Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het toeleiden van werkzoekenden naar een job in de welzijns- en zorgsector
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, op dinsdag 30 maart raakte bekend dat er na maanden onderhandelen een akkoord is tussen werkgevers, werknemers en de overheid rond een nieuw ambitieus intersectoraal sociaal akkoord. Het akkoord voorziet onder andere een jaarlijks terugkerend budget van 577 miljoen euro, waarvan 412 miljoen euro voor de verhoging van de koopkracht van de medewerkers en 165 miljoen euro voor kwaliteitsmaatregelen.
Er komt ook ruimte voor bijna 180.000 extra voltijdequivalenten (vte’s) in de zorg, de maatwerkbedrijven en de socioculturele sector.
De principes uit het deelakkoord van 22 december over de verhoging van de koopkracht werden verder uitgewerkt via een loonsverhoging voor iedereen en zelfs een loonsverhoging tot 6 procent in de zorgsector en consumptiecheques voor bepaalde beroepen.
Naast de verhoging van de koopkracht komen er ook kwalitatieve ingrepen, zoals meer ruimte voor bijscholing en extra arbeidskrachten om de druk in zorg- en welzijnssectoren te verlagen. Ook rond het verhogen van de instroom worden extra inspanningen gedaan. En verder ligt de klemtoon ook op duurzaamheid, digitalisering en het uitbouwen van een e-inclusief digitaliseringsbeleid, waarvoor ook extra middelen in de relanceplannen zitten.
De socialprofitwerkgevers, waaronder ook de maatwerkbedrijven, zijn alvast heel tevreden met dit akkoord. Ze stellen dat het een akkoord is dat niet alleen inspeelt op de noden die de huidige crisis blootlegt, maar ook een antwoord biedt op uitdagingen zoals personeelskrapte, werkbaarheid, digitalisering en duurzaamheid: “Het is een akkoord dat niet alleen inspeelt op de noden die de huidige crisis blootlegt, maar ook een antwoord biedt op uitdagingen zoals personeelskrapte, werkbaarheid, digitalisering en duurzaamheid.”
Minister, op welke manier zult u de middelen rond digitalisering en het e-inclusief digitaliseringsbeleid precies inzetten voor de sector van de maatwerkbedrijven? Welke externe partners zult u daarbij betrekken?
Tijdens de persconferentie van 30 maart gaf u aan dat u de sociale economie meer wilt inzetten in de zorgsector. Maatwerkers zouden er zogenaamde huishoudelijke taken op zich kunnen nemen. Wat bedoelt u daar precies mee? Hoe wilt u dat concreet uitgewerkt zien?
Ten slotte, eerder liepen er al een aantal pilootprojecten waarbij maatwerkers werden ingezet in de zorgsector. Zijn hier al conclusies uit getrokken? Welke elementen neemt u mee om dit akkoord verder uit te werken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik kom niet vaak in deze commissie. En als ik hier kom, heeft het natuurlijk te maken met de welzijnssector. Dat is ook bij deze vraag zo.
Omdat veel knelpuntberoepen niet ingevuld raken, startte VDAB enkele jaren geleden met de onderwijskwalificerende opleidingstrajecten met VDAB-opleidingscontract (OKOT’s). Dit zijn voltijdse opleidingen van één tot drie jaar waarmee mensen een diploma kunnen behalen en snel aan de slag kunnen. VDAB screent de kandidaten op hun motivatie en betaalt de opleiding, terwijl ze hun werkloosheidsuitkering behouden.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 februari laatstleden blijkt dat vorig jaar in totaal 3214 werkzoekenden bezig waren met een OKOT-traject binnen de zorg. Dat zijn er 272 meer dan in 2019. Ik zag wel opvallende provinciale verschillen. Zo werden in Oost-Vlaanderen bijna 1000 cursisten geteld en in West-Vlaanderen 779, terwijl er in Antwerpen en Limburg respectievelijk 612 en 551 cursisten werden geregistreerd. Uit het antwoord bleek ook dat er nogal wat cursisten de opleiding niet met succes beëindigen. Redenen daarvoor zijn onder meer dat ze werk vonden, maar ook dat de opleiding toch wel heel zwaar is – te zwaar, vond men –, terwijl ook een aantal mensen de opleiding voltooiden, maar niet slaagden.
Door de vergrijzing van de bevolking in het algemeen maar ook binnen het beroep van verpleegkundigen enerzijds en de pensioenen van de babyboomers anderzijds, zal ook de vraag naar meer werkkrachten in de zorgsector groot blijven. In de lijst van knelpuntjobs staat de job van verpleegkundige momenteel zelfs bovenaan. Daarnaast verloopt de zoektocht naar zorgkundigen en verzorgenden ook alsmaar moeilijker. Kortom, het aantrekken van mensen voor een job in de welzijns- en zorgsector zal in de komende jaren een belangrijke, maar geen gemakkelijke opdracht blijven. Bovendien sloot de Vlaamse Regering recent een nieuw sociaal akkoord met de Vlaamse socialprofit- en non-profitsectoren. In het kader van dit akkoord zullen er volgende jaren 14.000 bijkomende voltijdse jobs worden gecreëerd in de zorg- en welzijnssector. Dat is boven op de bijkomende werkkrachten die nodig zijn ter compensatie van de uitstroom door de vergrijzing en voor de uitbreiding van de welzijnssector.
Ik heb volgende vragen, minister. Welke concrete initiatieven neemt u om in het kader van VIA 6 werkzoekenden zoveel mogelijk toe te leiden naar een job in de zorgsector? Hoe verklaart u de provinciale verschillen in het aantal cursisten dat een OKOT-traject volgt voor een job binnen de zorgsector? Worden er inspanningen gedaan om in de provincies waar er in verhouding een lager aantal deelnemers is, dit te verhogen? Kan er nog meer worden gedaan zodat mensen die aan de opleiding beginnen, die ook succesvol afronden? Worden deelnemers desgevallend ook afgeleid naar andere opleidingen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s Vandromme en Schryvers, uw vragen komen helemaal op het juiste moment. Vandaag hebben de sociale partners ook uit de publieke sector in de zorg ook formeel meegedeeld dat VIA 6 door hun achterban is goedgekeurd na alle consultatierondes. Dat is heel goed nieuws. Gezien het gevorderde uur zal ik VIA 6 niet helemaal uitleggen, hoewel ik dat graag zou doen. De tekst kan bezorgd worden. Daar kan gerust ook een hoorzitting over gehouden worden, waarop de sectoren uitleg kunnen geven, voorzitter.
Collega Vandromme, het klopt dat er middelen zijn voor digitalisering. U hebt ze zelf ook opgesomd. Dat gaat dan om de ondernemingen die betrokken zijn in de paritaire comités 327 en 329. Het gaat om mooie budgetten, deels recurrent en deels eenmalig. Maar ik kan die budgetten nu nog niet concretiseren. De budgetten liggen vast, maar de projecten zelf moeten nog uitgewerkt worden. De digitaliseringsnood moet geconcretiseerd en geoperationaliseerd worden. U zult daar nogmaals een vraag over moeten stellen zodra alle projecten ook geconcretiseerd zijn.
Dan ga ik over tot de vraag over de werkdruk in de zorgsector en de sociale economie. U raakt daar een van mijn favoriete thema’s aan, collega Vandromme. U hebt wellicht ook de trendstudies gezien van Deloitte van 2018 en 2019. Die hebben de focus gelegd op de maatschappelijke noden in de zorg en stellen vast dat de zorgsector een groot potentieel en opportuniteiten biedt voor duurzame tewerkstelling van kansengroepen. Dat gaat dan vooral om activiteiten van het dagelijkse leven of huishoudelijke taken, zoals het rondbrengen van de krant of de post, het ophalen van de was, het afruimen van de tafels, wandelen met senioren. Ik zie dat echt als een oase van mogelijkheden om samen te werken met de sociale economie.
Er zijn al enkele mooie voorbeelden. Zo zijn er drie Limburgse rusthuizen waar er met succes wordt geëxperimenteerd met enclavewerking sociale economie. De medewerkers van IN-Z, een Limburgse onderneming met een LDE-erkenning (lokale diensteneconomie), zijn al lang geen onbekenden meer in woonzorgcentra voor de uitvoering van een aantal huishoudelijke taken. In Brussel organiseert de vzw Elmer buurtdiensten die Nederlandstalige, kleinschalige kinderopvang aanbieden. De werking rond opleiding en tewerkstelling van medewerkers uit kansengroepen als ‘begeleider’ maakt daar integraal deel van uit. Er is ook een ESF-project (Europees Sociaal Fonds) rond vernieuwende businessmodellen met het oog op doorstroom vanuit de sociale economie naar de zorgsector. Enzovoort, enzovoort.
Ik wil mij er echt persoonlijk toe engageren om werk te maken van wat er in het VIA 6-akkoord staat, namelijk dat wij meer zullen inzetten op nieuwe proeftuinen om de doorstroming vanuit de sociale economie naar de zorg te bevorderen. Wij moeten veel meer inzetten op die mogelijkheden. Het kan een stuk werkverlichting zijn als wij huishoudelijke of andere kleine taken wegnemen van mensen die zich dan meer kunnen concentreren op de taken waarvoor ze echt opgeleid zijn. Wij moeten daartoe de drempels wegwerken. Ik ga daarover met de sector in overleg. Zeker in het kader van het individueel maatwerk ligt er een groot potentieel in de hele zorgsector.
Dan kom ik naadloos tot de vragen van collega Schryvers over de toeleiding. Het VIA 6-akkoord voorziet in enorme budgetten om mensen toe te leiden naar de zorgsector. Maar ik heb al in de plenaire vergadering gezegd dat het niet is omdat het geld er is, dat de mensen er zijn.
We zullen dus echt alles op alles moeten zetten om een groot charmeoffensief of een verleidingspoging, zoals collega Ronse zou zeggen, te doen richting de Vlaming om te werken in de zorg. Ik besef heel goed dat niet iedereen daarvoor geschikt is, maar misschien hebben heel veel mensen nog niet ontdekt dat ze talenten hebben en daar wel geschikt voor zijn.
Voor die transitie naar de zorg willen we een actieplan maken, collega’s. In het VIA6-akkoord zijn er al achttien acties voorgesteld, waarvan er elf acties betrekking hebben op ons beleidsdomein om de instroom te verbeteren.
Een van die acties zijn de onderwijskwalificerende opleidingstrajecten met VDAB-opleidingscontract (OKOT)-opleidingen. VIA6 stelt: “Om de instroom van werkzoekenden te stimuleren, zal aan de raad van bestuur van VDAB gevraagd worden om kwalificerende opleidingen, waaronder de OKOT-opleidingen, ook expliciet (terug) open te stellen voor werkzoekenden die reeds een diploma hoger onderwijs hebben.”
Het klopt dat er provinciale verschillen zijn. Dat is in grote mate te verklaren door het aantal beschikbare werkzoekenden. West-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant hebben bijna de helft minder werkzoekenden dan Oost-Vlaanderen. Antwerpen heeft meer werkzoekenden, maar die hebben vaak een grotere afstand tot de arbeidsmarkt waardoor een OKOT-traject niet altijd een gepast traject naar werk is. Dat heeft niets te maken met het feit dat VDAB minder inspanningen doet, maar wel met het profiel van de mensen die beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.
Er worden heel wat extra inspanningen geleverd om de opleidingsdeelname te verhogen en er zal in de toekomst nog meer nodig zijn. Er zijn ook digitale infopakketten ontwikkeld. VDAB zet ook in op het optimaliseren van de oriëntatie en inschatting richting de zorgberoepen. Er is een heel interessante ‘zelfinschattingstool verpleegkunde’. U moet dat zelf eens proberen. Die tool bestaat uit een aantal opdrachten die een kandidaat-cursist doet nadenken over zijn jobdoelwit en laat nadenken of dat al dan niet iets voor hem zou zijn. Ik denk dat we daarop moeten inzetten in de komende periode om meer profielen aan te trekken.
Er is heel veel werk aan de winkel. We maken werk van een actieplan. Als er straks meer mensen werkloos worden in bepaalde sectoren, is het voor mij van belang om die profielen die geschikt zijn of die al ervaring hebben opgedaan om bijvoorbeeld met mensen om te gaan, toe te leiden naar de zorg en op die manier te vermijden dat ze in een langdurig traject van werkloosheid terechtkomen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Ik spring graag nog een keer binnen in deze commissie want net zoals collega Gennez switch ik tussen deze commissie en de commissie Onderwijs waar minister Weyts een toelichting geeft over Edusprong en over de voorsprong. Voor de digitaliseringsprojecten is er een link met Edusprong waar men binnen het Volwassenenonderwijs heel sterk kijkt naar kansengroepen en naar het opleiden van leerkrachten, zeker wat betreft de digitale competenties. Ik denk dat er een link kan zijn met wat er in het VIA6-akkoord staat. Ik bereid daarover graag een volgende vraag voor.
U weet dat ik een grote believer van de leerladder ben. Zelf had ik ooit les in de opleiding Verzorging en ik kijk dan ook heel graag uit, minister, naar wat er mogelijk is binnen het deeltijds secundair beroepsonderwijs, zeker ook wat betreft de zorggerichte opleidingen. Daar moeten we werken met leerlingen die niet altijd arbeidsbereid zijn en niet naar school willen gaan, maar die toch wel in de zorg hun plekje kunnen vinden. Ik kijk daar zeker naar uit en ik geloof daar ook heel sterk in.
U gaf ook al aan dat individueel maatwerk heel wat potentieel brengt. Ik geloof daar ook heel sterk in, maar ook in het feit dat we een interne en innovatieve arbeidsorganisatie moeten realiseren waarbij we kijken hoe we processen en taken kunnen opsplitsen zodat ook mensen vanuit de sociale economie die taken kunnen opnemen.
Het is als het ware het inclusief werken. Ik ben van mening dat we misschien binnen de zorgsector grotere stappen kunnen zetten omdat ze al werken vanuit dat zorgprincipe. Wordt daar nog verder op ingezet? Zal er in het decreet Individueel Maatwerk aandacht zijn voor het inclusieve werken en het begeleiden vanuit die instellingen zoals maatwerkbedrijven? Zal men de expertise die men daar heeft, gebruiken binnen de zorgsector om mensen met wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt binnen de zorg te kunnen tewerkstellen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Waar we voorstaan, is een enorme uitdaging: al die bijkomende mensen voor de zorgsector vinden. Daar moeten we met zijn allen aan samenwerken. Dat zal niet op één, twee, drie gaan, dat zal niet met één actie gaan. Dat zal alleen maar gaan door al onze mogelijkheden te benutten.
De vraag van mevrouw Vandromme is daarom heel interessant om ook mensen in het kader van de sociale economie voor een aantal taken in te zetten. Minister, u hebt heel terecht verwezen naar de periode dat de economie zal hernemen; zouden mensen die tijdelijk werkloos geworden zijn, dan niet terug kunnen keren? Als mensen opnieuw werkloos zouden worden, moeten ze zoveel mogelijk worden toegeleid naar de zorgsector. Dat gebeurt onder meer via de OKOT-trajecten.
Er is een interessant element dat u meegaf: waarom er provinciale verschillen zijn. Hoe kunnen we daaraan tegemoetkomen? De noden in de provincies met minder werkzoekenden die in aanmerking komen voor zo’n traject, zijn niet minder groot natuurlijk.
Wat nog opvalt in de zoektocht is dat bepaalde groepen ondervertegenwoordigd zijn in de zorgsector. Mannen zijn ondervertegenwoordigd, het is bij uitstek nog altijd een vrouwelijk beroep. Er is een echte onderbezetting van mensen met een allochtone afkomst. Minister, op welke manier zult u daarop inzetten?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Bedankt, collega’s, voor de interessante vragen. Ik volg het VIA6-akkoord met veel belangstelling op. Het is een belangrijk akkoord voor de sector. In deze commissie hebben we het er al een paar keer over gehad, zowel in januari als februari. De koopkrachtverhoging is een waardering voor de sector. De focus op digitalisering en het inclusief digitaliseringsbeleid zijn elementen die we vanuit deze commissie met veel belangstelling opvolgen.
Dinsdag werd ook al bericht over de digitale versnelling die sinds de coronapandemie heel snel gaat. Ook hier in het parlement zien we dat het evident is geworden wat daarvoor niet zo simpel was.
Het gebruik van de jaarlijkse digimeter van Imec op onze smartphone is enorm gestegen. Het aantal streamingabonnementen is toegenomen. Het onlineshoppen zit in de lift. Als die koplopers versnellen en het peloton sluit aan, dan zijn er ook achterblijvers die verder achterop geraken omdat ze de vaardigheden missen. Eén op de vijf Vlamingen ervaart ook die digitale kloof. We hebben het al dikwijls gehad over het dichten van de kloof. Dat is een complex probleem dat we op verschillende sporen moeten aanpakken. Ik hoop dat de aangekondigde projecten een antwoord kunnen bieden.
Ik ga even in op de inzet van maatwerkers in de zorg. Ik ben ervan overtuigd dat we dat pad moeten verkennen. Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat mogelijkheden zijn. Ik heb de collega’s gehoord, ze delen mijn mening. We moeten bepaalde taken bekijken en onderzoeken en zien waar we de maatwerkers kunnen inzetten. Ze kunnen alvast de werklast van het verzorgend personeel verlagen. Er zit een win-winsituatie in.
Het instrument van het individuele maatwerk kan volgens mij een meerwaarde betekenen. Misschien kan dat ook in het kader van enclavewerking. Ik heb zonet de 4 voorbeelden gehoord. Welke taken kunnen die maatwerkers opnemen? Hoe zal men die groep van maatwerkers begeleiden en ondersteunen? Maar ik maak mij ook de volgende bedenking. Hoe zorgen wij ervoor dat er ook een flexibel en wendbaar kader is dat wij kunnen afstemmen op de noden van de zorgsector, op de mogelijkheden van de maatwerkers en de sociale economie? Ik denk ook dat wij met een te rigide kader het kind met het badwater zouden weggooien.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb veel aanvullende opmerkingen gehoord maar niet zo veel vragen. Het onderwijs, collega Vandromme, is uiteraard een heel belangrijke partner bij het uitwerken van een actieplan rond instroom en zijstroom in de sector. Ik wil dat gerust trekken, omdat ik verantwoordelijk ben voor het invullen van de jobs wat onderwijs en toeleiding betreft. Het is wel belangrijk dat jongeren worden overgehaald om verpleegkunde te studeren. Wat de doorstroming van de sociale economie naar de zorg betreft, moeten wij nadenken over nieuwe arbeidsorganisatie en hr. Maar er zijn zoveel handen te kort in de sector dat men ook bereid moet zijn om na te denken over andere manieren om de opdracht te organiseren. Zo kan men eraan denken om mensen in te schakelen die misschien niet 100 procent het profiel hebben of de opleiding hebben genoten maar die wel een aantal taken kunnen overnemen. Ik vind dat dat moet gebeuren.
Collega Schryvers, wij hebben het al vaker gehad over uw man-vrouwopmerking. Maar de mannen zijn vooral ondervertegenwoordigd bij de verpleegkundigen en niet bij de artsen. Dat is ook een vaststelling die we kunnen maken. VDAB let in de communicatie zeer goed op de genderneutraliteit van de jobs, om de aantrekkelijkheid ervan te verhogen. Zij zeggen bijvoorbeeld niet dat men op zoek is naar verpleegsters; dan jaagt men uiteraard meteen de mannen weg. Ik ga ermee akkoord dat wij ook allochtone moeders moeten motiveren om zich in te schakelen in de zorg- en welzijnssector. Ik zie daarin een enorm potentieel, zeker bijvoorbeeld in de kinderopvang. Maar opleiding is ook daarin van belang. De mensen moeten bereid zijn om, eventueel op de werkvloer, een opleiding te volgen.
Collega Claes, wat de samenwerking betreft tussen sociale economie en zorg, ben ik het zeker met u eens over de mogelijkheid van individueel maatwerk. Daarbij zal de begeleiding cruciaal zijn.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat wij allen op dezelfde golflengte zitten. Ik ben bereid om mee na te denken over de mogelijkheden van het onderwijs. Ik pleit ervoor om bijvoorbeeld het volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie, die toch wel heel dicht staan bij de sociale economie, erbij te betrekken. Net die mensen moeten wij warm maken om de stap te zetten naar zorg en hen extra begeleiden. Daar zijn nog mooie zaken te realiseren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De noden zijn zo groot dat er meer mensen moeten kunnen worden aangetrokken. Er moet werk gemaakt worden van een beeldvormingscampagne, die duidelijk maakt hoe mooi zorg dragen van en geven aan iemand kan zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.