Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mensen willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen, ook als ze ouder zijn en meer zorg nodig hebben. Vanuit Vlaanderen worden er heel veel inspanningen gedaan om dat mogelijk te maken met thuiszorg, dagopvang enzovoort.
Om zolang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen en de verhuis naar een residentiële voorziening uit te stellen, bestaat bij sommige mensen ook de vraag naar inwonend zorgpersoneel. En het aanbod is er ook. Vaak gaat het om buitenlandse werkkrachten die naar hier verhuizen en zich 24 uur op 24 ten dienste stellen van een zorgbehoevende. Die laatste is niet alleen gebruiker, maar treedt ook op als werkgever. Alle administratie en uitbetaling van loon wordt ter harte genomen door bedrijven of bureaus die hierop inzetten.
Uiteraard dient de werknemer te worden betaald volgens de geldende barema’s, maar in het verleden werden toch ook al zulke ondernemingen gesignaleerd en onderzocht waarbij sprake was van uitbuiting van de betrokken zorgverleners.
Als het gaat over de arbeidsvoorwaarden waarin deze werknemers worden tewerkgesteld, is het federale niveau bevoegd. Vlaanderen is bevoegd voor de toepassing van het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening en kan dus de kwaliteitscriteria handhaven die worden opgelegd aan professionelen die zorg verstrekken. Zorginspectie is niet bevoegd aangezien het de zorgbehoevende zelf is die optreedt als werkgever. Alleen als er klachten zouden komen, kan Zorginspectie in actie komen.
Tijdens de commissievergadering van 19 maart 2019 sprak toenmalig minister Jo Vandeurzen over lopende onderzoeken naar bedrijven die dit aanbod doen, maar niet in orde zouden zijn met de regelgeving. Er was daarover ook verschillende keren overleg met Zorginspectie, het agentschap Zorg en Gezondheid, de bevoegde kabinetten op federaal en Vlaams niveau en de sociale inspectie. Het is immers ieders bekommernis om kwaliteitsvolle thuiszorg te waarborgen met respect voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
Minister, werden de eerdere onderzoeken naar organisaties die een aanbod doen met inwonende arbeidskrachten bij zorgbehoevenden thuis intussen afgerond, onder meer voor wat het respecteren van de arbeidsvoorwaarden van het zorgpersoneel betreft? Wat waren de resultaten? Welk gevolg wordt daaraan gegeven?
In hoeverre hebt u nog contact met de betrokken diensten op federaal niveau om dergelijke bedrijven verder op te volgen teneinde sociale uitbuiting, maar ook ondermaatse zorgverlening te voorkomen?
Hoe wordt gecontroleerd op de naleving van het Zorg- en Bijstandsdecreet?
Zijn er bij Zorginspectie al klachten toegekomen over zorgverstrekkers die inwonen bij zorgbehoevenden? Zo ja, van welke aard waren die klachten? Welk gevolg werd eraan gegeven?
Op welke manier worden mensen die interesse tonen in dit aanbod geïnformeerd over eventuele wanpraktijken en de gevolgen daarvan, maar ook over waar zij desgevallend terechtkunnen?
Hoe kan er proactief worden gewerkt naar nieuwe organisaties die hier in Vlaanderen een aanbod komen doen?
Minister Beke heeft het woord.
De federale overheid is bevoegd voor de arbeidsvoorwaarden waarin deze werknemers worden tewerkgesteld. Het toezicht op de arbeidsrelatie werkgever-werknemer valt niet onder de Vlaamse sectorale regelgeving. Er was in het verleden een nauwe samenwerking tussen Zorginspectie, het agentschap Zorg en Gezondheid en het federale Toezicht op de Sociale Wetten.
Vanuit deze laatste dienst worden bij verschillende organisaties, waarvan wordt aangenomen dat wanpraktijken aan de orde zijn, controles uitgevoerd. Voor een laatste stand van zaken, moet ik u naar hen doorverwijzen.
Naast de formele overlegmomenten die in het verleden plaatsvonden, houden de verschillende partijen elkaar op de hoogte via mail en telefonisch wanneer nodig, met als doel het waarborgen van een kwaliteitsvolle thuiszorg met respect voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. Zo wordt vanuit het agentschap Zorg en Gezondheid elk signaal van mogelijke wanpraktijken, zoals uitbuiting van personeel dat 24/7 beschikbaar moet zijn of schijnzelfstandigheid, onmiddellijk doorgegeven aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg (WASO), zodat van daaruit gepast kan worden opgetreden.
Sinds 1 januari 2021 is het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening alleen nog van toepassing op wie zorg en bijstand verleent in een erkende welzijnsvoorziening. Ik verwijs hiervoor naar het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020.
Wie beroepshalve zorg en bijstand verleent buiten een erkende welzijnsvoorziening, valt daardoor sinds 1 januari 2021 niet meer onder het toepassingsgebied van het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening.
Voor deze groep mensen gelden sinds begin dit jaar de strengere kwalificatievereisten uit de federale wetgeving betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Voor zorgtaken moeten zij vanaf dit jaar dus voldoen aan de kwalificatievereisten voor verpleegkundigen of die voor zorgkundigen, als ze onder toezicht van een verpleegkundige werken, en niet meer aan de kwalificatievereisten die van toepassing zijn voor het verzorgend personeel van de diensten voor gezinszorg.
Er werden bij Zorginspectie recentelijk geen rechtstreekse klachten ingediend. En er werden vanuit de klachtendienst bij het agentschap Zorg en Gezondheid ook geen inspectievragen aan Zorginspectie gesteld met betrekking tot mogelijke problemen met dergelijke zorgverstrekkers.
Burgers, meer in het bijzonder ouderen met een zorgbehoefte, kiezen voor zo’n optie omdat ze thuis willen blijven wonen. Mensen die op dit zorgaanbod een beroep doen, hebben vaak een verhoogde kwetsbaarheid.
Vanuit de Vlaamse overheid moeten we erover waken dat er voldoende alternatieven worden aangeboden die inspelen op de zorgvragen. Burgers die de Vlaamse overheid contacteren en interesse tonen in dit aanbod worden geïnformeerd dat de Vlaamse overheid geen garantie kan bieden op een kwaliteitsvol zorgaanbod in dergelijke organisaties, omdat ze niet door de overheid erkend zijn. Burgers met vragen worden geïnformeerd en desgevallend doorverwezen naar de FOD WASO.
De Vlaamse overheid is niet meer formeel bevoegd voor dergelijke organisaties. Deze praktijken vallen, zoals al aangegeven, volledig onder de federale bevoegdheid. De laatste jaren werden vanuit Vlaanderen wel al ernstige inspanningen geleverd om enerzijds aan de stijgende zorgvraag en anderzijds aan de wens van personen met een zorgbehoefte om langer thuis te blijven wonen, tegemoet te komen. We doen dat door in te zetten op professionele thuiszorgvoorzieningen, maar ook door het vrijwilligerswerk verder uit te breiden en mantelzorgers te ondersteunen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dit luik valt voor een heel groot stuk onder de federale bevoegdheid. Niettemin hebben wij een grote bekommernis voor de mensen die op die manier thuis wonen, vaak heel kwetsbaar zijn, zorg nodig hebben en zorg inkopen. Die bekommernis is tweeërlei. Ze gaat enerzijds naar de zorgbehoevende zelf opdat die echt wel goede zorg krijgt, maar ook naar de medewerkers die hier op die manier komen werken, vanzelfsprekend met respect voor de arbeidsomstandigheden waarin ze dat werk moeten kunnen doen.
Het is dus van belang dat er wordt opgevolgd dat aan die beide eisen wordt tegemoetgekomen. Wat kunnen we doen vanuit Vlaanderen? Als er signalen komen, moeten we dat opvolgen, en dat gebeurt ook. Er is nauw contact en overleg met de federale bevoegde diensten. Wat zeker ook kan gebeuren, is zorgen voor goede informatie. Ook daar wordt op ingezet.
We zouden ook een signaalfunctie kunnen geven aan andere zorgverleners die bijvoorbeeld in het betrokken gezin komen. Ik denk aan geneesheren of andere mensen die thuiszorg verstrekken. Zij kunnen signaleren wanneer ze vaststellen dat het in de richting van zorg, of in de andere richting van arbeidsomstandigheden niet oké zou zijn. Dank u wel.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik deel de bezorgdheid van collega Schryvers. Het is een gekend probleem. Je hebt inderdaad het regelgevend kader daaromtrent, dat voor een groot stuk op het federale niveau zit. Mensen willen zo lang mogelijk thuis proberen te wonen. Je hebt malafide bedrijven die inspelen op dat verlangen. Dan krijg je dus excessen, zowel naar arbeidsvoorwaarden, maar ook naar kwaliteit van zorg, die echt niet wenselijk zijn. Je kunt dus voor een stukje inderdaad naar het federale niveau kijken, maar het is ook wel de taak van de Vlaamse overheid om ervoor te zorgen dat er zo maximaal mogelijk een beleidskader is waarbij ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en ook in een thuissetting een beroep kunnen doen op zo veel mogelijk professionele zorg.
Mijn bijkomende vraag is: hoe kunnen we ervoor zorgen dat die thuiszorg beter gereguleerd is? We hebben ook een regulering van onze woonzorgcentra, daar wordt streng op toegekeken. Hoe kunnen we daar iets in doen om ervoor te zorgen dat zulke toestanden in de toekomst zo weinig mogelijk voorkomen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, het gaat hier vooral om bedrijven die werken met mensen uit Oost-Europa en niet met Belgen, omdat het loonverschil veel te groot is. Het is absoluut ook geen goedkope formule, want de bejaarden betalen toch gemakkelijk 3400 euro per maand, waarvan de assistenten ongeveer 1800 euro bruto per maand ontvangen.
Ik deel de bezorgdheid van de Vlaamse Zorginspectie dat er amper of geen controle is op de tewerkstelling en de ouderenzorg. Dit is inderdaad een federale materie, maar op federaal niveau bekommert zich evenmin iemand om dit soort praktijken.
Er is ook geen enkele garantie dat deze mensen voldoende opgeleid zijn. Dat zegt Erwin Devriendt, voorzitter van thuisorganisatie i-mens. Ik stel me dan ook vele vragen bij het principe van zo’n inwonende hulp.
Er is nood aan een wettelijk kader dat de belangen van huispersoneel verdedigt, maar niet alleen voor de bejaarden, maar ook bij ouders van kleine kinderen, mensen met een beperking, zodanig dat er hier voldoende controle is. Afstemming tussen het Vlaamse en het federale niveau is hierbij noodzakelijk.
Daarnaast mogen we ook niet vergeten dat het werken met mensen uit Oost-Europa kan zorgen voor een taalbarrière tussen de ouderen en de assistenten, wat natuurlijk een heel groot probleem is. Met elkaar kunnen communiceren is toch een absolute vereiste.
Dus mijn vraag, minister, en mijn bezorgdheid is: wordt er effectief gecontroleerd of deze inwonende assistenten voldoende de taal spreken van deze ouderen?
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb het antwoord van de minister gehoord: het betreft dus voornamelijk een federaal probleem. Dat is natuurlijk wel gek, want ouderenzorg en alles wat daarmee te maken heeft, is een Vlaamse bevoegdheid. Voor ons – het zal de collega’s niet verbazen – onderstreept dat nog maar eens de stelling dat we best alles in één hand organiseren, en wat ons betreft de Vlaamse hand, om zo een beleid te kunnen voeren dat een beetje holistisch is. Dus ik doe nog eens een warme oproep voor het confederalisme, zou ik zeggen.
Minister Beke heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, is er de Werkgroep Institutionele Zaken. Ik vermoed dat er daar op het gepaste ogenblik wel over gesproken zal worden. Daar zal ik nu niet verder op ingaan.
Hier wordt gezegd dat we een goede en sterke regulering rond de woonzorgcentra hebben, wat ook waar is. Maar er is ook een duidelijke regulering wat de thuiszorg betreft, waar de voorzieningen aan erkenningsnormen moeten voldoen. De kwaliteit is dus belangrijk. De kwaliteit is bovendien ook bijzonder groot en de thuiszorg heeft ook een ontzettend groot bereik. Als er diensten gezinszorg, mantelzorgverenigingen of anderen zijn die signalen ontvangen, worden die signalen ook opgevangen en doorgegeven. Ik deel de bekommernis, zowel voor de betrokken medewerkers als voor de gebruikers. Om die reden geven wij signalen ook door aan de bevoegde diensten.
Tegen de tijd dat u het vraagstuk opgelost krijgt, collega Parys, proberen wij intussen ook voor een afstemming met het federale niveau te zorgen, zodat de nodige controles ook georganiseerd kunnen worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.