Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de artsenquota is een thema dat ik al lang volg. Ik had gehoopt dat het van de baan zou zijn, die hele miserie met de planning van het medisch aanbod, de quota en de ‘lissage’. Maar niets is minder waar, vrees ik, integendeel zelfs. Het KB van 16 augustus 2020, dat gepubliceerd werd op 21 augustus 2020, over de planning van het medisch aanbod, creëert verschillende bezorgdheden in het onderwijs, en niet het minst langs Vlaamse kant. De Vlaamse geneeskundestudenten en de Vlaamse universiteiten zijn bezorgd over de onduidelijkheid die gecreëerd is rond de beschikbaarheid van RIZIV-nummers (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) voor afgestudeerde Vlaamse studenten, iets waar ook wij van de N-VA graag meer duidelijkheid over zouden hebben.
Al jaren werken we in de artsen- en tandartsenopleiding met federale quota. Al die jaren, twintig jaar, past Vlaanderen deze quota als enige toe en overschrijdt de Franse Gemeenschap deze quota telkens opnieuw. Men doet dat telkens op dezelfde manier. Men laat meer studenten toe in de opleiding. Op het einde van de rit is er paniek, paniek, paniek, want die studenten studeren af en kunnen geen RIZIV-nummer krijgen. ‘Dat kan toch niet, want die kunnen niet gaan werken!’ Dan worden er jaar na jaar na jaar na jaar tijdelijke RIZIV-nummers toegekend die dan later verrekend zouden worden. Die ‘later’ loopt al 20 jaar en die zijn nog nooit verrekend.
Dus gebeurt in Vlaanderen telkens opnieuw hetzelfde. Alle partijen waarvan ik nu vertegenwoordigers op mijn scherm zie, krijgen mails van Vlaamse studenten die willen inschrijven, die vroeger niet geslaagd waren en nu wel geslaagd zijn, maar niet gunstig gerangschikt zijn en niet kunnen starten aan de opleiding, terwijl men langs Franstalige kant helaas gewoon verderdoet.
Collega's, ik geef nog even mee dat we deze maatregel niet nemen om studenten te pesten, maar wel – iedereen die de gezondheidseconomie volgt, weet dat – om medische overconsumptie te vermijden. Onze geneeskunde is nog altijd een prestatiegeneeskunde. Als een arts te weinig werk zou hebben, dan kan je het die man of vrouw niet kwalijk nemen dat die meer prestaties gaat voorschrijven, met alle gevolgen van dien voor onze dierbare volksgezondheid, en vooral voor de kosten daarvan.
Dus, collega's, dreigt de federale overheid geen RIZIV-nummers toe te kennen aan alle afgestudeerden, maar doet ze dat in Franstalig België wel telkens opnieuw. Wat is er nu aan de hand? In het Koninklijk Besluit van 16 augustus wordt het federaal quotum verlaagd met de aantallen voor de afgezonderde specialisaties. Als ik heel concreet mag zijn, collega's, wordt het federaal quotum van 1445 teruggebracht naar 1273, omdat men zes specialisaties uit de aantallen heeft gehaald. Het gaat heel concreet over psychiatrie, geriatrie, pathologische anatomie, medische oncologie, reumatologie en klinische biologie. Men heeft dat gedaan, omdat men denkt dat er in de toekomst tekorten gaan ontstaan.
Collega's, dat kan misschien wel als een goed idee klinken, maar door die beslissing is het heel moeilijk geworden om berekeningen te maken voor de beschikbaarheid van RIZIV-nummers en contingenteringsattesten. Dat zorgt voor heel wat onzekerheid in het veld. Men kan niet studenten laten deelnemen aan de opleiding om achteraf te zeggen dat ze geen RIZIV-nummer of attest kunnen krijgen.
De beslissing betekent ook dat studenten de vrije mogelijkheid krijgen om zich in te schrijven voor de basisopleiding geneeskunde en dat ze zouden kunnen terugvallen op die zes specialisaties die niet in aantal beperkt worden. Collega's, een kwade geest in mezelf zou kunnen denken dat dit de gedroomde achterpoort is voor de ‘lissage’, die afgeschaft zou worden. Men zou dan als student kunnen zeggen: ‘Ik ga geneeskunde studeren om later medische oncologie te kunnen gaan doen.’ Dan hoeft er geen ‘lissage’ te zijn. Tijdens de opleiding zegt de student dan dat hij toch voor nefrologie, anesthesie of medische beeldvorming gaat. Op die manier kan men de contingenten omzeilen. Dat zou willen zeggen dat het harde werk hier in Vlaanderen, zowel de toelatingsproeven, de aanpassingen ervan als de niet fijne boodschappen en het proberen behoeden van de uitgaven in de gezondheidszorg, eigenlijk volledig in het niets verdwijnt, want die quota zorgen niet alleen voor een goede gezondheidszorg, maar zorgen er ook voor dat we een kwaliteitsvolle opleiding kunnen blijven leveren.
Minister, zult u in overleg gaan met de federale minister van Volksgezondheid Vandenbroucke om de bezorgdheden te uiten?
Welke oplossingen ziet u om niet te vervallen in back-upopleidingen, die ik net geschetst heb, waarbij studenten zich kunnen inschrijven voor de specialisaties als een andere geneeskundige opleiding niet lukt aangezien er geen aantal meer op staat?
Hoe zal er duidelijkheid gecreëerd worden over het aantal RIZIV-nummers en contingenteringsattesten die beschikbaar zijn? Wat moet er gebeuren met studenten die een opleiding volgen en geen van beide kunnen verkrijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Goedemiddag, het minste wat ik kan zeggen, is dat er wat onduidelijkheid en onzekerheid bestaat. Ik zie twee grote problemen.
Wat is de procedure om vast te leggen hoeveel studenten mogen starten in de opleidingen arts en tandarts? Op basis van een federale beslissing in functie van de Planningscommissie worden de contingenten vastgelegd. Vervolgens gaan wij op Vlaams niveau aan de slag en laten we daar een paar parameters op los. We doen aanpassingen op grond van verschillende sleutels. Zo bijvoorbeeld wordt dat cijfer dat de federale overheid naar voren schuift, aangepast in functie van het aantal studenten dat de opleiding niet afmaakt en het aantal studenten dat het beroep uiteindelijk niet opneemt.
Sinds het begin van deze regering doen we ook een aanpassing in functie van het historisch tekort in Vlaanderen dat ook door de federale overheid erkend is. Zij stelde voor dat historisch tekort dat Vlaanderen in heel deze verdeling heeft, weg te werken over 21 jaar. Dat is natuurlijk gigantisch lang. Ik heb aan de Vlaamse Regering voorgesteld om dat historisch tekort weg te werken over 12 jaar. We willen daar sneller in gaan. Dat wil zeggen dat je een hoger aantal studenten kunt toelaten tot de opleiding arts en tandarts.
Er is onduidelijkheid en onzekerheid omdat de vorige Federale Regering een besluit heeft goedgekeurd dat zegt dat men uit de contingentering een aantal specialisaties zou weglaten. Specialisaties gebeuren niet vanaf het eerste jaar, dat is pas later, als men al in de opleiding zit. Hoe moeten we dat praktisch aanpakken? Hoe gaan we het kaf van het koren scheiden? Studenten zouden bij het begin van hun studie kunnen zeggen dat ze een van de specialismen gaan volgen. Maar moeten we hen dan daartoe verplichten? Hoe gaat dat dan in zijn werk? Wordt van die richtingen dan verondersteld dat er geen enkele 'cap' op staat? Is dat de bedoeling van de Federale Regering? Dat er geen enkele beperking geldt?
Er is ook onduidelijkheid voor de studenten, gekoppeld aan het voorgaande. Dat is de onzekerheid met betrekking tot de RIZIV-nummers. Als we een mogelijkheid zouden creëren waarbij geen enkele beperking geldt en een immens aantal studenten de opleiding geneeskunde in welk specialisme dan ook, afwerkt, mogen ze zich dan allemaal verzekerd weten van een RIZIV-nummer? Die problemen heb ik voorgelegd aan de nieuwbakken federale minister van Volksgezondheid Vandenbroucke. Hij heeft in dezen natuurlijk wel een erfenis op zijn bord gekregen. Hij dacht of wenste wellicht van dit dossier verlost te zijn. Deze problematiek zal hem niet vreemd zijn uit een ver verleden, want het sleept al lang aan.
Ik heb hem met een schrijven mijn ongerustheid kenbaar gemaakt. Het is een bezorgdheid die gedeeld wordt door de Vlaamse universiteiten. Ze wordt veroorzaakt door de onduidelijkheid over de beschikbaarheid van RIZIV-nummers voor afgestudeerde Vlaamse studenten, vooral doordat zes specialisaties niet meer in het federale quotum worden opgenomen.
Ik heb hem ook meegegeven dat, wat Vlaanderen betreft, wij de afzondering van die zes specialisaties niet willen. We hebben dus gevraagd om toch minstens duidelijkheid te verschaffen over de beschikbare RIZIV-nummers en over de contingenteringsattesten. Wij rekenen er natuurlijk op dat alle afstuderende Vlaamse studenten er een zullen krijgen. Wij hebben de toegang tot de Vlaamse opleidingen geneeskunde en tandheelkunde al twintig jaar strikt geregeld. We hebben daar een heel grote verantwoordelijkheidszin aan de dag gelegd. Het is wel gemakkelijk om op federaal niveau te gaan zeggen dat er een contingentering is, maar dan uiteindelijk de verantwoordelijkheid van gatekeeper bij de deelstaten te leggen. Want wij beperken de toegang, waardoor wij in wezen zorgen voor een voordeel voor de federale overheid en de sociale zekerheid.
We hebben dat eerst gedaan met de numerus clausus, en sinds 2018 met de numerus fixus. Ik denk dat dat een goed systeem is gebleken, met als nadeel natuurlijk dat wij elk jaar de niet zo leuke boodschap moeten brengen aan verschillende getalenteerde jongeren dat er voor hen geen plaats is in de opleiding arts of tandarts, niettegenstaande het feit dat men zelfs geslaagd is voor een bepaald examen, maar dat door de vergelijking en door de contingentering en het vaste aantal dat bepaald is, zij hun opleiding niet zullen kunnen starten.
Mijnheer Daniëls, u stelde in uw toelichting dat deze beslissing betekent dat de studenten de vrije mogelijkheid krijgen om zich in te schrijven voor de basisopleiding geneeskunde. Dat zal alleszins niet kloppen, kan ik bij voorbaat zeggen, wat Vlaanderen betreft. Ik kan in dezen opnieuw niet spreken voor Wallonië, maar wat Vlaanderen betreft, ben ik er geen voorstander van om dan maar de teugels volledig te gaan vieren. Ik wil verantwoordelijkheidszin aan de dag blijven leggen, misschien niet zozeer vanuit een bekommernis ten aanzien van enkel het gegeven dat er niet te veel artsen zijn, met een mogelijke impact op voorschrijfgedrag en consumptie, maar natuurlijk ook in functie van de kwaliteit van de opleiding, die we moeten kunnen blijven garanderen.
Bij de totstandkoming van de decreetswijziging eind 2017 heeft de Raad van State in zijn advies ook duidelijk gezegd dat de Vlaamse overheid het recht heeft om de toelatingsvoorwaarden tot haar opleidingen te bepalen. Ik ben dus niet van plan om gewoon een vrije toegang tot de opleiding geneeskunde te gaan voorzien, ook niet voor studenten die beweren na zes jaar basisopleiding een van die zes specialisaties te zullen gaan volgen. Het is jammer en onwenselijk, en eigenlijk zelfs wat onwezenlijk, dat het KB die opening in de toegang tot de opleiding geneeskunde lijkt te suggereren en dus het Vlaamse numerus-fixusexamen onder druk zet. ‘Waarom is dat dan nodig?’, zal men redeneren. Ook dat heb ik gemeld aan minister Vandenbroucke.
Ik hoop dus vooral dat men inziet dat de beslissing die daar is genomen in augustus vorig jaar, een onzalige beslissing is en dat men die het best terugdraait en eerlijk het debat voert. Men moet dat ook maar doen in functie van het beheren van de eigen sociale zekerheid, al was het maar daarom. Het is in het voordeel van de federale overheid zelf om dat te doen en om ervoor te zorgen dat de Franse Gemeenschap eindelijk ook eens de regels zou gaan respecteren. Het voorstel dat men nu gedaan heeft, gelet op het gebrek aan verantwoordelijkheidszin dat men aan de kant van de Franse Gemeenschap in het verleden altijd aan de dag heeft gelegd, dreigt ervoor te zorgen dat dit een onverantwoordelijkheidszin in het kwadraat wordt en dat het hek helemaal van de dam is en er dus geen enkele beperking meer is. Iedereen kan zeggen dat men zes jaar geneeskunde gaat volgen en vervolgens een van die zes specialisaties. Als die na zes jaar toch een andere specialisatie kiezen, wie gaat dan zeggen dat dat niet gaat? En hoe gaat men dan te werk gaan met de RIZIV-nummers?
Dus men heeft daar gedacht om snel een oplossing te kunnen uitdokteren, maar men dreigt het probleem ongelooflijk te vergroten.
Ik zal u alleszins op de hoogte houden van de antwoorden van minister Vandenbroucke. Maar begrijp dat het ook voor hem geen eenvoudige kwestie is. Alleszins doet men er het best aan om de beslissing van augustus vorig jaar terug te draaien. Dat is in eenieders belang en vooral in het belang van de federale overheid zelf.
De heer Daniëls heeft het woord.
Fijn te horen dat u al actie hebt ondernomen, minister, maar ik begrijp dat u daar nog geen antwoord op hebt gekregen. Daar kijk ik wel mee naar uit.
Ik sprak over een achterpoort, maar ik had eigenlijk ‘une porte arrière’ moeten zeggen, omdat u heel duidelijk zegt dat dat niet de bedoeling kan zijn. Ik hoop dat die ‘porte arrière’ dan niet langs Waalse kant wordt gebruikt omdat de ‘lissage’ nu stopt en dat men langs die weg niet zegt dat iedereen toevallig allemaal medische oncologie gaat studeren, en ze dus iedereen gaan toelaten in de opleiding. Ik wil daar toch heel sterk op appelleren dat we dat niet gaan doen, te meer ook, omdat het bij die studenten onzekerheid creëert – en daar gaat het mij vooral om: gaan wij nog RIZIV-nummers hebben omdat die zes specialismen daar niet in zitten? Ook langs Vlaamse kant? Daar wil ik toch op blijven drukken. Als wij in Vlaanderen inderdaad studenten toelaten, dan moeten zij de RIZIV-nummers krijgen, ook in het kader van het hoger aantal dat we laten starten om dat historische tekort van ons in te lopen. Ik blijf het zeggen, want ik heb het recent nog zelf mogen ervaren: eergisteren belde ik naar een oogarts en op 20 juli kan ik langsgaan. En wat de tandarts betreft, je weet het best enkele maanden op voorhand dat je een gaatje zult krijgen, zodat je het ingepland krijgt.
Minister, is de Vlaamse Planningscommissie ondertussen aan het draaien? Waarom is dat belangrijk? Tegen april moet er opnieuw een besluit komen voor het jaar nadien. April is stilaan dichterbij aan het komen, dus ik hoop dat er ook vanuit het federale niveau duidelijkheid komt. Kan er niet nog wat extra druk gezet worden van uw kant? Misschien moeten we wel zeggen, collega’s uit Vlaanderen, dat als er langs Franstalige kant toch meer wordt toegelaten, dat we dat gewoon verrekenen in de gezondheidszorg. Als men er inderdaad voor kiest om via ‘la porte arrière’ meer toe te laten of die ‘lissage’ toch te lossen, dan betalen ze vanuit de deelstaat, mij niet gelaten voor de medische overconsumptie die er dan vanwege het medische overaanbod is. Dat lijkt me een billijk voorstel.
De heer Warnez heeft het woord.
Eerst en vooral, voor alle duidelijkheid: dit is uiteraard een aangelegenheid die we vanuit Vlaanderen goed in de gaten moeten houden. We moeten er werk van maken en we moeten de vraag blijven herhalen. De conclusie dat we onze Vlaamse studentenartsen moeten kunnen waarborgen dat ze uiteindelijk aan de slag kunnen, is uiteraard correct. Daarom is het ook goed om mee te geven dat het koninklijk besluit over de artsenquota voor Vlaanderen toch ook belangrijke beslissingen bevat. Voor Vlaanderen werden de quota met 20 procent verhoogd in plaats van met 8 procent zoals de vorige jaren. Dat betekent 152 bijkomende nummers, van 759 naar 911. Dat is toch ook belangrijk om te vermelden.
Ik ga ermee akkoord dat een structurele oplossing en een beleid ook belangrijk zijn. De federale planningscommissie zoals in het federale regeerakkoord is afgesproken, is cruciaal om de gewichten tussen de gemeenschappen te herstellen, inclusief de afbouw van het overtal in Franstalig België. De aanzuivering van het tekort in Vlaanderen is ook ons standpunt. Er moet een responsabiliseringsmechanisme worden uitgewerkt.
Collega Daniëls, zoals gezegd, we delen eenzelfde zorg: de rechtszekerheid als de studenten instromen naar de arbeidsmarkt. Maar ik begrijp één stuk toch niet helemaal: u zegt dat de beslissing zou betekenen dat studenten een vrije mogelijkheid krijgen om zich in te schrijven in basisopleidingen geneeskunde. Dat klopt toch niet helemaal ofwel begrijp ik uw zorg niet helemaal. De federale quota hebben toch alleen betrekking op de instroom van de vervolgopleiding? Als gemeenschap blijven we bevoegd voor de instroom van de basisopleidingen. Dat is een duidelijke bevoegdheid, denk ik, waar jullie en ook wij, niet aan willen laten prutsen.
En dat is ook niet gebeurd, denk ik. Want die afzonderlijke specialisaties die je opsomt, dat zijn toch die vervolgopleidingen. Dat heb je ook bij niet-gecontingenteerde specialisaties: verzekeringsgeneeskunde, arbeidsgeneeskunde, dat soort zaken, waarvoor ook geen RIZIV-nummer nodig is. Kunt u dat nog even verduidelijken? Want dat begrijp ik niet helemaal. Wij zijn toch bevoegd voor de instroom van de basisopleiding en de federale quota zijn toch voor de vervolgopleidingen? Maar de basiszorg is uiteraard dezelfde.
Minister Weyts heeft het woord.
Het KB dat in augustus van vorig jaar op federaal niveau is verschenen over de planning van het medisch aanbod, heeft het maximaal aantal geattesteerde kandidaten bepaald dat toegang heeft tot een opleiding leidend tot een van de beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde voor het jaar 2026. Dat heeft natuurlijk een impact op de bepaling van het aantal studenten dat via het toelatingsexamen arts zal worden toegelaten tot de bacheloropleiding in de geneeskunde. Er is dus altijd een impact, vooral ook omdat de RIZIV-nummers daaraan gekoppeld zijn.
En u hebt gelijk: wij, als deelstaat, bepalen aan de ingang hoeveel er binnenkomen. Maar diegenen aan de uitgang, diegenen die zijn afgestudeerd, moeten natuurlijk een RIZIV-nummer krijgen om te kunnen werken. Dat bepaalt het federale niveau. Dus wat doen wij? Op grond van een advies van de federale Planningscommissie zal de federale overheid een contingent bepalen voor de toekomst. Zij bepalen hoeveel RIZIV-nummers ze op grond daarvan kunnen toekennen aan diegenen die afstuderen. Maar als het federale niveau zegt dat ze impliciet aan iedereen die afstudeert een RIZIV-nummer toekennen indien die afstudeert met een van die zes specialisaties en dat er voor de rest een beperking geldt, tja, dan geef je de deelstaten de boodschap dat ze geen poort meer moeten zetten, dat ze de ingang mogen opengooien. Maar dan ben je natuurlijk wel een onverantwoordelijke deelstaat, dan trek je je niets aan van de kwaliteit van de opleiding, heb je geen enkele verantwoordelijkheidszin, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwaliteit van de instroom en dus ook van de uitstroom, van de kwaliteit van de opleiding – dat is ook niet eenvoudig. Maar misschien zijn er nog andere overwegingen, zoals de verantwoordelijkheidszin ten aanzien van de gezondheidszorg en het aanbod in zijn totaliteit. Daarvoor is die beslissing uiteindelijk toch wel nefast.
En ik herhaal: het is een kwadratering van het probleem. Want tevoren was het probleem dat wij in Vlaanderen verantwoordelijkheidszin aan de dag legden en dat men dat in Wallonië, in de Franse Gemeenschap, niet deed. Nu heeft men een systeem tot stand gebracht dat uiteindelijk nog meer voeding geeft aan onverantwoordelijkheid, dat die nog meer zal stimuleren. Daarom zeg ik dat er eigenlijk een kwadratering van het probleem is.
Mijnheer Daniëls, u vraagt naar de timing op het federale niveau. De Vlaamse Planningscommissie gaat altijd aan de slag met een advies van de federale Planningscommissie, federaal afgezegend, om het aantal studenten te bepalen dat we laten instromen. We zijn dus wel afhankelijk. De eerste beweging moet worden gemaakt door de federale Planningscommissie. Vervolgens moet er politiek initiatief ter zake worden genomen vooraleer wij aan de slag kunnen met onze Vlaamse Planningscommissie. In die Vlaamse Planningscommissie moeten nog één of twee vertegenwoordigers worden aangeduid. Maar wat de timing betreft, is het KB vorig jaar pas in augustus genomen. Dat was uitzonderlijk laat. Normaal gezien is dat ongeveer in mei. We zijn daar nu dus nog wel een tijdje van verwijderd, vooraleer we aan de slag kunnen. Maar geen nood, we zullen ervoor zorgen dat we ‘up and running’ zijn. Zoals ik al zei, zijn we er eigenlijk, op die één of twee vertegenwoordigers van de Vlaamse Planningscommissie na, die nog moeten worden aangeduid.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Meestal is het rond april-mei, dus ik denk dat het best zo snel mogelijk komt.
Ik wil nog even ingaan op collega Warnez – ook bedankt voor uw tussenkomst. Ik stel vast dat de collega’s van sp.a, Open Vld en Groen op dit punt niet zijn tussengekomen. Ik neem dus aan dat ze ook de redenering steunen die we al jaren steunen vanuit Vlaanderen. Ik denk dat stilzwijgen dan instemmen is, waarvoor dank. Maar ik wil er wel op wijzen, collega Warnez, dat er 1531 overschotten zijn in Wallonië. In 2026 – houd u vast aan de takken van de bomen, collega’s – worden er 9 weggewerkt, 9! Ik wil maar zeggen: dat is niet min.
Die ‘porte arrière’ waar ik het over heb, is net dat studenten in hoofde van Wallonië, en de instellingen ook, gaan zeggen: wij gaan nu starten aan de bachelor geneeskunde, net om binnen zes jaar een van die uitzonderingen waar geen quotum op staat in dat federaal KB, te gaan volgen. Dus zou je ze langs Waalse kant allemaal kunnen laten starten, want misschien gaan die allemaal wel psychiatrie doen, dat weet je niet. Vergeef mij mijn kwade geest, maar al twintig jaar krijg ik te horen dat we de ‘lissage’ gaan oplossen, en het is niet zo. Ik wil dus absoluut vermijden dat dat zou gebeuren en dat dat de ‘porte arrière’ zou zijn. Vandaar mijn voorstel: laten we het gewoon verrekenen. Als je er te veel laat starten, betaal je ook de medische overconsumptie die in je gemeenschap het geval zal zijn. Wie de ‘porte arrière’ openzet, betaalt ook wat dat aan meerkosten is. Ik denk dat dat een goede wortel zou zijn om te helpen. We volgen het in elk geval mee op, minister, en dank voor uw alertheid op dit vlak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.