel problematisch kunnen zijn. Beeld u in: een moskeebestuur, of een moskee die behoorlijk goed werkt, die zich inpast in onze maatschappij, maar waar de Moslimexecutieve het moeilijk mee heeft en zegt: ‘Ik hou die tegen, want die past niet in ons verhaal.’ Zij geeft dus dossiers door. Maar het is niet de Moslimexecutieve die tegen ons gaat zeggen: ‘Deze lokale geloofsgemeenschap beantwoordt aan de spelregels van uw decreet. Minister, in deze lokale geloofsgemeenschap is er geen buitenlandse invloed, daar is geen extremisme, en daar handelt men niet strijdig met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.’ Zij gaat daar niet over oordelen. Zij gaat ons ook niet zeggen: ‘Deze lokale geloofsgemeenschap heeft een transparante boekhouding, voldoet aan alle spelregels van uw decreet.’ Dat beoordelen wij. Daarvoor hebben we een informatie- en screeningsdienst. Het analyseren en het goedkeuren van een dossier is dus in handen van de Vlaamse overheid. En ze heeft daarvoor met het nieuwe decreet een veel sterker controlemechanisme. Ze kan dat veel helderder bekijken en heeft ook een veel duidelijker kader om daarover te oordelen. Vroeger was dat kader vaag. Torfs heeft daarop gewezen. We hebben nu een duidelijker kader. Het is dat kader dat wij consequent gaan toepassen. Dus zelfs met een Moslimexecutieve die totaal disfunctioneel is, die totaal niet doet wat ze moet doen, die zelfs geïnfiltreerd is door buitenlandse invloed, zelfs zo’n executieve speelt in de grond van de zaak geen rol, noch bij de opmaak van het dossier, noch bij de beoordeling van het dossier.
Ze is eigenlijk op dit moment niet meer dan een doorgeefluik, maximaal een sluis. Sommige moskeeën, waarvan ik – en u waarschijnlijk ook – zou vinden dat ze interessant zijn, en helemaal passen in ons spel, maar die misschien zo onafhankelijk zijn dat de Moslimexecutieve zich eraan stoort, zouden misschien tegengehouden kunnen worden door de executieve. Wat ze ook zou kunnen doen is slechte dossiers doorgeven, maar die botsen dan wel op onze informatie- en screeningsdiensten. Die zullen zeggen: ‘Dat ervaren wij niet, die erkennen wij niet, want ze respecteren de Moslimexecutieve niet, of er zit te veel buitenlandse invloed, of ze zijn niet transparant en ze volgen de administratieve regels niet.’ de Moslimexecutieve is dus op dat punt niet storend.
Weet u waar de Moslimexecutieve mij meer in stoort? Ik zal u nog wat voedsel geven om te kunnen ageren. Dat is namelijk waar het gaat over onze moslimleerkrachten. Daar waar het gaat over andere zaken. Daar wil ik met de minister van Justitie ook over praten. Ik wil daarvan een volledig beeld. En ik wil samen met hem verdergaan. Want wij – de minister van Justitie en ikzelf, samen met de Vlaamse Regering, en anderen – zijn een weg ingeslagen die we nu moeten doorlopen. We moeten daar nu consequent in voortgaan.
Tegelijkertijd moeten we een appel doen aan de positieve krachten binnen de moslimgemeenschap. Daar gaan onze wegen weer uit elkaar: u ziet die niet, ik zie die wel. Mensen die vandaag deel uitmaken van de Vlaamse samenleving, die zeggen dat ze dat geloof willen belijden, en dat ze daar misschien mee verantwoordelijkheid in willen opnemen, die moeten we oproepen om recht te staan en om zich te emanciperen van die buitenlandse invloeden. Want die buitenlandse invloeden gaan ver. We hebben dat in die Panoreportage gezien. Ze grijpen soms diep in in het leven van mensen. Ze schrikken mensen ook af. Dat is iets wat wij als samenleving nooit mogen aanvaarden, dat buitenlandse, vaak autoritaire, weinig democratische, regimes, hier, met instrumenten die vaak niet sporen met onze rechtsstaat, mensen manipuleren, beïnvloeden, angst aanjagen, en dergelijke meer. We hebben dus nood aan mensen die de moed hebben van hun overtuiging – dat is het appel dat ik doe–, om ondanks al die intimidatie toch recht te staan en mee te bouwen aan een ander verhaal, waarbij de islam zich in Vlaanderen inpast op een goede manier.
Dat is iets waar ik in geloof, en waar we van mening verschillen. Over een aantal dingen zullen we niet van mening verschillen, maar over die basispremisse wel. Ik geloof dat het wel mogelijk moet zijn. Waarom? Omdat ik iemand ben die gelooft in een liberale samenleving, in onze democratische rechtsstaat. Ik geloof dat geloofsovertuigingen in onze samenleving een plaats hebben, een volwaardige plaats, ook de islam. Er zijn honderdduizenden mensen in Vlaanderen die dat geloof aanhangen of minstens cultureel behoren tot die familie. Niet iedereen die opgroeit in een moslimgezin is daarom islamiet. Ik ken er veel die ondertussen vrijzinnig zijn, en atheïst zijn, en dat ook niet altijd gemakkelijk durven te uiten, of kunnen uiten, maar er zijn alleszins heel veel bewegingen bezig, ook in die samenleving. Wel, zij hebben een plaats in Vlaanderen, op een volwaardige manier, maar volledig volgens de spelregels die wij uittekenen, en passend binnen het kader van onze Vlaamse maatschappij. Dat is de aanpak die wij voorstaan.
De heer Janssens heeft het woord.
Dank u, minister, ook voor de munitie waarvan u mij wilde voorzien. Maar ik probeer mijn pijlen altijd op de juiste minister te richten, en daarom heb ik ook al een vraag geagendeerd in de commissie Onderwijs van overmorgen, in het bijzonder over de moslimleerkrachten, die inderdaad ook nog eens door die Moslimexecutieve worden aangesteld. Maar het lijkt me dat het vooral de minister van Onderwijs is die zich daarover zou moeten ontfermen, en niet zozeer uzelf als minister van Inburgering.
Wat betreft de oplossingen of remedies, of de voorstellen, aangedragen door uzelf en uw liberale partijgenoot minister Van Quickenborne, sta me toe om daar enigszins sceptisch over te zijn, omdat we al twintig jaar lang hetzelfde zien: problemen die opduiken, incidenten van buitenlandse inmenging en van extremisme die zich voordoen. En telkens opnieuw werd er forse aankondigingspolitiek gedaan, die uiteindelijk al te vaak windowdressing bleek. Ook wat dit betreft wacht ik dus op de initiatieven die jullie gaan nemen, maar ik vermoed dat het intussen weer een stille dood gaat sterven, en dat het wachten wordt op het volgende incident.
U zegt dat de Moslimexecutieve inzake de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen en van moskeeën geen enkele rol speelt – een sluis, zei u. Sta me toe van mening te zijn dat, ook al is het maar de postbode die de dossiers ontvangt en verder op de bus duwt in uw richting, een orgaan dat nu al twee decennia lang zo vaak en zo fel in opspraak komt, geen enkele rol kan spelen in een dossier dat uiteindelijk door uzelf, door de Vlaamse Regering, beoordeeld moet worden. Dus wat dat betreft, zou ik het – en met mij een groot deel van de Vlamingen, denk ik –totaal onverantwoord vinden dat er nog moskeeën worden erkend op basis van dossiers die door deze Moslimexecutieve zijn ingediend.
En inderdaad, wanneer u zegt dat voor het Vlaams Belang de islam niet compatibel is met onze samenleving, dan kan ik dat alleen maar beamen en erkennen, ook al omdat die wordt gesymboliseerd en belichaamd door dat officiële orgaan, de officiële woordvoerder van de moslims in dit land die de Moslimexecutieve is en die alleen maar elke dag opnieuw, nu al twee decennialang, bewijst dat er geen Vlaamse, geen Europese, geen verlichte islam mogelijk is. Het officiële orgaan dat alle moslims in dit land zou moeten vertegenwoordigen, staat immers bol van extremisme, spionage, financiële malversaties, onbetrouwbaarheid enzovoort.
En dus denk ik inderdaad dat de federale overheid niet alleen de erkenning van die Moslimexecutieve moet intrekken, maar eigenlijk de erkenning van de islam als dusdanig. Ik denk dat die erkenning een historische vergissing is geweest, omdat die islam nu eenmaal een totalitaire, theocratische, onverdraagzame religie is, die dan ook nog eens – ‘quod erat demonstrandum’ – wordt vertegenwoordigd door een onbekwaam en onbetrouwbaar orgaan. En wat mij betreft, moeten daarom alle samenwerkingen met die Moslimexecutieve, zowel op federaal niveau als op Vlaams niveau, onmiddellijk worden stopgezet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.