Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, net zoals velen onder ons had ik het geluk om een Voka-stage (Vlaams netwerk van ondernemingen) te mogen doen. Dit jaar kon ik een bedrijf in de haven van Zeebrugge bezoeken. Wat me het meest is bijgebleven, was de smeekbede om meer werkkrachten. De havenbedrijven betalen vrij goed, maar vinden geen mensen. Gelijkaardige verhalen hoorde ik bij ondernemers uit mijn regio Kortrijk en Menen.
Het probleem is echt schrijnend geworden voor onze economie. Het is zo erg dat het startevenement van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) in het teken van arbeidskrapte stond met de slogan: “Maak werken lonend, vergroot de arbeidsmobiliteit, activeer meer zestigplussers en re-integreer langdurig zieken.” Kortom, alles loont!
Hierover werden ook al verschillende vragen gesteld aan minister Crevits, maar een ander belangrijk onderdeel blijft de mobiliteit. Over de mobiliteit dringen zich toch enkele vragen op. Hoe komt het dat Brusselse en Waalse werklozen niet of nauwelijks de weg vinden naar de Vlaamse arbeidsmarkt? Is het niet bizar dat 20 procent van de Vlaamse kmo’s al buitenlanders heeft aangeworven, maar slechts 7 procent werknemers uit een ander Belgisch gewest? De UNIZO-voorman zei daarop: “Eigenlijk werkt de Europese arbeidsmarkt beter dan de Belgische”.
De organisatie klopt al jaren op dezelfde nagel, maar er zit totaal geen schot in de zaak. Er is geen enkele Vlaamse provincie waar meer dan 2,5 procent van de tewerkstelling door Waalse werknemers wordt ingevuld. Nochtans werkt wel 3 procent Fransen in West-Vlaanderen.
UNIZO gaat verder dan het probleem aankaarten en doet enkele voorstellen. Zo pleiten ze voor vlotte verbindingen met het openbaar vervoer over de gewestgrenzen heen en daaraan gekoppeld één ticket om het hele traject te doen. Dit is een probleem dat al lang bestaat maar er zijn weinig vorderingen.
Minister, welke inspanningen deed De Lijn om meer grensoverschrijdend openbaar vervoer te realiseren?
Wat zult u op korte termijn ondernemen om een beter openbaar vervoer te ontwikkelen van Wallonië naar Vlaanderen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Fournier, de krapte op de arbeidsmarkt doet dergelijke vragen inderdaad rijzen. Een betere verbinding met het openbaar vervoer kan inderdaad faciliterend werken voor die arbeidsmobiliteit.
Er zijn de bestaande samenwerkingsovereenkomsten tussen Vlaanderen en Brussel enerzijds en tussen Vlaanderen en Wallonië anderzijds waarbij de diverse vervoersautoriteiten van de drie gewesten op regelmatige basis overleg plegen om na te gaan in welke mate zij meer moeten inzetten op grensoverschrijdend openbaar vervoer. Een aantal elementen daaruit kunnen we positief noemen. Ik denk dan aan het initiatief van JUMP en MTB (metro, tram, bus). In 2020 werd deze zone uitgebreid naar 11,5 kilometer buiten het stadscentrum van Brussel met de Brupass XL. Op die manier kan men met een ticket gebruikmaken van het openbaar vervoer in samenspraak met De Lijn, de Waalse openbaarvervoermaatschappij TEC, de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) en de NMBS.
Het vervoerpotentieel zelf moet ook telkens grondig worden onderzocht. De respectievelijke vervoerregioraden zijn daar intens mee bezig geweest. Ter voorbereiding van basisbereikbaarheid zijn er ook al oefeningen geweest in de Westhoek voor het grensoverschrijdend vervoer. In het kader daarvan heeft men de grensoverschrijdende verbinding gemaakt tussen Poperinge, Hazebrouck en Ieper, richting Armentières.
Binnen onze regio is er het voorbeeld van de frequentieverhoging op de verbinding naar Maastricht voor de grensarbeiders die in het Maasland wonen.
Er zit nog een en ander in de pijplijn. Zo zullen twee grensoverschrijdende lijnen in dienst worden genomen tussen Doornik en Ronse-station en tussen Péruwelz en Ronse-station. Daarnaast zijn de besprekingen opgestart tussen de administraties onderling om de samenwerkingsovereenkomsten die intussen al 30 jaar oud zijn grondig te analyseren en na te gaan wat daar vlotter kan om bepaalde lijnen uit te zetten.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoor u graag spreken over Nederland, ik ben dan altijd een beetje jaloers als ik zie hoe de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland verloopt. Dat is niet het geval voor de samenwerking met Frankrijk.
U hebt het over twee proefprojecten of twee lijnen die zullen worden geopend, Doornik-Ronse en Péruwelz-Ronse. Ik denk echter dat er een groot probleem is, en collega Maertens kan dat bevestigen, in Zuid-West-Vlaanderen. En dus, minister, en dat is echt een noodoproep van heel veel bedrijven in onze streek, moet misschien echt worden ingezet op die openbare verbindingen met Zuid-West-Vlaanderen, de streek van Kortrijk en Roeselare. Ik denk dat er daar geen werkloosheid meer is, dat er gewoon geen arbeidskrachten meer zijn. De bedrijven moeten ze halen over de grens, ofwel in Frankrijk, ofwel in Wallonië.
Ik weet dat het grootste probleem en de grootste oplossingen bij minister van Werk Hilde Crevits zitten, maar alle beetjes helpen. Wanneer we dus het openbaar vervoer zouden kunnen stimuleren over de grenzen heen, dan zou ik dat heel erg appreciëren, in eerste instantie voor al die bedrijven in Zuid-West-Vlaanderen. Thermote & Vanhalst, een bedrijf in onze regio, zoekt 180 mensen, maar vindt ze gewoon niet. Ik zou u dus heel dankbaar zijn wanneer u nog een proefproject zou kunnen opstarten in onze regio.
De heer Keulen heeft het woord
Minister, u hebt verwezen naar de extra inspanningen die zijn gebeurd. Vanuit Belgisch Limburg alleen al vertrekken elke dag 18.000 mensen over de grens om in Nederlands Limburg of in Noord-Brabant te gaan werken. Tijdens de eerste coronagolf – en we hadden toen bijna dagelijks contact, minister – toen de grenzen werden gesloten in Veldwezelt en Smeermaas, en de bussen van De Lijn de grens niet meer over konden terwijl het werk natuurlijk wel moest worden verzet, kregen de mensen toch doorgang en zag men hoe groot die groep eigenlijk wel is.
Ik ben het wel eens met de onderliggende toon van collega Fournier dat ‘plus est en vous’. Ik denk dat De Lijn eerder naar binnen dan naar buiten is georganiseerd en dat er dus zeker en vast nog meer mogelijkheden zijn. Er is bijvoorbeeld lang aangedrongen op de verbinding tussen Turnhout en Tilburg. Men heeft dat proberen te minimaliseren maar uiteindelijk toch toegegeven, maar dan eerder als een faveur dan als een mogelijkheid.
Wanneer we het succes zien van de FlixBus-verbindingen, een privaat initiatief, vanuit Vlaanderen naar Nederland, dan ligt daar volgens mij nog een stuk onontgonnen terrein. Ik denk dat u terecht opmerkt dat de vervoersregio’s daar kansen hebben. Zij hebben een soort van inrichtende macht en staan vanuit het subsidiariteitsprincipe dichter bij de reiziger dan de centraal aangestuurde lijn vanuit Mechelen, en kunnen dan ook het verschil maken wat betreft service en extra verbindingen voor potentiële reizigers. Maar ik denk dat het grensoverschrijdend openbaar vervoer op dat vlak inderdaad niet alleen extra kansen en impulsen verdient, maar dat het ook een stuk onontgonnen reizigersmarkt is. Op dat vlak ben ik het eens met collega Fournier.
Ik onderken ook samen met u, minister, dat zeker aan de kant van Vlaanderen met Nederland inspanningen gebeuren en extra inspanningen zijn gebeurd. Maar toch is er nog altijd meer mogelijk. Die 18.000 grensarbeiders die vanuit Belgisch Limburg naar Vlaams-Brabant en Nederlands Limburg gaan werken, zijn een markt waar De Lijn heel wat potentiële reizigers zou kunnen vinden.
De heer Maertens heeft het woord.
Het is eigenlijk niet te geloven hoe men na corona op dit moment al opnieuw met een ongelofelijke krapte zit. Alleen al in West-Vlaanderen geraken 75.000 vacatures niet ingevuld. Tienduizenden daarvan situeren zich in het kleine gebied in Midden- en Zuid-West-Vlaanderen, de streek van Kortrijk en Roeselare, zoals collega Fournier daarnet zei. Dat is echt een economisch probleem en dan is het toch godgeklaagd dat bedrijven mensen over de grens uit Frankrijk moeten halen, op meer dan een uur of anderhalf uur rijden van de bedrijven omdat we er niet in slagen om mensen uit de regio Moeskroen-Doornik, waar de jongerenwerkloosheid al jarenlang het hoogst is, naar onze bedrijven aan te trekken.
Het nieuws dat een op de drie leerlingen uit het eerste middelbaar in Wallonië nu nog Nederlands kiest als tweede taal, is echt dramatisch, ook voor die bedrijven. Ik weet dat we dat hier niet zullen oplossen, maar als we iets kunnen doen vanuit de Vlaamse bevoegdheden, hetzij economie, maar zeker ook mobiliteit en openbaar vervoer, dan moeten we die kans met beide handen grijpen. Ik steun volmondig het pleidooi van mijn goede collega Fournier om een proefproject te organiseren waar dat echt nuttig en dienstig zal zijn, met alle respect voor de Oost-Vlamingen in de buurt van Ronse. Ik kijk gewoon naar de cijfers en daaruit blijkt dat de krapte op de arbeidsmarkt massaal is en het allerhoogst is in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Minister, ik wil u dan ook vragen om de opdracht te geven om daar een proefproject op te starten. Het kan alleen maar helpen om die krapte, dat ongelofelijk groot economisch probleem, op te lossen.
De heer Brouns heeft het woord.
Als grensbewoner kan ik niet anders dan me aan te sluiten bij dit grensoverschrijdende debat, collega Keulen, vanuit onze kant van Vlaanderen.
Het is niet mijn bedoeling om hier vandaag een kritische stem te laten horen, maar ik denk dat we het wel eens zijn dat er nog een heel grote uitdaging ligt voor wat het grensoverschrijdend openbaar vervoer betreft waarvoor wij bevoegd zijn. Ik heb het dus over De Lijn, niet over het spoor. Ik ben ook wel pleitbezorger om dat heel creatief en out of the box te bekijken.
We hebben ooit de ervaring gehad dat Nederlandse aanbieders vanuit de private markt Vlaanderen aandeden om twee Nederlandse steden te verbinden en op die route de Vlaming meenam die ook naar Nederland wilde reizen. Dat was een opportuniteit. In die zin vraag ik me af in welke mate wij overleg hebben met die Nederlandse aanbieders die dat contract binnenhalen, in dit geval voor de provincie Limburg. We moeten kijken naar samenwerkingsverbanden, kruisbestuiving. Elke dag staan alleen in Maaseik al tien bussen stil van een private speler die inspeelt op de Vlaamse markt, de kinderopvang en andere opdrachten. Ik denk dat we veel meer out of the box moeten kijken naar openbaar vervoer of vervoer van personen tout court. Het aanbod bestaat aan beide kanten van de grens, we moeten daar zoveel mogelijk mensen op krijgen om zoveel mogelijk wagens van de weg te halen.
Minister, wat is uw visie op de relatie met die Nederlandse aanbieder? Wat kan die betekenen op Vlaams grondgebied, in dit geval Belgisch Limburg?
Minister Peeters heeft het woord.
Enerzijds 18.000 Limburgers die in Nederland gaan werken en anderzijds een enorme krapte in West-Vlaanderen. We moeten daar zeker aandacht voor hebben.
Ik wil zeker een soort van proefproject overwegen. Zo kort na corona is er al een enorme krapte. Ik ben zeker bereid om mijn administratie de opdracht te geven om te bekijken welk project in samenspraak met VDAB kan worden opgezet zodat we daar een versnelling hoger kunnen schakelen.
Mijnheer Brouns, mijnheer Keulen, we zitten natuurlijk met ons decreet Basisbereikbaarheid dat het intern operatorschap toekent aan één welbepaalde instantie. Na de benchmark hebben we dat bevestigd richting De Lijn maar het zou wel interessant zijn, zeker voor grensoverschrijdende projecten, om daar wat meer ruimte te krijgen. We zullen moeten nagaan of dat nog kan als uitzonderingsmaatregel op het huidige decreet en of daarvoor een aanpassing moet gebeuren, eventueel langs parlementaire weg. We moeten dus onderzoeken wat er nog mogelijk is. Verder neem ik akte van de problematiek en stel ik voor om samen te kijken hoe we deze situatie kunnen verbeteren.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Na de oproep van alle grenscollega’s zou het misschien goed zijn om op korte termijn samen te zitten met UNIZO West-Vlaanderen om na te gaan wat er mogelijk is met VDAB en De Lijn zodat daar eventueel een proefproject kan worden opgestart.
De vraag om uitleg is afgehandeld.