Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Tommelein is blijkbaar zijn centen aan het tellen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Dat is snel gedaan, voorzitter, mijn centen tellen. Maar u had het over de centen van mijn stad?
Minister, onze lokale besturen zijn dé motor van het investeringsbeleid in Vlaanderen, en dit ook dankzij Vlaanderen. Ze nemen het leeuwendeel van de globale overheidsinvesteringen voor hun rekening. Bovendien hebben de investeringen van die steden en gemeenten een rechtstreekse impact op de lokale economie.
Vorig jaar bleek uit de meerjarenplannen 2020-2025 van de gemeenten en hun OCMW’s dat ze de volgende jaren zowat 2 miljard euro meer investeringen gepland hadden dan in de vorige bestuursperiode. Nooit eerder zouden lokale besturen zoveel investeren. Tot het coronavirus zijn intrede maakte. Op 21 januari 2021 werden de resultaten van een tweede bevraging van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse lokale financieel directeurs (Vlofin) over de financiële impact van de coronacrisis voorgesteld. Over de eerste bevraging hebben we het in deze commissie al gehad op 30 juni 2020. Men verkreeg bij de tweede bevraging een respons van 156 lokale besturen, zowat de helft dus. Uit die bevraging blijkt dat er voor 41 procent van de lokale besturen ingrepen nodig waren om bij de aanpassing van het meerjarenplan de financiële evenwichtsvereisten te handhaven. Van die 41 procent lokale besturen zal 61 procent ervoor kiezen om investeringen uit te stellen. Minister, dat is absoluut geen goede zaak. We moeten er alles aan doen opdat de investeringscapaciteit van de lokale besturen gevrijwaard blijft.
Wij zijn al zeer tevreden met de relancemaatregelen die u ter zake al hebt genomen. De regering heeft in het regeerakkoord ook al belangrijke inspanningen gedaan voor lokale besturen. Maar de toekomst oogt voor de komende jaren erg onzeker.
Minister, hoe evalueert u de bevraging die de VVSG en de Vlofin deden bij de financieel directeurs? Komen er extra maatregelen om de investeringscapaciteit van de lokale besturen maximaal te vrijwaren? Zo ja, welke maatregelen zal men dan nemen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, dank u voor de vraag. Ik vind het een goeie zaak dat de VVSG en de vereniging van de financieel directeurs van de Vlaamse gemeenten, Vlofin, de vinger aan de pols houden en de impact van de coronacrisis op de gemeentefinanciën monitoren en van kortbij opvolgen door directe bevragingen in het werkveld.
Er is een aanvaardbare responsgraad: 156 financieel directeurs hebben de bevraging beantwoord, dat is iets meer dan de helft.
Inhoudelijk blijkt uit de bevraging dat de impact van de coronacrisis op de gemeentefinanciën in 2020 in het algemeen relatief beperkt blijft en dat de lokale besturen de financiële klap voorlopig kunnen opvangen dankzij de reserves waarover ze beschikken, eigen maatregelen en de steunmaatregelen van de federale en de Vlaamse overheid.
De resultaten bevestigen dat 2020 lokaal geen financieel rampjaar is. Uit cijfers en conclusies van de bevraging blijkt het volgende. De financieel directeurs ramen de impact van de coronacrisis op de exploitatie in 2020 op 271 miljoen euro. Dat zijn extra uitgaven plus gemiste ontvangsten min de weggevallen uitgaven. Die worden gecompenseerd door Vlaamse en federale steunmaatregelen. Wat de investeringen betreft, geven zeven op de tien financieel directeurs aan dat er een negatief effect is op de uitvoeringsgraad in 2020. Nuance: zes van die zeven kruisten als antwoord op de vraag of de coronacrisis een negatief effect heeft op de uitvoeringsgraad van de investeringen in 2020 ‘ja, maar in beperkte mate’ aan. Vier op de tien financieel directeurs geven aan dat er bij de aanpassing van de meerjarenplanning eind vorig jaar ingrepen nodig waren om het financiële evenwicht te kunnen behouden. Van die groep geeft 80 procent aan dat dit te wijten is aan de coronacrisis, 61 procent zegt dat geplande investeringen werden uitgesteld, maar slechts een beperkt aantal verhoogt belastingen en retributies of bespaart op subsidies.
Wat betreft de aanvullende personenbelasting is in de periode 2020-2025 de verwachte minderontvangst ongeveer 100 miljoen euro ten opzichte van het originele meerjarenplan. Wat betreft de opcentiemen op de onroerende voorheffing, is in de periode 2020-2025 de verwachte minderontvangst ongeveer 156 miljoen euro ten opzichte van het originele meerjarenplan.
2020 was lokaal dus geen financieel rampjaar, want het financieel evenwicht in de meerjarenplannen 2020-2025 is momenteel niet in het gedrang.
Desondanks zijn er, daar moeten we eerlijk in zijn, een aantal onzekerheden over de effecten van de coronacrisis voor 2021 en de komende jaren. Die onzekerheden kennen we. Hoe en wanneer zal de globale economie zich herpakken? Wat zal de reële impact zijn op de fiscale inkomsten van de gemeenten? De bedrijfsvoorheffing is een goede graadmeter voor de evolutie van de aanvullende personenbelasting en de FOD Financiën geeft aan dat de bedrijfsvoorheffingen voorlopig goed standhouden.
De resultaten van die bevraging waren ook geen echte verrassing voor mij. Ik volg de evolutie van de lokale financiën van zeer dichtbij op. De analyse van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) in verband met ramingen in de aangepaste meerjarenplanning is een geruststelling. De resultaten van de vergelijking van het originele meerjarenplan 2019 versus het aangepaste meerjarenplan liggen in lijn met de enquête van de VVSG. Er is een bescheiden impact op de exploitatieontvangsten in de komende jaren. De ontvangsten van de aanvullende personenbelasting dalen lichtjes, voor de periode 2020-2025 met 61 miljoen euro, of een daling van 0,48 procent. De ontvangsten van de opcentiemen op de onroerende voorheffing zouden voor de volledige 2020-2025 licht dalen met 143 miljoen euro, of 0,93 procent.
Er is dus een lichte daling van de eigen belastingen. Er zijn hogere werkingssubsidies van de Vlaamse en de federale overheid. Het resultaat is dat de totale exploitatieontvangsten van de Vlaamse gemeenten post corona nauwelijks wijzigen tegenover de originele meerjarenplannen.
Wat de exploitatie-uitgaven betreft, zijn de ramingen voor 2020 en 2021 behoorlijk hoger dan initieel geraamd. De toename zit vooral in de rubrieken ‘aankoop van goederen en diensten’ en ‘individuele hulpverlening door het OCMW’, wat maatschappelijk een verontrustende evolutie is.
Vanaf 2022 zijn de ramingen voor de exploitatie-uitgaven min of meer op hetzelfde niveau als in het originele meerjarenplan.
Wat de totaliteit van de financiën betreft, zijn de lokale besturen nog steeds gezond en duurzaam, ook na verwerking van de verwachte impact van de coronacrisis. Alle aangepaste meerjarenplannen beantwoorden aan de normen die van toepassing zijn voor het financiële evenwicht, zowel de positieve autofinancieringsmarge in 2025 als het jaarlijks positief beschikbaar budgettair resultaat.
Tot slot is het opvallend dat aangepaste meerjarenplannen grotere investeringsambities tonen dan originele meerjarenplannen. Maar we moeten eerlijk zijn: dat heeft ook te maken met het uitstellen van lokale investeringen en de vrijwaring van de investeringscapaciteit.
Wat hebben we vastgesteld? De financieel directeurs hebben gezegd dat het realiseren van de investeringen in 2020 heel moeilijk was en vertraging heeft opgelopen wegens de coronacrisis, maar die worden wel meegenomen in de volgende jaren. Daardoor lijkt het alsof de investeringscapaciteit de volgende jaren toeneemt.
Stellen de besturen investeringen uit? Een vierde van de financieel directeurs geven aan dat geplande investeringen werden uitgesteld. In 2020 hebben 130 gemeenten hun investeringsniveau verlaagd. In 2021 zijn dat maar 35 gemeenten.
Over heel de periode 2020-2025 verlagen slechts twaalf gemeenten hun investeringsniveau. Dat is heel weinig, amper 4 procent. Ik ben het met u eens dat monitoring nodig is. Dat investeringen nu worden uitgesteld, lijkt me ook logisch wegens de praktische onmogelijkheid voor bijvoorbeeld bouwfirma's om tijdig klaar te zijn in 2020.
Lokale investeringsplannen voor de hele periode 2020-2025 stijgen van 14,7 tot 17,1 miljard euro. Dat is een toename van investeringskeuzes van 16,5 procent op een jaar tijd. Gedeeltelijk wordt die evolutie verklaard door het doorschuiven van een aantal investeringsprojecten, maar daarnaast zitten er ook een aantal extra projecten bij. Dit wijst op de ambitie van de steden en gemeenten om ook in de postcoronatijd zwaar te investeren, bijvoorbeeld in de ‘verledding’ van de openbare verlichting, rioleringen en kwaliteitsvolle wegen en fietspaden. Het is altijd mijn overtuiging geweest dat zij met de private sector mee de motor zijn van de relance. Daarom zetten we in Vlaanderen sterk in op het ondersteunen van die relance van de lokale besturen.
De ondersteunende maatregelen die we al genomen hebben voor de lokale besturen, werpen dus tot op dit moment hun vruchten af, maar we moeten dat zeer nauwgezet blijven monitoren. Objectief zijn er nog een hele reeks onbekenden, zoals de economische groei en andere, die het beeld kunnen vertroebelen of veranderen in positieve of negatieve zin. Blijven monitoren, is dus absoluut noodzakelijk. Op dit moment lijken de lokale financiën wel onder controle, is de achteruitgang van ontvangsten bescheiden en zijn de investeringsambities van de lokale besturen niet gefnuikt, integendeel, ze zijn eigenlijk nog gegroeid.
Ik hoop dat dat voldoende antwoorden zijn op uw vragen, mijnheer Tommelein.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Ik begrijp dat u zeker uit deze bevraging hebt opgemaakt dat 2020 geen financieel rampjaar was voor de lokale besturen, ook al is de impact op de exploitatie uiteraard groot. Dat is grotendeels gecompenseerd door de steunmaatregelen van de overheden. Dat is uiteraard een goede zaak.
U haalt ook aan dat heel wat lokale besturen hun investeringen misschien wel uitstellen, maar in de toekomst nog een grotere investeringsambitie tonen. Ik hoop samen met u dat dit waarheid wordt. Ik hoop zelfs dat ze al kunnen plaatsvinden in 2021 en in de komende jaren, zoals de analyse van ABB aangeeft.
Ik reken er uiteraard op dat u als minister de zaken blijft monitoren. Ik zal dat uiteraard als parlementslid ook doen en ook als burgemeester voor mijn eigen financiën. Ik wil u nu al danken voor de geleverde inspanningen, minister. Uit uw antwoord maak ik op dat de inspanningen geloond hebben.
Ik hoop dat de regering en alle regeringen in dit land even doortastend te werk zullen blijven gaan. Maar ik heb daar op dit moment geen enkele twijfel over.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wil even tussenkomen. Ik denk dat de minister en collega Tommelein al een mooie situatieschets hebben gegeven. We hebben dat allemaal kunnen lezen. 2020 is redelijk goed afgesloten. Er is nu natuurlijk een stijging, maar die heeft natuurlijk deels te maken met het uitstel van de investeringen vanwege de praktische vertragingen, onder meer bij aannemers. Daarover had ik nog een concrete vraag. Die werken lopen wat uit, ze duren wat langer, en af en toe hoor ik dat sommige aannemers de oplopende kosten ook doorrekenen naar de lokale besturen. Zij hebben het door de coronacrisis ook wat moeilijk, onder meer bij het aanleveren van materiaal. Ik denk toch wel dat we dat een beetje in het oog moeten houden, minister. Er zijn federale en Vlaamse steunmaatregelen voor die bedrijven. De lokale besturen moeten daar niet mee voor opdraaien. Men mag niet drie keer langs de kassa passeren. Ik weet dat ik het nu wat overdreven voorstel, maar toch. Lokale besturen ondervinden al last doordat die werken veel langer duren. Niemand heeft dat graag: omleidingen die langer duren, scholen die niet af zullen raken tegen 1 september. Dat is al een minpunt voor de lokale besturen. Als ze voor die vertragingen nu ook nog extra zullen moeten betalen, dan is dat toch wel twee keer betalen. Dat is een aandachtspunt.
Ten tweede denk ik dat we vanuit Vlaanderen heel wat steun krijgen, bijvoorbeeld voor die vaccinatiecentra, waarvoor we een ruime ondersteuning krijgen. Dat beantwoordt aan het belfortprincipe en is een welkome ondersteuning. Natuurlijk zouden we nog op zoek moeten gaan naar manieren om lokale besturen nog meer te betrekken bij het relancebeleid. Ik denk dan aan die investeringen. Ik ben heel blij in het rapport te lezen dat dat eerder stijgt, van 14 naar 17 miljard euro. Wellicht zal er bij een aantal uitstel zijn, maar toch is dat een stijging, en ik denk dat we nog eens moeten kijken hoe we dat verder moeten ondersteunen.
Minister Demir heeft de rioleringsprojecten al naar voren getrokken. Daar moeten de lokale besturen ook een steentje toe bijdragen. Ik denk – en ik rond af, voorzitter – dat als we in Vlaanderen op die manier lokazen en wortels voor het gezicht van de lokale besturen kunnen houden, heel wat lokale besturen nog een extra tandje bij zullen willen steken om de investeringen van de Vlaamse overheid via cofinanciering weer op gang te brengen, om niet te zeggen verder te laten stijgen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, een zeer terechte vraag van collega Tommelein en ook een zeer uitgebreid antwoord, dat, denk ik, ook beantwoordt aan de benadering die u het voorbije jaar hebt gevolgd: niet dramatiseren, maar permanent monitoren en bijsturen waar nodig. Ik denk dat dat een goede zaak blijft. Ik blijf wel met de bezorgdheid zitten – maar daar kunt u op dit moment geen antwoord op geven – dat een deel van de economische gevolgen nog duidelijk moeten worden. Er zijn een aantal redenen waarom een aantal bedrijven en sectoren het momenteel volhouden, maar het is zeer onduidelijk, als er versoepeld gaat worden en steunmaatregelen zullen wegvallen, of er geen golf van faillissementen komt, bijvoorbeeld in de evenementensector.
De voorspellingen rond steun en de werkzaamheden van het OCMW ter plaatse tonen aan dat we daar toch wel het een en ander mogen verwachten, en dat heeft dan meteen ook gevolgen voor een aantal vaste inkomsten van de lokale besturen. Daarom toch de vraag om daar specifiek rond te monitoren. Ik denk ook dat daar een regionaal aspect in zal meespelen en dat bepaalde steden en gemeenten op dat gebied kwetsbaarder zijn dan andere. Afhankelijk van hoeveel horeca er is en hoe zwaar de lokale economie gebaseerd is op evenementen, zal de impact groter of kleiner zijn. Dus toch de vraag om op maat te gaan werken en te kijken of we op een bepaald moment geen flexibele maatregelen moeten invoeren om het investeringsritme hoog te houden.
Hebt u weet van gemeenten die hun belastingtarieven hebben aangepast bij de aanpassing van het meerjarenplan in december, en die door corona al genoodzaakt zijn om niet naar de uitgavenzijde maar naar de inkomstenzijde te kijken?
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s, er moet mij eerst iets van het hart. Ik volg deze commissie al verschillende jaren. ‘The duty of the opposition is to oppose’, maar we trachten met sp.a altijd om constructief oppositie voeren, op een volwassen manier, met respect voor elkaar. Ik moet zeggen dat ik dat deze legislatuur soms mis. Soms mis ik dat heel grondig. Ik heb al verschillende ministers zien passeren in deze commissie. Ik kan u met de hand op het hart verzekeren dat u altijd de discussie aangaat op een open manier, constructief, en dat u zelfs voorstellen van de oppositie meeneemt. Ik zou er bij alle collega’s voor willen pleiten, zeker de collega’s van het Vlaams Belang, om dat altijd op een respectvolle manier voor elkaar te doen. Dat moest mij even van het hart.
Wat de terechte vraag van collega Tommelein betreft: uit de bevraging blijkt inderdaad dat we de investeringscapaciteit van de lokale besturen zeker moeten opvolgen. Die lokale besturen zullen ook een belangrijk deel uitmaken van de relance, met de investeringen die zij doen. En dat zal ongetwijfeld ook zijn weerslag hebben op de tewerkstelling in de privésector. Maar ik heb er een goed oog in, met de vaccinatiestrategie die wordt uitgerold, en hopelijk de versoepelingen die er stilaan zitten aan te komen, dat we terug kunnen gaan naar de situatie van voor corona. En hopelijk kunnen we dan zo snel mogelijk de investeringen van die lokale besturen zien uitrollen. Minister, ik vraag dan ook om dit goed te monitoren, en indien nodig bijkomende maatregelen te nemen. Zo blijven de lokale besturen niet met die blijvende onzekerheid leven, waarbij ze op den duur hun investeringen zouden afblazen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik begrijp niet goed waar dit opeens vandaan komt, mijnheer De Loor. Het is te zeggen: ik werd daarnet onderbroken door minister Somers. Ik heb dat in het verleden – niet in deze vergadering – ook al eens gedaan, en hij heeft mij toen verweten een soort van mini-Orban te zijn. Wel, bij dezen heb ik hem die bal teruggekaatst toen hij mij onderbrak.
Maar als er mij woorden in de mond worden gelegd of als er wordt gelogen over iets dat ik zou hebben gezegd, dan zal ik dat altijd benoemen. Minister Somers doet dat regelmatig, ook in de plenaire vergadering. Zo heeft hij recent gezegd dat ik zou beweren dat alle moslims tuig zijn. Ik heb dat ook weerlegd. Er is ook geen enkel citaat dat daarop zou duiden. Ik denk dat dat niets te maken heeft met fatsoen, maar met het noemen van man en paard. En dat moeten wij met elkaar doen, ook in deze commissie, ook al doet dat soms misschien pijn.
Laten we terugkeren naar de inhoud van de vraag. Ik denk dat de vraag terecht was, en dat de bevraging van de VVSG ook heel belangrijk is. Maar we mogen natuurlijk ook niet vergeten dat we daardoor een zekere macrovisie krijgen. We hebben natuurlijk driehonderd steden en gemeenten en de situatie is bij iedereen anders.
Maar vanuit onze fractie wil ik vooreerst een duidelijke waardering uitdrukken voor de weg die de Vlaamse overheid met die lokale besturen bewandelt. Ik denk niet dat we dat mogen onderschatten. We hebben de stijging van het Gemeentefonds, de responsabiliseringsbijdrage, het Openruimtefonds, het noodfonds voor corona, de duidelijke focus van de lokale besturen in het relanceplan. Er is ondertussen ook de steun voor de vaccinatiecentra. Dus ik denk dat dat allemaal zaken zijn die het voor de lokale besturen echt wel leefbaar maken en blijven maken.
Wat de investeringen betreft, denk ik dat er verschillende elementen zijn. Collega Van den Heuvel heeft die ook al terecht aangehaald, zoals werken die stilliggen. Toch is het belangrijk om de tijding aan lokale besturen te blijven brengen dat investeringen op termijn ook voor henzelf rendabel zijn. Veel investeringen hebben als resultaat dat er nadien minder uitgaven moeten worden gedaan in de dagelijkse exploitatie. Ik denk bijvoorbeeld aan energie-investeringen, en aan nieuwbouw volgens de actuele normen. Een school die nu wordt gebouwd, heeft een heel andere energiefactuur dan oudere schoolgebouwen.
Anderzijds kan elke euro ook maar één keer uitgegeven worden. Steun aan de lokale besturen moet samengaan met een sterke Vlaamse begroting.
Minister Somers heeft het woord.
Hartelijk bedankt voor alle constructieve tussenkomsten. Ik wil eerst antwoorden op een heel concrete vraag van collega Van den Heuvel. Er zouden signalen zijn dat bepaalde aannemers oplopende kosten in deze coronatijden willen doorrekenen aan de lokale opdrachtgevers. Wij moeten die problematiek goed opvolgen. Daarover is een omzendbrief gestuurd naar de lokale besturen, met uitleg hoe ze zich kunnen wapenen tegen de impact van de crisis op overheidsopdrachten en hoe ze zich moeten positioneren bij vertragingen. Daar is een FAQ bijgevoegd. Dat is te vinden op de website van de Vlaamse overheid. Daar wordt heel concreet ingegaan op de problematiek die u terecht hebt aangehaald. Voor als er vertragingen zijn in het kader van de wet op de overheidsopdrachten, krijgen de lokale besturen mogelijke maatregelen aangereikt. Op uw terechte vraag is er dus al een zeker antwoord gegeven.
Ik ben blij dat men, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, ziet dat wij minstens ernstige pogingen ondernemen om het belfortprincipe te respecteren. Ik blijf dat belangrijk vinden. Het zal niet altijd gemakkelijk zijn. Er komt een budgettair moeilijke periode, wat ik eerlijk toegeef. Na de coronacrisis moet onze aandacht gaan naar het weer op orde brengen van het huishouden. Er zal een structureel verschil zijn tussen ontvangsten en uitgaven. Minister van Financiën Diependaele wijst daar elke ministerraad op. Maar wij moeten nu doen wat wij moeten doen. Iedereen begrijpt dat ook wel. De overheid moet erop toezien dat de bedrijven overeind blijven en dat de economie niet in elkaar stort. Maar na de crisis staan wij wel voor de uitdaging om een kloof van 3 miljard euro te overbruggen tussen inkomsten en uitgaven. Dat zal voor niemand een gemakkelijke oefening zijn. Maar vasthouden aan het belfortprincipe vind ik heel belangrijk.
Er is de vraag hoe de Vlaamse overheid ervoor kan zorgen dat de lokale besturen voldoende blijven investeren. Wij doen dat in het programma Vlaamse Veerkracht. Dat betreft een aanzienlijk pak geld. Nogal wat ministers, zoals minister Demir, proberen die middelen zo in te zetten dat zij lokale besturen aanmoedigen, soms uitnodigen, soms triggeren om meer te investeren. In mijn eigen bevoegdheden heb je bijvoorbeeld 150 miljoen euro voor fietspaden met cofinanciering, de 20 miljoen euro extra voor nieuwe stadsvernieuwingsprojecten, de 30 miljoen euro voor digitalisering. Dat zijn projecten die eigenlijk het lokale investeringsprogramma onderstutten. Dat spoor moeten wij verder bewandelen.
Ik ben het eens met collega De Loor en collega Vaneeckout dat we, ook al lijkt het op dit moment behoorlijk, wel heel streng moeten blijven monitoren. Ik ben ook gevoelig voor het argument van de macroschaal. Als we dit op macroniveau bekijken, stellen we vast dat we een kleine terugslag mogen verwachten. Zolang we spreken over een terugval van 1 procent, is dat beheersbaar, is dat behapbaar. Maar natuurlijk zullen sommige gemeenten dit harder voelen dan andere. Ik denk bijvoorbeeld aan gemeenten die veel feesten organiseren – ik denk dikwijls dat de heer Vaneeckhout over zijn eigen gemeente aan het praten is. Voor die gemeenten zal de weerslag misschien harder aankomen. Ik denk dat we dat inderdaad voldoende moeten monitoren op lokale schaal. Maar ik denk dat jullie ook wel signalen zullen geven als jullie daar iets over opvangen. Ik reken ook op de VVSG en ABB om dat goed te blijven opvolgen.
Wat de belastingen betreft, wil ik nog twee zaken zeggen. De bevraging van de VVSG is wel interessant. Slechts 7 procent van de financieel directeurs zegt misschien de retributietarieven te moeten verhogen en 9 procent geeft aan de belastingtarieven eventueel te verhogen. Dat zijn relatief bescheiden aantallen. Ze zeggen dat het misschien nodig zal zijn, ze hebben niet gezegd dat ze het zullen doen. In vijf gemeenten daalt in 2021 de aanvullende personenbelasting licht. Twee gemeenten verhogen hun aanvullende personenbelasting. Die beide gemeenten compenseren daarmee wel gedeeltelijk de afschaffing van een algemeen belastingreglement. Twee gemeenten verhogen de opcentiemen voor de onroerende voorheffing. Laten we eerlijk zijn: dit zijn heel bescheiden aantallen. Dat stond vandaag te lezen in de BBC-nieuwsbrief (beleids- en beheerscyclus). Er zijn dus geen significante wijzigingen. Ik denk dat we daar eerlijk over moeten zijn. In 2020 was de situatie heel stabiel, maar de toekomst blijft heel onzeker.
Iets wat ik ook goed wil blijven monitoren, zijn de uitgaven die we moeten doen vanuit sociaal perspectief, om gezinnen te ondersteunen die in armoede of kansarmoede terechtgekomen zijn. Ik vind dat een bijzondere post, die we goed in het oog moeten houden, omdat dit niet alleen iets zegt over de financiën van de gemeenten, maar, misschien nog belangrijker, over de financiën van kwetsbare groepen in de samenleving en over hun mogelijkheden. Ik denk dat we daar blijvend aandacht aan moeten besteden. Over het algemeen denk ik dat we het er allemaal over eens zijn dat we goed moeten blijven monitoren, dat we niet in paniek moeten schieten, dat tot nog toe de toestand stabiel is, maar dat we natuurlijk bezorgd naar de toekomst moeten blijven kijken en dat goed moeten blijven opvolgen.
Dank u voor de zeer uitgebreide uitleg, minister.
Mijnheer Tommelein, u krijgt het slotwoord want u bent degene die de kat de bel aanbond.
Dank u, voorzitter. Hier is de kat, of tenminste de kater, vanuit Oostende.
Ik denk, minister, dat het inderdaad van belang is rekening te houden met de lokale situatie. Dat kan ook niet anders. Belastingen bestaan uit grote blokken. Enerzijds is er de personenbelasting, waarop gemeenten of steden met een vrij grote actieve bevolking een weerslag zullen voelen. Ze zullen dat echter niet onmiddellijk voelen maar pas de komende jaren, bij de afrekeningen van de personenbelasting. Gemeenten die meer afhankelijk zijn van de onroerende voorheffing, hebben een meer structurele basis, die niet onmiddellijk verschuift, want de coronacrisis heeft niet onmiddellijk een impact op die belasting. Wat het belangrijkste, is, zijn de andere belastingen: de belastingen op popevenementen, op terrassen, op zaken die in vele gevallen zelfs volledig of gedeeltelijk vrijgesteld zijn.
Ik maak me minder zorgen over de economie op zich. Ik ben mij wel bewust van het feit dat die investeringen moeten doorgaan. Ik maak me ook geen begoochelingen. Ik denk dat de economie zich na de coronacrisis snel zal herpakken. Ik ben inderdaad, net zoals u, meer bezorgd over de gevolgen voor mensen op sociaal vlak. Armoede, werkloosheid, uitsluiting uit onze maatschappij: ook dat moeten we goed monitoren. Het is ook van belang dat we daarin blijven investeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.