Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bij kinderopvanginitiatieven die werken met het inkomenstarief betalen de ouders een bijdrage voor de opvang naargelang hun inkomen. De tarieven voor 2021 vallen tussen 5,37 en 29, 81euro voor een opvangdag. In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer iemand een leefloon krijgt, wordt sowieso het laagste tarief van 5,37 euro toegekend. Wanneer dat leefloon wordt gecombineerd met het volgen van een opleiding via VDAB, Actiris (Office Régional Bruxellois de l'Emploi) of het OCMW, wordt dat laagste tarief nog verlaagd tot 3,22 euro. Voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld pleegouders en tienermoeders, geldt dan weer het absolute minimum van 1,67 euro.
Ouders die het berekende tarief toch niet kunnen betalen, kunnen zich met het attest inkomenstarief van Kind en Gezin en de nodige documenten die hun financiële situatie staven, wenden tot het OCMW. Het OCMW kan dan een individueel verminderd tarief toekennen, hetzij 50 procent op het aanvankelijk berekende tarief met een minimum van 5,37 euro, hetzij het laagste tarief van 5,37 euro, hetzij het absolute minimumtarief van 1,67 euro.
Recent besliste het Antwerpse OCMW om het absolute minimumtarief automatisch toe te kennen aan alle ouders die ook recht hebben op een leefloon of een klimpremie. Dat is een eenmalige premie die Antwerpen toekent aan gezinnen in armoede, omdat het sociaal onderzoek in het verleden bijna in alle gevallen die toekenning rechtvaardigde.
Ouders die de stap naar het OCMW zetten voor het aanvragen van een verlaagd tarief, kunnen zo de weg naar de hulpverlening leren kennen. Meermaals kwamen zeer kwetsbare gezinnen op de radar van de hulpverlening via deze aanvragen. Vanzelfsprekend is het daarvoor belangrijk dat mensen de mogelijkheid van de aanvraag en de weg ernaartoe kennen. Mensen die moeilijkheden hebben met betaling van het tarief dat voor hen berekend werd, moeten immers ook effectief een beroep kunnen doen op het lagere tarief. De opvanginitiatieven en de Huizen van het Kind hebben zeker een rol in het informeren van deze gezinnen.
Mensen aan wie een leefloon wordt uitbetaald, zijn echter gekend bij de OCMW. In het kader van dat leefloon werd er voor hen ook al een sociaal onderzoek gevoerd. Voor de meesten van hen kan worden verwacht dat het absolute minimumtarief dan ook gerechtvaardigd is. Door de automatische toekenning valt er voor het OCMW heel wat administratief werk weg, zo wordt geoordeeld, en blijven ook de aanvragers gespaard van aanvraagprocedures en de bijhorende stress en onzekerheid.
Gezien de toepassing door de verschillende OCMW’s is het wel nodig te bewaken dat mensen die zich in dezelfde situatie bevinden op dezelfde manier worden beoordeeld.
Minister, bent u op de hoogte van het initiatief van het Antwerpse OCMW om aan leefloongerechtigden automatisch het absolute minimumtarief kinderopvang toe te kennen?
Is dit conform de huidige decretale bepalingen?
Hebt u zicht op het aantal leefloongerechtigden aan wie de voorbije jaren door het OCMW het absolute minimumtarief voor kinderopvang werd toegekend en op het aantal leefloongerechtigden dat een ander tarief kreeg toegekend? Rechtvaardigen deze cijfers het blijven behouden van de noodzaak tot afzonderlijke beoordeling of niet?
Hoe kan ervoor gezorgd worden dat er geen discrepantie ontstaat tussen de beoordeling van mensen in een gelijkaardige situatie door de verschillende OCMW’s?
Hoe staat u tegenover het automatisch toekennen van het absolute minimumtarief voor kinderopvang aan alle leefloongerechtigden?
Staat u er positief tegenover om zulke automatische toekenning voor deze doelgroep in de regelgeving te verankeren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, ik ben op de hoogte van de principebeslissing om het absolute minimumtarief voortaan automatisch toe te kennen aan leefloongerechtigden die cliënt zijn van het Antwerpse OCMW. De concrete modaliteiten moeten nog worden bepaald. De maatregel heeft betrekking op een interne procedure bij het OCMW. Om na te gaan of een ouder recht heeft op een leefloon, wordt een sociaal onderzoek gevoerd. Op basis van datzelfde onderzoek kan het OCMW meteen ook beslissen om het absolute minimumtarief toe te kennen. Dit past binnen het bestaande decretaal kader.
Ik beschik niet over de gegevens waarnaar u vraagt. Enkel positieve beslissingen over verminderde tarieven worden door het OCMW bekendgemaakt aan het Agentschap Opgroeien regie, niet de aanleiding ervan.
Elk OCMW beslist, binnen de huidige regelgeving, autonoom over de toekenning van een verminderd tarief. Opgroeien regie heeft geen bevoegdheid en toezichthoudende rol ten aanzien van de lokale besturen.
In een vorige regeerperiode heeft Opgroeien regie in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) wel gewerkt aan een maximale afstemming tussen de verschillende OCMW’s.
Kinderopvang heeft naast een economische functie een belangrijke sociale en pedagogische functie. Het is belangrijk dat ook kinderen uit kwetsbare gezinnen toegang hebben tot kwaliteitsvolle kinderopvang. Het toekennen van het absolute minimumtarief maakt dit mee mogelijk. De automatische toekenning van het absolute minimumtarief aan leefloongerechtigden kan ervoor zorgen dat gezinnen niet uit de boot vallen.
De maatregel die het OCMW van Antwerpen nu wil uitwerken is mogelijk binnen de huidige regelgeving. Gelijkaardige praktijken worden ook toegepast door andere OCMW’s.
Een andere oplossing kan erin bestaan om het inkomenstarief voor leefloongerechtigden aan te passen. Binnen de huidige regelgeving leidt dit tot het standaardminimumtarief van 5,37 euro of het uitzonderlijke minimumtarief 3,22 euro. Door een aanpassing van de regelgeving kan dit gewijzigd worden naar het absolute minimumtarief van 1,67 euro, zoals dat nu al decretaal is geregeld voor pleegouders en tienermoeders. Hierdoor zouden alle ouders met een leefloon, ongeacht hun woonplaats, recht hebben op het absolute minimumtarief.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, uit uw antwoord maak ik op dat u geïnformeerd bent over de beslissing van het OCMW van Antwerpen. Dit is een praktijk die door meerdere OCMW’s wordt toegepast: men kent leefloongerechtigden automatisch het allerlaagste tarief toe. Dit gebeurt conform de huidige regelgeving.
Minister, wat ik van belang vind, is dat mensen in eenzelfde situatie op dezelfde manier behandeld worden. U hebt gewezen op de verschillende functies van kinderopvang. Die wil ik absoluut onderschrijven.
Ik weet ook wel dat de VVSG in het verleden al een aantal initiatieven heeft genomen om te komen tot afstemming en gelijke behandeling. Maar ik zie nu dat er in bepaalde OCMW's wel een volledig sociaal onderzoek gebeurt en in andere OCMW's dan weer niet en er automatisch het allerlaagste tarief wordt toegekend. Het zou goed zijn dat volgens de initiële bepalingen het OCMW ook voor leefloongerechtigden een sociaal onderzoek zou doen en dan zelf de beslissing zou nemen, en dat we daar een analyse van zouden maken. Dat kan samen met de VVSG.
Ik zou u willen vragen om het initiatief te nemen, indien dit kan, om eens na te gaan sedert dat van toepassing is, in hoeveel gevallen effectief het allerlaagste tarief wordt toegekend, in hoeveel gevallen er een echt sociaal onderzoek gebeurt en in hoeveel gevallen dat niet gebeurt. Daaruit kan men dan een aantal mogelijke conclusies trekken. Het heeft immers weinig zin, als men ziet dat de meeste OCMW's geen sociaal onderzoek meer zouden doen omdat ze dat al hebben gedaan in het kader van het leefloon en dan automatisch wel het laagste minimumtarief toe te kennen, om dat dan in andere gemeenten bij andere OCMW's wel te laten gebeuren. Ik begrijp dat daar eerst meer analyse voor nodig is. Zult u daartoe een initiatief nemen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega's, in het regeerakkoord hebben wij twee belangrijke passages opgenomen. Een ervan was dat we ervoor willen zorgen dat werken steeds lonender is dan niet werken en dat we voor mensen op beroepsactieve leeftijd de sociale voordelen afhankelijk maken van de hoogte van het inkomen en niet louter van een bepaald statuut als niet-werkende. Het andere deel van het regeerakkoord gaat uiteraard over administratieve vereenvoudiging en automatische toekenning. In dezen is de vraag hoe veel keer je een sociaal onderzoek moet doen, een economisch en maatschappelijk onderzoek, op hetzelfde gezin in het kader van het toekennen van bepaalde voordelen of bepaalde statuten. Daar treed ik bij wat men in Antwerpen heeft gedaan. Als men het volledige onderzoek heeft gedaan in het licht van het leefloon, dan is het raar dat men hetzelfde onderzoek zou moeten overdoen om andere voordelen toe te kennen, en waarbij de kans bestaat dat men tot een andere conclusie komt. Het zou wel heel raar zijn dat men het voor het ene wel en voor het andere niet zou toekennen, terwijl men hetzelfde onderzoek heeft gedaan.
Ik treed collega Schryvers bij dat we verregaandere analyses moeten doen om op die manier mensen te blijven activeren, want dat vind ik wel belangrijk. Niet het gegeven dat men een bepaald statuut heeft is belangrijk, maar het gaat wel degelijk over het sociaal onderzoek dat heeft geleid tot het feit dat men in een bepaalde inkomenssituatie zit, en dat genereert op zijn beurt een aantal zaken die daar automatisch aan vasthangen. Dat staat in ons regeerakkoord. Minister, ik denk inderdaad dat we verdere analyses moeten doen van wat er in de sociale onderzoeken zit, wat er wordt meegenomen, wat de periodiciteit is en eventueel de engagementen die van de desbetreffende gezinnen en burgers worden gevraagd.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega's, ik heb geen specifieke vragen maar ik heb wel een aantal bedenkingen. Vroeger was het minimum standaardtarief 1,56 euro. Dat was heel laag en men heeft dat opgetrokken naar meer dan 5 euro. Dat heeft natuurlijk een reden. Dat is beslist in 2015 omdat het niet rendabel was. Men moet natuurlijk nog ergens inkomsten gaan halen. Het is ook niet eerlijk dat de ene groep van mensen haast gratis gebruik zou kunnen maken van opvang en dat een andere groep van mensen het maximumtarief moet betalen. Daar heb ik toch wat bedenkingen bij.
Ik ben dan ook van mening dat het belangrijk is dat we de mensen die gaan werken of die een opleiding aan het volgen zijn, stimuleren naar die opvang, zodat we die mensen aan het werk kunnen zetten en de werkzaamheidsgraad van 80 procent, waarnaar wordt gestreefd, kunnen behalen. Dan vind ik het niet direct een goed idee om zomaar aan automatische rechtentoekenning te doen voor leefloners die geen traject naar werk aan het volgen zijn, want meestal zijn die leefloners thuis. Het moet natuurlijk de bedoeling zijn dat we die plaatsen in de opvang, die nu al zo schaars zijn, vrijhouden voor mensen die effectief bezig zijn met het zoeken naar een job of met het volgen van een opleiding. Dus, ingeval jullie dat zouden willen doen, dan denk ik dat daar toch nog wel een lang debat over gevoerd zal worden.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ben heel blij met het initiatief dat in Antwerpen en ook in andere gemeenten wordt genomen, want als blijkt dat 98 procent van die mensen daar effectief voor in aanmerking komt, dan wordt er dus eigenlijk voor niets twee keer een sociaal onderzoek uitgevoerd en kan men die middelen volgens mij op een efficiëntere manier inzetten. Het gaat, voor alle duidelijkheid, vooral over mensen die een VDAB-opleiding volgen en in een traject naar werk zitten. Ik vind dat collega Malfroot een wat vreemde sprong maakt.
Minister, ik heb hierover enkele bijkomende vragen. In Antwerpen gaat het over 98 procent. Ik neem aan dat in andere steden en gemeenten eenzelfde lijn te merken is. Het zou goed zijn als we duidelijkheid krijgen over hoe dat in de rest van Vlaanderen zit. Als dan blijkt dat dit effectief in de meeste gemeenten zo is, kunnen we dat dan niet voor heel Vlaanderen gelijktrekken? Ik volg namelijk de redenering wel dat het niet mag afhangen van de gemeente waarin je woont of je er automatisch recht op hebt of niet. Op zich denk ik dat het zeker iets is dat we heel goed in de gaten moeten houden, goed verder moeten bestuderen en als het mogelijk is doortrekken naar heel Vlaanderen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat de koppeling van het laagste tarief aan het volgen van een opleiding via VDAB of via het OCMW heel erg belangrijk is. Een beperkt tarief voor kinderopvang is natuurlijk belangrijk om kinderen uit een gezin met een beperkt inkomen te laten participeren aan de kinderopvang. Het is ook heel belangrijk om ouders de nodige incentives te geven om zich te integreren op de arbeidsmarkt. Ik denk dat dat absoluut noodzakelijk is om armoede te ontgroeien.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is heel goed dat dit onderwerp wordt aangehaald. U herinnert het zich waarschijnlijk niet meer, maar een van de allereerste uitwisselingen die wij hadden, ging over de automatische toekenning van het laagste tarief. Ik heb toen aangegeven dat de drempel naar het OCMW voor een aantal mensen in kansengroepen heel hoog is. Op dit moment – en dat is iets dat we constant horen sinds de verhoging van het minimumtarief – gaan die ouders naar een kinderdagverblijf of een onthaalouder en krijgen ze daar te horen dat er een lager tarief kan worden toegepast via het OCMW. Velen zeggen dan ‘dank u wel’ en komen nooit meer terug.
Collega’s, u kunt het zich misschien moeilijk voorstellen, maar de stap naar het OCMW is voor heel veel mensen heel afschrikwekkend. En stellen dat die mensen plaatsen zouden afnemen, is echt onterecht. Verschillende studies – van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) maar ook van Michel Vandenbroeck en Wim Van Lancker – wijzen uit dat er juist bij mensen die het moeilijk hebben, een grote onderbenutting is van kinderopvang. Andere studies wijzen uit dat zij daar net veel baat bij zouden hebben. Het is dus goed als er een automatisering zou komen, maar het kan volgens mij nog beter. Want als we het laten afhangen van een statuut, gaan bepaalde groepen uitgesloten worden.
Een voorstel dat al een tijdje circuleert en waarvan ik u echt wil vragen om het in overweging te nemen, is dat de onthaalouder of het kinderopvanginitiatief zelf zou aangeven aan ouders dat er een verlaagd tarief mogelijk is en dat zij dit kunnen regelen met het OCMW, opdat dat kindje daar inderdaad een opvang kan vinden aan het verlaagd tarief. Een sociaal onderzoek duurt maar een paar weken, en ondertussen kan het OCMW checken of die mensen er recht op hebben. Het meeste dat men dan zou kunnen verliezen, is een paar weken een ietwat verlaagd tarief. Dat gaat weinig kosten en dat gaat waarschijnlijk heel veel mensen veel meer toegang geven tot kinderopvang, mensen en kinderen die het heel erg nodig hebben.
Als u excellentie wilt in het onderwijs, dan begint dat bij de kinderopvang. Dit is dus heel erg nodig.
Minister Beke heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op het laatste deel van mijn antwoord. Kan wat Antwerpen doet volgens de huidige regelgeving? Collega Schryvers, ja, dat kan. De maatregel die het OCMW van Antwerpen nu wil uittekenen, is mogelijk binnen de huidige regelgeving. Gelijkaardige praktijken worden inderdaad ook toegepast door andere OCMW's.
Een oplossing zou erin kunnen bestaan om het inkomenstarief voor leefloongerechtigden aan te passen. Binnen de huidige regelgeving leidt dit tot een standaard minimumtarief van 5,37 euro of het uitzonderlijk minimumtarief van 3,22 euro.
Via een aanpassing van de regelgeving kan dat worden gewijzigd naar het absolute minimumtarief van 1,67 euro, zoals nu ook al decretaal is geregeld voor pleegouders en voor tienermoeders. Hierdoor zouden alle ouders met een leefloon, ongeacht hun woonplaats, recht kunnen hebben op het absolute minimumtarief.
Ik heb dit even herhaald omdat ik heb begrepen dat dit deel van mijn antwoord ergens in de verbinding was weggevallen.
Als men daar aanpassingen aan wil doen, dan zal men daar desgevallend ook een decretaal initiatief voor moeten nemen. Op dit ogenblik laat de regelgeving dat toe. Een identieke aanpak in alle Vlaamse steden en gemeenten vereist een aanpassing van de regelgeving.
Collega's, de opmerkingen die jullie hebben gemaakt, kan ik deels onderschrijven. Kinderopvang heeft een economische functie, maar ook een pedagogische en sociale functie. De sociale en pedagogische functies staan in het regeerakkoord en daarover zal ik dus waken zoals ik daar in het voorbije anderhalf jaar over heb gesproken.
Mevrouw Groothedde, uw suggestie is een soort regeling die in Brussel van toepassing is. Ik ben niet zomaar geneigd om een ‘copy-paste’ te doen voor Vlaanderen omdat de medewerking van de OCMW's in Vlaanderen dichter bij de mensen staat. Daarom beslissen de kinderopvanginitiatieven daar zelf over.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega's, er zijn verschillende gevallen mogelijk. Mevrouw Groothedde, ik wil even reageren op wat u zegt. Als mensen het tarief volgens de normale berekening niet kunnen betalen, kunnen ze zich wenden tot het OCMW. Het gaat soms over mensen die nog niet bij het OCMW gekend zijn en zich daar nog niet hebben aangemeld. U hebt zeker gelijk dat de kinderopvanginitiatieven en de Huizen van het Kind een informatieve functie kunnen vervullen. Maar het gaat over mensen die nog niet naar het OCMW zijn gestapt en daar niet gekend zijn.
Ik heb zelf ondervonden als OCMW-voorzitter dat de vraag naar een verminderd tarief kinderopvang leidt tot nazicht van een aantal andere zaken. Dan kwamen die mensen tot de conclusie dat ze niet al hun rechten uitputten en op een aantal andere domeinen konden worden geholpen. Die stap naar het OCMW is juist goed en kan in die zin een meerwaarde hebben.
Waar het in het initiatief van Antwerpen en blijkbaar ook nog in een aantal andere OCMW’s over gaat, zijn mensen voor wie al een sociaal onderzoek naar een leefloon is gebeurd en die dus sowieso al gekend zijn bij het OCMW. Het zou goed zijn om verder na te gaan in welke gevallen een aantal stappen kunnen worden gezet om geen onderscheid te hebben tussen mensen in dezelfde situatie in verschillende gemeenten, maar ook om minder administratie te hebben en zeker geen dubbel sociaal onderzoek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.