Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Op 15 maart jongstleden vroeg de minister de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering over de financiering van vernieuwende projecten die inzetten op een doorgaande lijn tussen kinderopvang van baby’s en peuters, kleuteronderwijs en kinderopvang. Op 31 maart leverde de Raad Basisonderwijs van de Vlor het gevraagde advies af.
Om historische redenen kent Vlaanderen een opsplitsing tussen het systeem van de opvang van baby’s en peuters en de buitenschoolse opvang enerzijds en het kleuteronderwijs anderzijds. De eerste twee opvangmanieren vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Voor het kleuteronderwijs is uiteraard Onderwijs bevoegd.
De Vlor staat positief tegenover de projectoproep voor twaalf vernieuwende initiatieven, pioniers genoemd, die een praktijkmodel moeten ontwikkelen voor een geïntegreerde werking op vlak van opvang en onderwijs voor kinderen van nul tot zes jaar. Proefprojecten zijn immers een goede manier om ervaringen op te doen en na een grondige evaluatie tot beleidsaanbevelingen te komen.
Ik geef nog even mee dat we ooit een tijd gekend hebben dat er tussen de opvang en het onderwijs twee kadastrale percelen moesten zijn. De kinderen moesten over de openbare weg van de ene plaats naar de andere gaan en de speelplaats mocht niet worden gebruikt voor de opvang. Gelukkig is dat niet langer het geval. We kunnen die ruimte tenminste op een goede manier gebruiken. De vraag is of we daar nog synergiën uit kunnen distilleren in het belang van de kinderen.
Een aantal aandachtspunten die de Vlor aanhaalde, wil ik toch met u delen. Ten eerste: het voorstel was te eenzijdig vanuit het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin geschreven. De onderwijsregelgeving was onvoldoende meegenomen, volgens de Vlor. Ten tweede: de timing om de projecten te laten starten op 1 september 2021 is zeer krap, zeker voor nieuwe initiatieven die willen participeren. Ten derde: momenteel is er geen ouderparticipatie voorzien, hoewel ouders wel gebruikers zijn van onderwijs en opvang. Minister, ik kan persoonlijk getuigen dat de aansluiting van onderwijs op opvang iets is wat ouders wel degelijk bezighoudt, al is het soms slechts puur praktisch. Waar zet je je kind af? Waar haal je je kind op? Ik weet dat sommige ouders misschien wel wat ‘instrumenteel’ denken, maar het is wel een realiteit waarmee heel veel ouders te maken hebben.
Minister, ik heb daarom de volgende concrete vragen. Wat is uw reactie op de bemerkingen en aanbevelingen van het Vlor-advies, dat meerdere elementen bevat? Is de timing van 1 september 2021, ook in het licht van corona, nog steeds realistisch om die twaalf proefprojecten te laten starten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, met de vernieuwende projecten Doorgaande Lijn wil ik, samen met mijn collega Weyts, inzetten op een meer geïntegreerde werking van de kinderopvang van baby’s en peuters, het kleuteronderwijs en de kleuteropvang. De bedoeling is om te verkennen hoe de pedagogische en zorgcontinuïteit voor kinderen van nul tot zes jaar kan worden versterkt.
Daarbij bekijken we ook de verbinding met het Huis van het Kind en gaat ook bijzondere aandacht naar taalontwikkeling en de verwerving van de Nederlandse taal. Deze maatregel sluit aan bij de aanbeveling van het maatschappelijk relancecomité om proeftuinen op te zetten rond geïntegreerde projecten kinderopvang/kleuteronderwijs en wordt gefinancierd met middelen uit het relanceplan Vlaamse Veerkracht.
Het Departement Onderwijs en Vorming en het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijn nauw betrokken bij het voorbereidende werk dat vanuit het agentschap Opgroeien gebeurt.
Het is absoluut de bedoeling dat zowel kinderopvang als onderwijs op een gelijkwaardige manier betrokken zijn en blijven bij alle aspecten van dit project. Het is vanuit dat perspectief dat advies werd gevraagd aan zowel de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin als aan de Vlaamse Onderwijsraad.
Vanzelfsprekend zal er ook rekening worden gehouden met het advies van de Vlaamse Onderwijsraad bij de verdere uitwerking van het subsidiebesluit en bij de verdere opvolging.
Ouderparticipatie is terecht een aandachtspunt. In de voorbereiding van deze projecten is die in eerste instantie gewaarborgd door de samenstelling van de adviesraden.
De timing van 1 september 2021 zal worden herbekeken. Initiatiefnemers zullen meer tijd krijgen om een onderbouwde en gedragen aanvraag in te dienen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben tevreden dat u antwoordde dat die startdatum kan worden aangepast. Ik denk dat het een goede zaak is dat we die duidelijkheid geven. Ten tweede ben ik ook blij dat die bemerkingen en aanbevelingen van de Vlor meegenomen worden. Ik wil er ook voor pleiten, minister, om het delen van de bestaande expertise, kennis en samenwerkingen te faciliteren. Maar ik zou echt willen oproepen om daar geen nieuwe structuren of dergelijke voor op te zetten. Ik denk dat we moeten proberen om zoveel mogelijk op de locatie van de school ook de voor- en naschoolse opvang te organiseren, opdat kinderen zich niet van hier naar daar moeten verplaatsen.
Ten tweede ben ik blij dat er een vorm van continuïteit is. Ik zie nu heel mooie projecten in scholen, waar kinderen in voor- en naschoolse opvang allerlei dingen doen, zoals schaken, leesprojecten, buiten spelen en bewegen, maar ook huiswerkbegeleiding. Dat zijn allemaal zaken die een meerwaarde bieden en die we kunnen organiseren. Daarvoor kan er wel degelijk een goede samenwerking zijn tussen scholen en voor- en naschoolse kinderopvang. Ik vind dat op zich lovenswaardig, en ik kijk zeker uit naar wat daaruit voortkomt. Maar ik wil dus toch oproepen om ervoor te zorgen dat daar geen zware structuren en geen zware regelgeving bovenop gezet wordt.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat er nog heel veel stappen te zetten zijn op het vlak van een beter geïntegreerde werking tussen kinderopvang en het onderwijs. Elke stap die daaraan tegemoetkomt, zal worden gesteund door onze fractie. Tijdens de vorige legislatuur hebben mijn voorgangers in het Vlaams Parlement daarover een uitgebreide conceptnota geschreven. Wij vinden dat dit iets is dat over heel Vlaanderen uitgerold mag worden.
Het is natuurlijk ook belangrijk dat, als er dergelijke projecten opgestart worden, die op een goede manier geëvalueerd kunnen worden, om ze dan ook effectief verder te kunnen uitrollen.
Ik begrijp uit uw antwoord dat de diensten uit het onderwijs wel nauw betrokken zouden zijn. De Vlor kijkt daar toch anders naar. Maar goed, ik begrijp dat ze betrokken zullen worden bij de evaluatie.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Welke criteria en welke partners zullen mee bepalend zijn bij een eventuele verdere uitrol van die projecten op langere termijn? Welke rol krijgt het onderwijs hierin?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, wij vinden die integratie toch ook wel van heel groot belang. Ik heb daar zelf ook al meermaals voor gepleit. Met het decreet Buitenschoolse Kinderopvang zetten we trouwens ook wel een stap daarin, want het onderwijs is daarin toch ook wel een partner.
Ik denk dat het er ook op aankomt om te onderzoeken waar er zich momenteel nog drempels situeren. Ik geef dan heel graag het voorbeeld van de tewerkstelling binnen de buitenschoolse kinderopvang. Daar zie je nu dat mensen er tewerkgesteld worden van 7 uur ’s morgens tot 8.15 uur. Dan gaan ze met die kinderen naar school en ‘leveren ze die af’ in de kleuterklas bij de kleuterleidster en de kinderverzorgster. ’s Middags is er dan weer een andere opvang. Na 15 uur of 15.30 uur is er opnieuw opvang. Het zou voor die kinderen veel beter zijn als die continuïteit, ook op het vlak van personen, gegarandeerd zou kunnen worden. Ook op dat vlak zijn er nog heel wat drempels, bijvoorbeeld op het vlak van het statuut. Zorgen voor meer eenvormigheid op dat vlak en voor een betere uurregeling, zou er ook voor kunnen zorgen dat de job van kinderbegeleidster in de kinderopvang veel aantrekkelijker wordt. Minister, wordt ook dat aspect meegenomen in die projecten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat de doorgaande lijn inderdaad ook wel gaat over het zorgen voor een verbinding tussen de schooltijd aan de ene kant en de vrije tijd aan de andere kant. Het is absoluut niet mijn bedoeling om daar zware, nieuwe structuren of wat dan ook voor op te zetten, integendeel. Het is de bedoeling om daaraan op een soepele, gemakkelijke manier te werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben tevreden dat u de oproep van de N-VA-fractie onderschrijft om daarvoor geen nieuwe, zware structuren op te zetten. Dat stemt me al gerust. U hebt het over een doorlopende lijn en goede afspraken over de kinderopvang in scholen. We kunnen dat alleen maar aanmoedigen, niet alleen in het belang van de kinderen maar ook in dat van de ouders. Daarom vind ik die ouderbetrokkenheid, die de Vlor ook aanhaalt, zo belangrijk.
Wat collega Schryvers aanhaalt in verband met de personeelsstatuten: daaraan morrelen is één zaak, maar we moeten die ook op elkaar afstemmen. Ik zeg maar iets: iemand die aan voorschoolse opvang doet, zou ook ingeschakeld kunnen worden in kleuterklassen voor verzorging en daarna de middagpauze kunnen begeleiden. Ik denk dat dat al bijna een volledige dagtaak is. Daarna zou iemand anders dan kunnen invallen. We zouden daarmee iets kunnen doen aan die gebroken diensten, het eigenlijke probleem bij de voor-en naschoolse kindervang. Dat lijkt me een goede zaak. Misschien moeten we eens bekijken hoe we toch statuten kunnen behouden. Ik denk dat we dan in moeilijke debatten terechtkomen: hoe er vanuit het ene of het andere departement kan worden bijgepast. Dat lijkt me toch wel een mogelijkheid om daar op korte termijn stappen te zetten. De N-VA-fractie zal dit zeker verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.