Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, tijdens de commissievergadering van 4 maart 2021 heeft een hoorzitting over de conceptnota over de toekenning van de aanpassingspremie aan sociale huurders plaatsgevonden. De Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) en de Vlaamse Ouderenraad hebben hun standpunten naar voren gebracht. Beide zijn de voorstellen over de uitbreiding van de aanpassingspremie voor sociale huurders genegen, maar hebben dit vanuit een andere invalshoek benaderd. De VVH ziet veeleer de huurder als de verantwoordelijke voor de aanpassingen, maar laat de beslissing aan de sociale huisvestingsmaatschappij (SHM). De Vlaamse Ouderenraad legt die rol veeleer bij de SHM’s zelf.
Minister, ondanks die verschillende benaderingen, is een zaak tijdens de hoorzitting duidelijk naar voren gekomen, namelijk dat u met betrekking tot de aangepaste huisvesting van ouderen een versnelling hoger zult moeten schakelen. We moeten er zeker voor ijveren dat we, vooral in de sociale huisvesting, zo veel mogelijk ouderen in hun vertrouwde omgeving kunnen laten wonen. De leidraad met betrekking tot de aangepaste huisvesting voor senioren zou moeten zijn dat een oude boom niet moet worden verplant.
Een belangrijk en heikel punt is hoe en door wie de eventuele aanpassingswerken zullen worden gefinancierd. Ik bedoel daarmee de prefinanciering van de aanpassingswerken. De sociale huurders hebben al minder financiële slagkracht. De senioren in de sociale huisvesting beschikken vaak over een klein pensioen.
Hoe zult u gevolg geven aan de toekenning van de aanpassingspremie aan sociale huurders? Waar ziet u eventueel mogelijkheden om de prefinanciering van de nodige aanpassingswerken financieel draaglijk te maken voor de senioren in de sociale huisvesting? Welke punten van de sprekers neemt u over in uw beleid? Zal de rol bij de sociale huurder of bij de verhuurder worden gelegd? Zult u zo veel mogelijk inspanningen leveren om onze ouderen in de sociale huisvesting zo veel mogelijk in hun vertrouwde buurt te laten wonen? Hebt u nog andere inspanningen voor ogen met betrekking tot de inhaalbeweging die we moeten maken om te voorzien in aangepaste huisvesting voor onze senioren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me niet moeien met de behandeling in de commissie. Dat lijkt me mijn taak niet te zijn, maar ik zal de vragen beantwoorden en op die manier natuurlijk een insteek voor die behandeling geven.
De vraag op welke wijze beleidsmatig moet worden ingespeeld op het creëren van een aan de vergrijzing aangepast woonaanbod is eigenlijk heel complex. De vraag in welke mate de sociale huurder zelf voor de noodzakelijke aanpassingswerken moet kunnen instaan, is hier maar een klein onderdeeltje van. De verschillende benaderingen van de sprekers tijdens de hoorzitting tonen aan dat een loutere uitbreiding van de aanpassingspremie naar sociale huurders op zich niet zal volstaan.
Tot juni 2019 hadden sociale huurders toegang tot de verbeterings- en aanpassingspremie. We zagen nauwelijks take-up door de doelgroep. Bij de hervorming en de integratie van de verbeteringspremie, de renovatiepremie en de afzonderlijke aanpassingspremie heeft mijn voorgangster geoordeeld dat ze niet langer zou voorzien in een aanpassingspremie voor bejaarde sociale huurders. Ze heeft de nodige aanpassingswerken volledig aan het initiatief van de SHM’s overgelaten.
Ook nu is de opname door private huurders heel beperkt. Van de 3800 aanvragen zijn slechts een zestigtal aanpassingspremies aan private huurders toegekend. Het gaat dan om een bedrag van 80.000 euro.
Dat is ook logisch omdat een huurder vaak geen grotere, structurele aanpassingen mag uitvoeren in een huurwoning en, los daarvan, ook niet snel geneigd zal zijn om te investeren in een woning die niet zijn eigendom is. Men moet dus de vraag durven stellen of het uitbreiden van de aanpassingspremie naar sociale huurders een wezenlijk verschil zal maken, als je naar die cijfers kijkt.
Zoals de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) ook heeft aangegeven in de hoorzitting, is er ook een wezenlijk verschil tussen de sociale huursector en de private huursector of de eigenaarsmarkt.
De sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) hebben een uitgebreid patrimonium en kunnen het aanbod in de mate van het mogelijke aanpassen in functie van hun doelpubliek. Als de woning niet aangepast is en niet met eenvoudige ingrepen kan aangepast worden, kan de mogelijkheid bekeken worden om te verhuizen naar een aangepaste woning. De SHM’s hebben al mogelijkheden om een antwoord te bieden op de uitdagingen die jullie naar voren schuiven. In dringende situaties kunnen immers sociale huurders versneld een aangepaste sociale woning toegewezen krijgen.
De sector hanteert vandaag al duidelijke richtlijnen over de toegankelijkheid van woningen en aangepaste woningen. Er moet rekening gehouden worden met de renovatieplanning van de SHM.
Dat is een beetje mijn insteek specifiek over hetgeen mevrouw Blancquaert nu naar voren brengt. Voor de rest laat ik die behandeling natuurlijk over aan de commissie.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. Het was klaar en duidelijk. Ik apprecieer ook uw insteek en uw verdere suggesties. U haalt alleszins interessante elementen aan voor de verdere behandeling van die conceptnota, wat ook de insteek van de vraag was.
Ik heb daar geen aanvullende vragen bij, voorzitter.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat we het tijdens de hoorzitting allemaal principieel eens waren. Huurders op de private huurmarkt en de eigenaars van woningen krijgen een aanpassingspremie en sociale huurders hebben niet de mogelijkheid om hun woning aan te passen. Iedereen was het erover eens dat er zeker iets moet gebeuren aan die problematiek en dat er iets moet veranderen.
Zelf stel ik me vragen bij de uitbreiding van de aanpassingspremie en of dat wel het juiste instrument is om die problematiek aan te pakken. Ik heb dat ook tijdens de hoorzitting aangegeven. Ik hoorde ook bezorgdheden over dat instrument bij de sprekers die daar aanwezig waren. De minister gaf daarnet ook aan dat in 2019 sociale huurders wel toegang tot die verbeterings- en aanpassingspremie hadden en die take-up was minimaal, net zoals het afgelopen jaar. Ik weet niet meer welk cijfer u hebt genoemd. Ook bij de private huurders was dat cijfer ook niet heel groot – ik weet niet meer hoeveel het was. Ik begrijp dat ook wel. Zomaar structurele werken of grote aanpassingswerken doen in een huis waarvan je zelf geen eigenaar bent, als huurder, is geen evidentie.
Zelf stel ik me de vraag of een aantal gemeenten waar toch wel ruimschoots het bindend sociaal objectief (BSO) is gehaald en vooral de SHM’s die actief zijn op dat grondgebied, er niet meer bewust van gemaakt moeten worden door de Vlaamse regering of de Vlaamse overheid dat als ze nog meer sociale woningen plannen, ze daarin een gedeelte aangepaste woningen moeten opnemen. Ze moeten zich ervan bewust zijn dat ze daarbij meer aangepaste woningen en meer assistentiewoningen en meer seniorenwoningen moeten betrekken. Ze kunnen daarvan meer bewust gemaakt worden.
Dan mijn vraag, minister, want anders ga ik afdwalen. We hebben het er een tijdje geleden ook al over gehad: de sociale woonactoren moeten vandaag de dag al over een minimaal percentage aangepaste woningen beschikken. Ik weet niet meer vanbuiten hoeveel. Als dat het geval is, is dat voor u voldoende of vindt u dat er een uitbreiding of een hoger percentage mogelijk moet zijn? Als dat niet zo is, is dat misschien iets wat we kunnen meenemen in het grote fusieverhaal van de woonmaatschappijen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Blancquaert, u was al snel na de hoorzittingen over de conceptnota om er opnieuw een vraag over te stellen.
We hebben een belangrijke doelstelling: zorgen dat mensen, ook als ze een zorgnood hebben – en dat kan door ouderdom, door een beperking of door een chronische ziekte zijn – om die zo lang mogelijk in hun eigen woning en in hun eigen buurt te laten wonen.
Collega’s, dat is een werk dat niet van vandaag op morgen kan gebeuren en daar is ook geen zaligmakende oplossing voor op korte termijn.
Natuurlijk moeten we op langere termijn inzetten: van bij het ontwerp van woongelegenheden, ook van sociale huurwoningen, om die ineens aangepast of aanpasbaar te bouwen. Dat weten we allemaal.
We zitten natuurlijk ook met een bepaald patrimonium dat niet voldoende aangepast is. Dat is in de private sector zo, dat is ook in de sociale huisvestingssector zo. Dat is al meermaals ter sprake gekomen. Er zijn intussen natuurlijk ook al maatregelen getroffen in verband met de ontwikkeling naar meer aangepaste woongelegenheden, ook in de sociale huisvestingssector, maar dat gaat niet van vandaag op morgen. We moeten wel alle mogelijkheden onder ogen durven nemen om tegemoet te komen aan de noden van de mensen. Kleine aanpassingen kunnen vaak al helpen om mensen langer in hun huis te laten wonen, en dat is zeker ook zo in de sociale huisvestingssector. Dat was de insteek van de conceptnota.
Gaat dat nu direct over een heel groot aantal mogelijke aanvragen? Vanzelfsprekend niet. We moeten op individueel niveau zien wie we daar eventueel wel mee kunnen helpen om langer in een sociale huurwoning te blijven wonen.
In de conceptnota hebben we duidelijk aangegeven, en dat is ook in de hoorzitting naar voren gekomen, dat er vanzelfsprekend een aantal andere randvoorwaarden moeten zijn dan die in de private sector, voor mensen met een eigendom of die een aanvraag doen in de private huursector. Dat is logisch. Het zou goed zijn om eens na te denken over het kader waarin die mogelijkheden wel zouden kunnen gecreëerd worden.
Met betrekking tot het aantal aangepaste woningen in de sociale huisvestingssector, minister, is er lang veel onduidelijkheid geweest. Er waren heel weinig cijfers beschikbaar omdat de sociale huisvestingsmaatschappijen niet moesten registreren en niet op een eenvormige manier. Intussen is er op herhaalde vraag daarnaar tegemoet gekomen. Aan alle huisvestingsmaatschappijen is gevraagd om hun aantal aangepaste huurwoningen te registreren. Is dat ondertussen bijna afgerond? Ik dacht dat ze initieel tijd hadden tot einde 2020, maar dat de termijn verlengd is. Ik neem aan dat dit nog loopt? Kunt u daar meer duidelijkheid over geven?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Verheyen, de sociale huisvestingsmaatschappijen werken met een wachtlijst voor de aangepaste woningen. Op die wachtlijst staat veel informatie: over de gezinsgrootte, twee, drie, vier of vijf slaapkamers, en over de aanpassingen die nodig zijn. De nieuwbouwwoningen voldoen aan de normen en zijn makkelijk aanpasbaar. Zijn er nog specifieke voorschriften voor mensen met een handicap – het zijn dus niet alleen woningen voor ouderen – dan staat dat op de wachtlijst. Voor de rest valt het onder de autonomie van de sociale huisvestingsmaatschappijen om daarmee om te gaan.
Mevrouw Schryvers, ik deel de doelstelling die u schetst. Het is belangrijk om mensen zo lang mogelijk in een sociale woning in hun eigen buurt te laten wonen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Daar is inderdaad geen zaligmakend middel voor. Ik vind het een goede zaak dat jullie in het parlement daar echt over nadenken om te zien wat kan helpen.
Het antwoord op uw laatste vraag moet ik opzoeken, ik zal het eventueel via de secretaris doorgeven. Of de opdracht afgerond is, zal ik u nog laten weten.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik begrijp uiteraard dat dit geen werk is dat we van vandaag op morgen zullen kunnen voltooien, maar ik kan toch wel stellen dat ouderen een prioriteit zijn voor iedereen, over de partijgrenzen heen. Het is mijns inziens niet meer dan normaal dat we dan snel schakelen en snel vragen stellen. Ik wou duidelijk zijn, het was zeker niet onze bedoeling om de behandeling van de conceptnota te ondergraven, maar wel om een eerste standpunt van u te horen, om zo meer inzichten te verkrijgen en mogelijke richtingen te verkennen. Ik kijk alvast uit naar onze samenwerking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.