Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Het onderwerp van mijn vraag is een tweetal weken geleden al in de actualiteit geweest, met name de resultaten van de Belfiusstudie over de lokale financiën 2021. Die studie, die trouwens een jaarlijks werkstuk is en die heel wat gegevens bevat over de financiële situatie van de lokale besturen, toont aan dat de gevolgen van het coronajaar – en dat was voor sommigen misschien een verrassing – voor de financiën van de Vlaamse gemeenten al bij al meevallen. Ik zie ook in mijn eigen gemeente en in de buurgemeenten dat het gaat om een beweging die tweeërlei is. Enerzijds zijn er een aantal extra uitgaven gedaan waarbij de ontvangsten niet zo geïmpacteerd waren als sommigen dachten. Anderzijds zijn langs de uitgavenzijde wellicht een aantal zaken vertraagd uitgevoerd.
We moeten ook eerlijk toegeven dat de Vlaamse Regering heel wat extra middelen heeft uitgetrokken die naar de lokale besturen gingen zodat de extra kosten die deze hadden voor het bestrijden van de coronacrisis waaronder de vaccinatie, ruim konden worden vergoed.
Minister, ik heb daarover een aantal vragen voor u, onder meer omdat door de tariefaanpassingen van de Vlaamse Intergewestelijke (VLIG) de dividenden vanuit Fluvius naar de lokale besturen de volgende jaren fors zullen afnemen. We weten dat al een tijdje. Wellicht zullen ze worden gehalveerd.
Minister, hoe evalueert u zelf de bevindingen van de recente Belfiusstudie en vooral de financiële situatie van de lokale besturen, en de aandacht van de afgelopen dagen rond de halvering van de dividenden vanuit Fluvius? Kunt u daar mogelijke gevolgen uit trekken voor toekomstige initiatieven ten aanzien van de lokale besturen?
Hoe ziet u de realisatiegraad van de lokale investeringen verder evolueren? We krijgen ook signalen dat heel wat lokale investeringen worden geconfronteerd met forse prijsstijgingen van bouwmaterialen, wat een invloed heeft op de kostprijs. Hoe ziet u dat? Hebt u ideeën of specifieke initiatieven om de lokale besturen in hun realisatiegraad en vooral in hun investeringsbeleid verder te ondersteunen?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Van den Heuvel, ik dank u voor uw vraag. Zoals u aangeeft, bevat de jaarlijkse studie van Belfius belangrijke informatie voor iedereen die lokale verantwoordelijkheid draagt. Ze schetst een beeld van de financiële situatie van de Vlaamse gemeenten en dit jaar focust men specifiek op het relancebeleid en de rol die de lokale besturen daarin opnemen. Belfius onderzocht met andere woorden of de lokale besturen financieel sterk genoeg zijn om de ambities op het vlak van de relance te kunnen vervullen.
De conclusies van dit rapport zijn positief – dat hebt u ook gezegd, collega Van den Heuvel – en daarom ben ik, weliswaar met alle mogelijke voorzichtigheid die we steeds aan de dag moeten leggen, eerder hoopvol. Ter illustratie som ik een viertal bevindingen op.
Eerst en vooral bevestigt de studie dat lokale besturen een onmisbare schakel zijn in het beheersen van de coronacrisis. Ze zijn het eerste overheidsniveau en ze hebben zeer tastbare maatregelen genomen om hun burgers, lokale handelaars, verenigingen en ondernemingen te ondersteunen. Denk maar aan de ondersteuning van kwetsbare gezinnen, de extra subsidiëring voor lokale verenigingen en de tijdelijke afschaffing van een aantal belastingen. Daarin is het lokale bestuur, laat ik zeggen, zeer offensief geweest.
Tweede bevinding is dat de financiële impact van de coronacrisis voor de periode 2020-2025 eigenlijk binnen de perken blijft. Er zijn zoals altijd plussen en minnen, maar over het algemeen blijven de financiën van de Vlaamse lokale besturen duurzaam en gezond.
De derde conclusie betreft de investeringen. De lokale besturen hebben in hun aangepaste meerjarenplanning aangegeven dat ze van plan zijn om 2,5 miljard euro meer te investeren dan in hun originele meerjarenplannen. Dat moeten we een klein beetje relativeren, om de redenen die u zelf hebt aangehaald. Een aantal investeringen zijn wat uitgesteld, maar dat verklaart niet de volledige toename. Eigenlijk stijgt het geplande investeringsvolume voor de periode 2020-2025 tot 17 miljard euro. Ik wil dat bedrag toch nog eens vermelden omdat het aangeeft hoe belangrijk lokale besturen zijn in het publieke investeringsbeleid. We gaan in Vlaanderen met 4,3 miljard euro een heel groot relancebeleid voeren. Dat is nooit voordien gebeurd. Ik weet dat het eigenlijk een beetje appelen met citroenen vergelijken is, maar de meerjarenbegroting geeft toch een beeld van de investeringscapaciteit van lokale besturen. 17 miljard euro is vier keer de totale relance-investering die Vlaanderen wil realiseren.
En ten slotte is mijn vierde vaststelling dat het financiële evenwicht, de oude financieringsmarge en het resultaat op kasbasis, ondanks bijkomende uitgaven en verhoogde investeringsplannen, in alle gemeentebesturen gevrijwaard blijven. Dat is een voorwaarde, dat weten we. Gemeentebesturen moeten dat ook doen. Maar ze slagen daar ook in. Dat is in belangrijke mate te danken aan de sterke financiële uitgangspositie waarmee de gemeenten in deze bestuursperiode zijn begonnen, en aan de ondersteunende maatregelen van zowel de Vlaamse als de federale overheid.
De resultaten van die Belfiusstudie verrassen mij niet en ze hebben u ook niet verrast. We hadden ook al van ABB (Agentschap Binnenlands Bestuur) een analyse gekregen in januari, en die ging eigenlijk in dezelfde richting. Toch zijn er een aantal dingen die aandacht vragen.
Eerst en vooral zien we de relatieve stijging in de individuele hulpverlening bij het OCMW. Het is nog te vroeg om nu al te zeggen dat er een structureel effect is van de coronacrisis op de armoedecijfers, maar als u ziet dat die individuele hulpverlening met 6 procent is toegenomen, dan is dat toch een bijzonder aandachtspunt dat we zeker moeten blijven volgen.
Tweede aandachtspunt zijn de stijgende kosten van het personeel, u weet dat. We hebben de helft op de schouders van de Vlaamse overheid genomen in de stijging van de responsabiliseringsbijdragen, maar de andere helft moet nog altijd door de lokale besturen worden betaald. Die stijging blijft nog altijd gaande.
Het derde aandachtspunt betreft de fiscale ontvangsten die enigszins gestagneerd zijn. Dat komt door de lagere inschatting van de ontvangsten voor 2020 en 2021 uit lokale belastingen. Men heeft tijdelijk een aantal van die belastingen on hold gezet. Maar dat komt ook door een beperktere groei van ontvangsten uit aanvullende personenbelasting en onroerende voorheffing voor 2021 en 2022. Men denkt wel dat de volgende jaren weer een normale groei van twee procent zullen tonen.
U vraagt ook welke gevolgen ik uit de studie trek voor mogelijke toekomstige initiatieven naar de lokale besturen toe. Eerst en vooral moet ik wel benadrukken dat we deze regeerperiode – en dat hebt u ook al gezegd en erkend – heel wat extra middelen richting lokale besturen hebben gestuurd. Ik denk aan de basisfinanciering in het Gemeentefonds, die plus 3,5 procent jaarlijks werd geïndexeerd. Dat is de enige post waar dat is gebeurd. Andere algemene investeringsstromen werden behouden en we hebben er zelfs bijkomende geïntroduceerd, zoals de dotatie open ruimte en de dotatie responsabiliseringsbijdrage. De inspanning die Vlaanderen doet naar de lokale besturen stijgt zo eigenlijk van 15 naar 20 miljard euro. Dat is 33 procent meer, in vergelijking met de vorige legislatuur. Verder hebben we de lokale besturen ook van een algemene financiering voorzien om een rol te spelen in de bestrijding van de coronapandemie. Ze hebben die rol trouwens met verve vervuld. Ik denk aan de uitbating van vaccinatiecentra en lokale bron- en contactopsporing. We hebben daar steeds middelen tegenover gezet.
Deze algemene financiering hebben we tot slot aangevuld met gerichte subsidies, meer specifieke vormen van financiering, om de lokale investeringen en de relance nog meer te stimuleren. Ik denk dan aan subsidies voor fietsinfrastructuur en klimaatsubsidies
Het is duidelijk dat de ondersteunende maatregelen die we al hebben genomen voor de lokale besturen, hun vruchten afwerpen, als we de Belfiusstudie mogen geloven.
Wat de realisatiegraad van de lokale investeringen betreft, beseffen we allemaal dat 2020 en 2021 uitzonderlijke jaren zijn. Bovendien weten we dat de realisatiegraad van investeringen in de meerjarenplanning tijdens elke legislatuur aan het begin wat lager ligt en tegen het einde hoger. Dat is een effect dat we ook de vorige keer hebben gezien. In 2014 hadden we een realisatiegraad van 52 procent, in 2015 van 69 procent, in 2016 van 76 procent, in 2017 van 117 procent, in 2018 van 179 procent, in 2019 van 226 procent. De totale realisatiegraad voor heel deze periode bedroeg 98 procent, wat zeer hoog is. Dat effect zien we nu opnieuw, maar waarschijnlijk nog wat uitgediept en versterkt door de coronacrisis.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb geen glazen bol, maar ik denk dat de lokale besturen de realisatiegraad van de afgelopen jaren zullen kunnen handhaven of zelfs opkrikken, onder meer door hun toegenomen ervaring met het plannen op lange termijn en door de structurele algemene financiering vanuit Vlaanderen.
Wat natuurlijk wel speelt, zijn die grondstofprijzen, zowel voor bedrijven als voor particulieren en lokale besturen. Maar Belfius zegt ook dat gemeenten over een voldoende grote financiële buffer beschikken om de mogelijke impact van de stijging van de grondstoffen op te vangen of mogelijk – wat wellicht hier en daar zal moeten gebeuren – zullen moeten herschikken in de planning van de meerjareninvesteringen.
Wat die dividenden van Fluvius betreft, ben ik hoopvol maar voorzichtig. Dit zal een impact hebben op de lokale financiën. Ik vind dat we dat goed moeten monitoren. Ik zal daar nu nog geen grote uitspraken over doen maar dat is een aandachtspunt voor de komende maanden. We moeten bekijken hoe die verminderde dividenden van aandelen die lokale besturen hebben, kunnen worden verwerkt en geplaatst binnen het geheel van hun financieel beleid.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat ik u kan bijtreden voor wat uw antwoorden betreft op een aantal vragen. Ik denk dat het heel belangrijk is om duidelijk te zeggen dat die lokale besturen ongeveer 17 miljard euro zullen investeren en dat het een belangrijke uitdaging zal zijn om de realisatiegraad te handhaven. Natuurlijk spelen daar een aantal factoren die de lokale besturen en de Vlaamse overheid niet altijd in de hand hebben maar ik denk wel dat we daar in de juiste omkadering kunnen voorzien. Volgens mij heeft de Vlaamse overheid daar op een gepaste manier op ingespeeld. Het voorbije coronajaar zijn de lokale besturen op een duidelijke manier financieel ondersteund in navolging van wat Vlaanderen aan het begin van de legislatuur als extra's aan de lokale besturen heeft toegekend. Maar de uitdagingen stoppen niet. De realisatiegraad en grondstoffenprijzen moeten we scherp in het oog houden.
En dan is er natuurlijk die dividendregeling van Fluvius. Ik denk dat het goed is dat u herhaalt wat u een jaar geleden al hebt gezegd, toen de eerste tekenen zichtbaar werden, dat we de impact op de financiën van de lokale besturen goed moeten opvolgen en, indien nodig, een gepast antwoord moeten bieden vanuit de Vlaamse overheid. Ik dank u dat u dat engagement opnieuw bent aangegaan. We moeten daar samen aandacht aan blijven schenken en dit in de toekomst goed blijven opvolgen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat dit een goede gedachtewisseling is geweest. Ik heb niet begrepen dat de heer Van den Heuvel extra vragen heeft gesteld. Ik denk dat zijn tussenkomst in lijn is met mijn eigen overtuiging. We zullen die lokale financiën inderdaad goed moeten blijven monitoren, ook wat de groei betreft. We zijn hoopvol, we hebben een V-herstel, hopelijk zet dat zich door.
Wat zal de impact zijn van de stijging van de grondstoffenprijzen op de economische groei? Tot nu toe ziet alles er relatief hoopvol uit maar we zullen dat goed moeten blijven volgen. En dat die dividendenstromen geïmpacteerd zijn of worden, is inderdaad een bezorgdheid die we niet onder tafel moeten vegen maar die we goed moeten monitoren. De VVSG doet dat ook en ik ben bereid om dat de volgende maanden te blijven doen zonder dat ik nu al heel concrete engagementen in deze of gene richting wil aangaan. Ik wil ook dat we dat op een ernstige manier blijven volgen.
We staan ook in Vlaanderen voor een grote uitdagingen. Collega Diependaele wijst ons tijdens elke regeringsvergadering op het feit dat natuurlijk ook Vlaanderen voor nog een pak grote uitdagingen staat om de begroting op orde te krijgen maar dat neemt niet weg dat de investeringsmotor die de lokale besturen zijn, zeker overeind moet worden gehouden. Tot nu toe ziet dat er eigenlijk goed uit. Ondanks de wolken die we aan de horizon zien, schijnt voorlopig, voor de lokale besturen, nog altijd de financiële zon en dat is iets waar we ons over mogen verheugen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.