Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, uit een studie van het World Economic Forum (WEF) over de kwaliteit van de wegen blijkt dat het Belgische wegennet met een score van 4,4 op 10 het op een na slechtste net van Europa is. Enkel IJsland doet het nog slechter met een score van slechts 4,1 op 10. België behaalt zelfs een slechtere score dan landen als Marokko, Zuid-Afrika – een land waaraan Vlaanderen nota bene veel ontwikkelingsgelden besteedt –, India, Rwanda en Namibië. Vooral Nederland scoort fors beter met een score van 6,4 op 10. De Nederlandse wegen zouden zelfs de beste zijn van heel Europa.
Het WEF baseert zich voor het onderzoek op data van de WEF Executive Opinion Survey, in de context waarvan meer dan14.000 bedrijfsleiders uit 144 landen worden ondervraagd. De indicator is gebaseerd op maar één vraag: de respondenten wordt gevraagd de wegen in hun land te quoteren op een schaal van 1, namelijk onderontwikkeld, tot 7, namelijk uitgebreid en efficiënt naar internationale standaarden. De individuele antwoorden resulteren dan in een totale landscore.
De resultaten van het onderzoek kunnen niet zomaar weggelachen worden. Het WEF is immers geen onbetekenende club, maar een belangrijke ngo die onder meer gekend is van de jaarlijkse vergadering in Davos, waar CEO’s van de belangrijkste bedrijven en regeringsleiders elkaar ontmoeten. Een slechte score bij het WEF kan dan ook een forse knauw betekenen in de reputatie van een land en mogelijk tot minder investeringen leiden.
De slechte score staat haaks op de fiscale druk op autobezit en -gebruik in dit land. Volgens berekeningen van de European Automobile Manufacturers' Association (ACEA), de koepelorganisatie van Europese autoconstructeurs, heeft België Europees de hoogste belastingdruk op zowel de aankoop als het gebruik van de auto. Er mag dan ook worden verwacht dat deze hoge autofiscaliteit zou resulteren in een behoorlijke staat van ons wegdek, wat dus niet het geval is.
Minister, hoe beoordeelt u de slechte resultaten van dit land in dit vergelijkend onderzoek naar de staat van het wegennet? De cijfers van het WEF hebben betrekking op België als geheel, terwijl het de gewesten zijn die verantwoordelijk zijn voor de wegenaanleg en het wegenonderhoud. In welke mate acht u deze slechte punten representatief voor de staat van het Vlaamse wegennet? Welke lessen trekt u uit deze slechte score? Kan en moet er inzake aanleg en onderhoud van onze wegen een voorbeeld worden genomen aan Nederland en andere landen die gevoelig beter scoren? Op welke terreinen? Welke initiatieven wilt u nemen? Is deze slechte ranking geen stimulans om onze wegeninfrastructuur prioritair te verbeteren, ook omdat een slecht wegdek een onmiddellijke negatieve bijdrage heeft tot de verkeersveiligheid?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Ryheul, dank u wel voor uw vragen. Ik ga eerst even in op de resultaten van de bevraging van het WEF. Eigenlijk hebben zij gepeild naar de ‘quality of road infrastructure’. Wat betreft ‘quality’ kijken ze enerzijds naar de uitgestrektheid van het wegennet en anderzijds naar de kwaliteit van de wegen. Dat is belangrijk om mee te geven, want als men dat wereldwijd gaat bekijken, is het in bepaalde landen belangrijker om een heel uitgestrekt netwerk te hebben, zoals in Zuid-Afrika, om bepaalde regio’s te kunnen bereiken, zonder dat daar de toestand van de weg heel belangrijk is. Deze bedenking wil ik meegeven rond de peiling van het WEF.
Wat betreft de score van 4,4: dat is niet 4,4 op 10 maar op 7. Dat betekent dat we 63 procent hebben en niet maar 40 procent. Dat in de marge.
U maakt natuurlijk terecht de bedenking dat we ervoor moeten zorgen dat onze infrastructuur veilig is en geen aanleiding kan geven tot ongevallen. Dat wil ik hier heel duidelijk meegeven. Daarom nemen de verschillende administraties de kwaliteit van ons wegennet enorm ter harte, dit door het uitvoeren van tal van meetcampagnes om de huidige toestand van het wegennet te kennen.
De autosnelwegen worden jaarlijks door het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) opgemeten met specifieke meettoestellen. Daarbij worden een aantal parameters bepaald waaronder de stroefheid, de spoorvorming, de ‘langsvlakheid’, de scheurvorming en andere schade.
Op de gewestwegen doet AWV om de twee jaar een meting. In de even jaren worden West- en Oost-Vlaanderen gemeten en in de oneven jaren de drie andere provincies. Daarbij worden dezelfde parameters gebruikt en komt er nog een parameter bij, namelijk de trapvorming van platenbetonverhardingen.
Bijkomend wordt zowel voor de hoofd- als de primaire wegen het rolgeluid gemeten. Dat heeft belang voor ons PMS-rapport (Pavement Management Systems) van de autosnelwegen en de toestand van onze gewestwegen. U weet dat we daar telkens de rapporten voor publiceren.
Van onze autosnelwegen kunnen we zeggen dat de globale toestand heel goed is. Als u de staafdiagrammen bekijkt, zijn die voor 90 procent groen ingekleurd. Ze bevinden zich dus in goede toestand. Wat betreft de gewestwegen is dat iets minder maar toch alleszins beter dan potentieel zou kunnen worden geconcludeerd uit de studie van het WEF. Maar dat neemt niet weg dat we daar altijd ten volle aandacht voor moeten blijven hebben.
Als we gedurende een aantal jaren niet zouden investeren in onderhoud, zou dat nefaste gevolgen hebben voor de totale toestand. We hebben dat al duidelijk gezien bij onze bruggen, tunnels en kunstwerken. Daarom zetten we daar volop op in. Ik denk aan de viaducten van Gentbrugge, Vilvoorde en Boorsem, om wat gespreid in Vlaanderen voorbeelden te geven. Daarin investeren we ten volle om te zorgen dat onze infrastructuur op peil blijft.
Bijkomend wil ik meegeven dat we voor de periode 2020 tot 2023 een budget hebben uitgetrokken van 770 miljoen euro voor onze bruggen en kunstwerken, waaronder 236 miljoen euro specifiek voor die assets die op de lijst van de prioritaire kunstwerken staan, dus de slechtste categorie, waar een en ander moet gebeuren.
Via het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) willen we deze legislatuur alle kunstwerken op de lijst prioritaire kunstwerken meenemen, om en bij de vijftig, en tegelijkertijd meer dan de helft van de bruggen in categorie 4 wegwerken. Dit zijn er ruim honderd. Kortom, we zetten daar ten volle op in. Voor onze tunnels hebben we 190 miljoen euro uitgetrokken.
Wat betreft het structureel onderhoud bij AWV, kan ik u meegeven dat we bijvoorbeeld voor 2019 een bedrag hadden van 116 miljoen euro, voor 2020 een bedrag van 158 miljoen euro en voor 2021 een bedrag van 127,7 miljoen euro in ons investeringsplan. Vanwaar komen die schommelingen? Het varieert immers van 116 miljoen euro tot 158 miljoen euro, dus een verschil van 40 miljoen euro. Dat heeft vooral te maken met het viaduct van Wilsele en de spitsstrook in Wilsele op de E314 – dat is zeker de Limburgers wel bekend. Daar is een zeer grote investering lopende. We kijken allemaal uit naar het einde van die investering. Dergelijke grote projecten geven soms een vertekend beeld als dat onder structureel onderhoud zit.
Bij De Werkvennootschap zijn er straks werken aan de ring, met onder andere het viaduct van Vilvoorde en de Henneaulaan, waarvan de werken recent zijn gestart. Dat zit nog niet in de cijfers die ik daarnet heb genoemd. De cijfers die ik heb genoemd zijn specifiek van AWV.
Kortom, er wordt heel veel geïnvesteerd, maar het is wel absoluut noodzakelijk. De cijfers zijn alleszins iets minder slecht, of sowieso beter dan men potentieel zou kunnen concluderen uit de elementen van het WEF.
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik volg uw eerste bedenkingen bij het WEF-rapport op zich, onder andere over de uitgestrektheid enzovoort. Dank u voor het positieve cijfermateriaal.
Ik heb de indruk dat men het onderhoud op de autosnelwegen vrij goed onder controle heeft. Daarvan getuigen de vele wegenwerken, waardoor we dagelijks in de file staan. Maar het is vooral de toestand van de gewestwegen die door de brede lagen van de bevolking als prangend ervaren wordt. Ook AWV erkent die slechte toestand van ons wegennet en legt de oorzaak daarvan grotendeels bij het gebrek aan structureel onderhoud.
Minister, u had het over die diverse rapporten. Ik heb die gisterenavond opgezocht op de website van AWV. Tenzij ik het fout gezien heb, zag ik dat het laatste PMS-rapport van de autosnelwegen dateert van 2018, en de tweejaarlijkse rapporten waarover u het had van de gewestwegen waren ook ouder. Misschien staat de informatie daar niet op. Ik heb ze alvast niet gevonden ter voorbereiding van mijn vraag. Dit is dus een bijkomende vraag.
Volgens de koepelorganisatie van de Europese autoconstructeurs is nergens de fiscale bijdrage aan btw, taksen, accijnzen en rijtaksen allerhande per autogebruiker zo hoog als in ons land. Daarmee steekt ons land met kop en schouders boven de andere Europese landen uit. Wij betalen 55 procent meer dan het Europese gemiddelde. Zult u initiatieven nemen om die hoge belastingdruk op wagenbezit en wagengebruik te laten resulteren in een beter onderhoud van ons wegennet?
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat de studie een subjectieve waarneming is, wat een belangrijke nuance is. Ik denk inderdaad dat de autostrades de laatste jaren beter en beter worden. Dat mag dan ook gezegd worden. Als die studie in eerste instantie een subjectieve waarneming is, hoofdzakelijk van de CEO’s waarnaar wordt verwezen, is het belangrijk, zeker wat gewestwegen betreft, om dat eens te objectiveren en te vergelijken met Nederland. Wanneer we Nederland binnenrijden, ervaren we inderdaad dat de wegen daar van topkwaliteit zijn. Wanneer men met Vlaamse aannemers spreekt, zeggen zij dat er vaak een verschil is in bestekken. Hebben we zicht op de verschillen in bestekken en in onderhoudscontracten? Hebben we zicht op de wijze waarop het onderhoud gebeurt?
Ik moet eerlijk toegeven dat ik het gevoel heb dat het de laatste jaren in Vlaanderen beter gaat maar dat we toch af moeten van het oplapwerk. Ik heb soms het gevoel dat het op de gewestwegen oplapwerk is. Nu doen we dat beter, dat moeten we eerlijk bekennen. Ik zie dat men bij de gewestwegen in onze regio gaat naar het volledig affrezen en het leggen van een volledig nieuwe toplaag, waarbij men geen verschil meer merkt wanneer men over de grens rijdt. Dat oplapwerk van gewestwegen kent men in Nederland bijvoorbeeld totaal niet. Misschien is het interessant om dan objectief te kijken waar die verschillen zitten wat betreft bestekken, onderhoudscontracten en waarschijnlijk vooral budgetten. We moeten onderkennen dat er een verschil in budgetten is tussen Vlaanderen en Nederland voor onderhoud per kilometer. Misschien kunt u daar wat meer duiding over geven.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende vragen en bedenkingen. Mevrouw Ryheul, we hebben voor autosnelwegen ondertussen het plan van 2020, maar dat is klaarblijkelijk nog niet ter beschikking op de website. Ik zal navragen om dat zo snel mogelijk ter beschikking te stellen. Dank voor de suggestie.
De vergelijking met Nederland horen we inderdaad vaak. Daar lijkt het allemaal heel perfect terwijl men op onze wegen op bepaalde plaatsen of in bepaalde gemeenten meer oplapwerk ziet. Die bedenking hebben wij ons ook al vaker gemaakt. Men zegt me dat dat vooral te maken heeft met de onderbouw. Wij frezen wel uit en leggen een volledig nieuwe toplaag, maar het issue ligt vooral bij de onderbouw, heel de fundering die er ooit in het verleden is gelegd.
Ten tweede kiezen wij meer voor iets poreuzere lagen. Dat betekent ook dat er dan minder gladheid is. In Nederland wordt meer gekozen voor die heel ‘effen’ wegen die er als het ware als een biljarttafel uitzien, maar die dan ook meer gladheid veroorzaken.
Of schaatsbanen in de winter.
Of het worden inderdaad schaatsbanen. In die zin is er dat verschil. Kortom: we blijven alles monitoren in het kader van de PMS-rapporten en daar waar de nood hoog is, wordt zeker ten volle ingezet op meer veiligheid voor onze gewestwegen. De autosnelwegen zijn goed tot zeer goed dankzij tal van investeringen, dat mogen we ook wel zeggen. Aan de gewestwegen kan wat beter gewerkt worden. Ook daar zijn we volop bezig met tal van projecten, maar we kunnen ook niet alles gelijktijdig doen. Alleszins wordt alles gemonitord en gecontroleerd. Er wordt zeker werk gemaakt van zaken die dringend zijn.
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, wij waren niet aangenaam verrast toen we vorige week in de kranten lazen dat u de slimme en gebiedsdekkende kilometerheffing toch principieel een goed idee vindt en dat die er dus onvermijdelijk zit aan te komen, ondanks het feit dat er bij de Vlaamse bevolking hier geen enkel draagvlak voor is. Voor er daar verder over gefantaseerd wordt, vooraleer er over kilometerheffing gesproken wordt, wil ik er nogmaals op wijzen dat er toch beter eerst geïnvesteerd wordt in behoorlijke wegen. Daarom pleiten wij ervoor om de buitenlandse weggebruikers maximaal te laten meebetalen aan het onderhoud van onze wegen, enerzijds door de invoering van een wegenvignet, anderzijds ook door het extra inzetten op de inning van boetes na overtredingen tegen onze Vlaamse kilometerheffing door buitenlandse vrachtwagens.
Ten slotte, minister, ik citeer uit pagina 11 van uw verkeersveiligheidsplan dat ik uiteraard met de nodige aandacht doorgenomen heb: “Een veilige weginfrastructuur is goed onderhouden.”
De vraag om uitleg is afgehandeld.