Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, aan het begin van afgelopen zomer, na de ‘Black Lives Matter’-betogingen, vroeg u aan het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) om een handleiding ‘Omgaan met koloniale verwijzingen in de publieke ruimte’ op te stellen. In deze handleiding proberen de auteurs aan de lokale besturen te vertellen hoe ze zouden moeten omgaan met koloniale verwijzingen in de publieke ruimte. Een standbeeld of straatnaam ongewijzigd laten, was duidelijk de minst gewenste keuze van de zogenaamde expertengroep die hielp bij het opmaken van de handleiding. Deze expertengroep bestond voornamelijk uit politiek correcte en linkse activisten, zoals medewerkers van het Minderhedenforum, Black History Month Belgium en Hand in Hand tegen racisme.
De handleiding is tot nog toe geen succes. De teller van het aantal unieke onlinebezoekers van de handleiding stond rond de kerstperiode op 682, aldus de minister in een antwoord op mijn schriftelijke vraag daarover.
De handleiding was eigenlijk een opvolging van het leertraject ‘Dekoloniseer je gemeente’, dat in 2019 door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in het leven is geroepen. Enkele steden en gemeenten hebben nu volop gekozen voor het volgen van een dekoloniseringstraject.
Zo ook de stad Gent, waar Open Vld’er Mathias De Clercq, u welbekend, burgemeester is. De Gentse gemeenteraad zal zich begin maart buigen over een rapport van Gentenaars met Afrikaanse roots, adviesraden, middenveldorganisaties en leden van hogescholen en de UGent. In dat rapport wordt onder andere aanbevolen om met de grove borstel door de bibliotheken te gaan en zogenaamde 'racistische werken' te verwijderen. Een van de boeken die dan verwijderd zou moeten worden, althans volgens dat clubje, is Pippi Langkous, dat nu als racistisch wordt gebrandmerkt.
Bevoegde schepen van Cultuur Sami Souguir, ook van Open Vld, geeft aan dat “het stadsbestuur zeker niet zelf zal bekijken of de collectie duiding behoeft”. Hij vindt dat dit iets is voor “een werkgroep van specialisten, ervaringsdeskundigen en academici”. In de pers lezen we echter dat “op het kabinet van Tine Heyse, van Groen, die het project trekt als schepen, het wel vaststaat dat de dekolonisering van de bibliotheek er komt, net zoals de komst van een Patrice Lumumbastraat of -plein en een dekoloniale wandeling.”
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de resultaten van de handleiding ‘Omgaan met koloniale verwijzingen in de publieke ruimte’? Hoeveel steden en gemeenten gebruiken momenteel deze handleiding? Welke zijn dat? Zijn er al reacties van bepaalde steden en gemeenten binnengekomen, en zijn er bovendien al concrete handelingen voortgekomen uit deze handleiding?
Kan dit soort beslissingen – om kinderboeken te verwijderen of te labelen met een racismewaarschuwing – voortkomen uit uw handleiding ‘Omgaan met koloniale verwijzingen in de publieke ruimte’?
Vindt u het verwijderen uit bibliotheken of het labelen van kinderboeken, zoals Pippi Langkous, met een racismewaarschuwing een goede zaak? Zo nee, zult u hierover in overleg treden met het Gentse stadsbestuur en eventueel andere lokale besturen?
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral, de handleiding is vrij beschikbaar op het internet en het staat iedereen vrij die al dan niet te gebruiken. Het is dus niet eenvoudig om een totaalbeeld op te maken van wie dat allemaal doet. Een indicatie kan wel gegeven worden door het aantal bezoekers aan de webpagina. Dat staat momenteel op 1230. Als u weet dat er 300 gemeenten zijn, dan is dat potentieel natuurlijk heel veel.
Een aantal gemeenten heeft aangegeven dat ze met de aanbevelingen uit de handleiding aan de slag willen gaan. Dat zijn vooral besturen waar er reeds beweging was binnen het dekoloniseringsdebat. Bijvoorbeeld, de stad Halle heeft ook aan het AgII ondersteuning gevraagd om een traject mee op te starten.
Hoe beoordeel ik de initiatieven die momenteel door de steden en gemeenten genomen worden en het Gentse dekoloniseringstraject in het bijzonder? Voor alle duidelijkheid: voor mij is dit een lokale aangelegenheid, waarover er vooral lokaal gediscussieerd en beslist moet worden. Dat is trouwens ook de geest waarin heel die handleiding opgebouwd is: als een niet-sturende, maar ondersteunende documentatie om, als men het debat wenst te voeren, men dit zo goed, zo correct en zo genuanceerd mogelijk zou kunnen doen. Ik vind het dan ook belangrijk om hierin de lokale autonomie te respecteren. Anders had ik een ander soort handleiding gemaakt. Ik blijf dus binnen die filosofie. Dat is trouwens een beleidslijn die ik ook in andere domeinen hanteer; ik heb veel respect voor de lokale autonomie.
De stad Gent vertelde me dat er reeds geruime tijd een vraag van Gentenaars en Gentse organisaties was om iets te doen rond het koloniale verleden en de uitingen daarvan in de publieke ruimte. De stad heeft ervoor gekozen om een participatief traject ter zake op te zetten. In november 2019 – dus maanden voor de publicatie van onze handleiding – zat een groep voor het eerst aan tafel om te bekijken wat dekoloniseren betekent en welke veranderingen er mogelijk zijn in de stad.
In november 2020 heeft de commissie dan een adviesrapport overgemaakt aan het stadsbestuur, met dertig aanbevelingen. Het is aan het stadsbestuur om nu te bepalen wat hiermee zal gebeuren. Er is dus een groot verschil tussen de aanbevelingen en datgene wat de stad ook daadwerkelijk wil en zal doen.
De komende weken gaat het stadsbestuur van Gent zijn antwoorden op de aanbevelingen uitwerken. Op een speciale themacommissie op 10 maart worden het rapport met aanbevelingen en de reactie van het stadsbestuur voorgelegd aan de gemeenteraadsleden.
Wat betreft de aanbevelingen rond de bibliotheekwerking – omdat u dat concreet vermeldt – heeft het stadsbestuur al aangegeven dat het weghalen van boeken en/of censureren absoluut niet aan de orde is. Wel zal worden bekeken of er boeken zijn die mogelijk een duiding behoeven van de maatschappelijke en historische context waarin ze geschreven zijn.
Het stadsbestuur heeft wel al laten weten dat het de aanbeveling rond de Leopold II-laan wel gaat opnemen. De straatnaam zal verdwijnen en er wordt gezocht naar een nieuwe straatnaam, die moet refereren aan de lokale geschiedenis en de nabijgelegen erfgoedsite. Ook is het de bedoeling om nog deze legislatuur de naam Patrice Lumumba op een gepaste locatie toe te kennen aan een nieuwe straat of plein.
Voor het overige kan ik alleen maar herhalen dat dit een lokaal debat is, dat ook lokaal verder vorm moet krijgen en waarin ik de lokale autonomie ten volle respecteer.
Toch nog één opmerking over de experten, over wie u steeds herhaalt dat het experten zijn uit extreem-linkse hoek: wie natuurlijk erg ter rechterzijde staat en naar links kijkt, ziet daar veel volk staan. Hoe verder je naar rechts opschuift, hoe verder die anderen naar links gaan. Dat is dus iets relatiefs. Ik begrijp dat uw maatstaven van links en rechts niet dezelfde zijn als de mijne of als die van wie dan ook. Maar iemand als Maarten Boudry of professor doctor Willem Lemmens per se in extreem-linkse hoek willen duwen, lijkt me toch wat kort door de bocht. Die mensen zaten ook in dat experten … (Het geluid van minister Bart Somers valt weg.)
Tot daar, minister? Want het was een beetje een raar einde. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik wil misschien beginnen met te zeggen dat de twee mensen die u noemt, onder wie Maarten Boudry, inderdaad niet extreem-links zijn, maar wel links. Dat zijn de excuustruzen, zoals wij ze noemen, die we op de VRT regelmatig kunnen zien. Er zijn er een paar. Maarten Boudry is er daar een van, Mia Doornaert een andere. Zij worden altijd genoemd om aan te tonen: ‘Kijk eens, zo links is de VRT toch niet of zo links is deze expertengroep toch niet.’ Het is te zielig voor woorden, maar dat beseft u zelf ook wel.
Wat betreft die unieke online bezoekers: het zijn er nu 1230. Het gaat dus inderdaad over bezoekers aan die site. Daar blijkt niet uit of ze die handleiding überhaupt hebben gelezen dan wel of ze die hebben gebruikt. Ik blijf daarop terugkomen, op die vraag, want u brengt zo’n handleiding uit, u zet die in de picture, u laat ze maken, maar als wij als volksvertegenwoordiger vragen wat de uitkomst daarvan nu is, het resultaat, dan krijgen wij eigenlijk geen serieus antwoord. Wat ik wil weten, minister, is hoeveel steden en welke steden en gemeenten daar precies gebruik van maken, hoe en met welk resultaat voor de publieke ruimte, want daar gaat het natuurlijk over.
U zegt dat het juist bedoeld is om de lokale autonomie te steunen en te waarderen, maar niets is minder waar, want u mengt zich op die manier in een zeer polariserend debat en die experten laten in die handleiding natuurlijk eigenlijk geen ruimte om gewoon alles te laten zoals het is, om gewoon te zeggen als stadsbestuur: ‘Stop met ons lastig te vallen met die onzin van dekolonisering. Laat ons met rust, wij houden ons met serieuze zaken bezig.’ Dat staat niet in die handleiding. Het is natuurlijk wel een inmenging van uw kant in een debat dat veel meer is dan een puur lokaal gegeven. Ik denk aan de Disneyfilms die nu ‘in the picture staan’ – Dumbo, De Aristokatten, Peter Pan – en gecensureerd worden voor kinderen. Het is een zeer belangrijk debat, minister.
Ik sluit af met mijn vraag. U laat zich als minister soms zeer sterk gelden door in overleg te gaan. Denk maar aan de zaak Kaat Bollen, waar u met de beroepsgroep bent gaan samenzitten. Daarom stel ik u nogmaals de vraag: vindt u het labelen van boeken zoals Pipi Langkous met een racismewaarschuwing een goede zaak, ja of nee?
Zo neen, wilt u met een lokaal bestuur zoals het Gentse daarover samenzitten als minister van Inburgering, Gelijke Kansen en Binnenlands Bestuur, om het daar eens over te hebben? Want wij vinden dat uiteraard te gek voor woorden.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, ons standpunt hierover is altijd wel heel duidelijk geweest. Het gewoonweg wissen van het verleden is niet de juiste weg. De contextualisering en de historische context schetsen is dat volgens ons wel. Nu, de stad Gent is natuurlijk vrij om te kiezen hoe ze omgaat met die dekolonisering. Maar we moeten hier in Vlaanderen natuurlijk geen voorbeeld aan nemen.
Ik stel mij toch grote vraagtekens bij de prioriteiten van het stadsbestuur van Gent. Ik denk echt dat men niet begrijpt dat door dergelijke beslissingen zoals het ingrijpen in kinderboeken, men de polarisering net gaat voeden in plaats van mensen dichter bij elkaar te brengen. Collega Van Rooy, ons standpunt is daarover wel heel duidelijk. Ik kan alleen maar hopen dat dergelijke foute beslissingen beperkt blijven tot het stadsbestuur van Gent.
De heer Tommelein heeft het woord, als burgemeester van Oostende.
Dat kunt u juist raden, voorzitter. Oostende heeft natuurlijk een speciale relatie tot alles wat te maken heeft met de tweede koning van dit land.
Ik wil eerst en vooral heel duidelijk stellen dat de minister zich helemaal niet opdringt en helemaal geen zaken oplegt aan de lokale besturen. Ik denk dat, als wij gebruik willen maken van een aantal zaken die de minister ons aanreikt, wij dat zeker zullen doen vanuit de stad Oostende. Maar één zaak is zeker: wij zijn absoluut vastbesloten om alle vormen en uitingen van racisme aan te pakken en te bestrijden. En dat geldt ook voor het juist in de context plaatsen van de geschiedenis en de dekolonisatie. Ik denk dat iedereen daar zijn eigen keuzes moet maken. Wij hebben al een tegenbeeld dat we in Oostende gaan laten maken door Matthias Schoenaerts. Wij hebben dus beslist om geen beelden weg te halen. Dat kan ook niet, want het gaat om een geklasseerd monument. Maar dat doet niets ter zake. Wij gaan die geschiedenis niet wissen, wij gaan ze in de juiste context plaatsen voor de bevolking en voor al wie het horen wil, mijnheer Van Rooy. Dat is iets waarvan wij vastbesloten zijn om dat te doen. En wij gaan dat doen ‘à l’Ostendaise’.
Minister Somers heeft het woord.
Dat laatste vanuit Oostende klonk als een saus. Maar om op de vragen te antwoorden: ik wil toch even teruggaan naar het comité dat dat heeft samengesteld. In het Latijn zeggen ze: ‘quod erat demonstrandum’. Mijnheer Van Rooy, uw tussenkomst bevestigt eigenlijk mijn aanvoelen dat iedereen die links staat van uw positie – en het is niet zo moeilijk om daar links van te staan – mensen zijn die we moeten wantrouwen, die in het beste geval een schaamlapje zijn voor een extreemlinkse bende. Ik noem nog maar eens de mensen die daarin zitten: Maarten Boudry, Sophie De Schaepdrijver van het Department of History van Pennsylvania State University, Alicja Gescinska, professor filosofie, professor Willem Lemmens, Patrick Loobuyck.
Ongetwijfeld zijn dat stuk voor stuk extreemlinkse mensen die wij ervan moeten verdenken dat zij niet in staat zijn om tot een genuanceerde mening te komen, of die alleen maar deel uitmaken van de groep als een soort schaamlap. U betoont weinig respect voor die mensen. Zij hebben een zeer genuanceerd en rustig werkstuk gebracht, dat absoluut de bedoeling had een dialoog tot stand te brengen, overheveling van kennis tot stand te brengen, en gemeentebesturen die daar behoefte aan hebben te ondersteunen in dat lokale debat.
Er is wel een groot verschil tussen een soort corporatistische organisatie en een stad of gemeente. Steden en gemeenten hebben een politieke autonomie. Als minister van Binnenlands bestuur hecht ik daar groot belang aan. Ik heb mij altijd geërgerd aan de keizers-kosters in Brussel toen ik zelf burgemeester was. De lokale besturen moeten de ruimte hebben om zelf te oordelen in het licht van de lokale context. Het is voor mij trouwens onmogelijk om meer dan driehonderd lokale entiteiten te willen begrijpen in de diepte. De debatten zijn overal verschillend. De gevoeligheden zijn soms zeer lokaal en ik respecteer die. Ik ga daar geen waardeoordeel over vellen.
Mevrouw Sminate, ik begrijp dat partijen die in Gent in de oppositie zitten, wat gretiger zijn om hier positie in te nemen dan vertegenwoordigers van de meerderheid. Maar het debat is niet zo ongewoon. Ik herinner mij de N-VA van Mechelen die meermaals heeft gepleit om, met steun van het Vlaams Belang, de naam Kardinaal Mercierplein te vervangen in Egmontplein of Egmont- en Hoorneplein. Dat is een lokaal debat dat verschillende keren in de gemeenteraad aan bod is gekomen. Kardinaal Mercier moest als het ware verdwijnen uit de geschiedenisboekjes, want hij was geen goede man omdat hij een aantal dingen heeft gezegd over het Nederlands, zoals dat het een taal was om te dienen, in tegenstelling met het Frans, dat meer geschikt was voor de universiteit. In Antwerpen biedt het Delwaidedok een ander voorbeeld. Die naam is toch ook veranderd op voorstel van de burgemeester. Ik heb begrip voor die wijze beslissing. Maar ook dat is in een welbepaalde context door het stadsbestuur op een zeker moment het voorwerp geweest van een grondige afweging. Ik heb hierover geen waardeoordeel. Wij kennen de discussies over de Cyriel Verschaevestraten.
Dat zijn lokale debatten, die lokaal beslecht moeten worden. Gevoeligheden moeten daar worden aangepakt. De handleiding zegt niet wat men moet doen, maar geeft inspiratie om dergelijke debatten op een juiste manier te voeren. Ik ben nog altijd heel blij met die handleiding. Ik dank alle mensen die daaraan een bijdrage hebben geleverd. Ik begrijp dat er in Gent een debat woedt, zoals er ook een geweest is in Antwerpen, in Oostende, in mijn stad Mechelen, in Leuven. Er zijn genoeg voorbeelden. Zowat alle partijen behalve het Vlaams Belang zaten in de besturen. Dat is nu eenmaal een onderdeel van democratische discussies. Je kunt daar van mening over verschillen, maar ik vind het mijn taak als minister van Binnenlands Bestuur om ook daarin steden en gemeenten te helpen dergelijke debatten op een goede manier te voeren zonder opnieuw in te breken in de lokale autonomie, zonder ten gronde voor heel Vlaanderen een standpunt in te nemen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, ik herinner me dat u me ooit eens op de vingers hebt getikt omdat ik de woorden van minister Somers verdraaid zou hebben. Ik heb net mijn inleiding nog eens herlezen. Daar komt het woord ‘extreemlinks’ niet eens in voor, minister Somers. Ik heb het daarin gehad over een expertengroep die bestaat uit – luister nu goed – “voornamelijk” – dat wil dus niet zeggen allemaal – “voornamelijk politiek correcte en linkse activisten”. Het is heel vermoeiend dat u daar dan iets anders van maakt en me woorden in de mond legt. Dat is typerend voor uw leugenachtig karakter. (Opmerkingen van minister Somers)
Nu doet u wat u mij altijd verwijt, minister Somers, door mij te onderbreken.
Ik onderbreek iedereen. Ik denk dat we op een hoffelijke manier met elkaar moeten blijven praten en toch wel een beetje letten op het taalgebruik. U hoeft het helemaal niet eens te zijn met elkaar, maar u moet wel hoffelijk blijven.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u omdat ik verder mag spreken. Het is natuurlijk tekenend dat minister Somers mij probeert te onderbreken. Dat getuigt niet echt van een democratische houding. Er zit in die expertengroep niemand van N-VA- of Vlaams Belangsignatuur. Dat bewijst natuurlijk exact mijn punt. Voor het overige, minister Somers, zou ik willen zeggen dat ik in een islamitisch land door mijn strijd tegen de islamisering als links word beschouwd, als zeer links. Ik heb daar contacten met allerlei linkse activisten die exact dezelfde strijd voeren als ik.
Tot slot, minister, u zegt wel dat u geen keizer-kostermentaliteit aanhangt, maar tegelijkertijd dringt u de lokale besturen natuurlijk wel een handleiding op en bemoeit u zich toch wel. Als u dat toch wilt doen, en u wilt dat doen met een handleiding dekolonisering, maak dan een handleiding dekolonisering die zich richt op de Erdoganmoskeeën, een handleiding dekolonisering die zich richt op de Turkse moskeeën van Milli Görüs. Dat is de dekolonisering die moet gebeuren in onze wijken en onze steden, niet een racismelabel plakken op de boeken van Pippi Langkous. Als u zich afvraagt waarom mensen radicaliseren, dan is dat omdat ze dat soort berichten in de krant lezen: dat Pippi Langkous, waarvan ze hebben genoten in hun jeugd, nu zelfs racistisch zou zijn. Minister Somers, dat u zich daar niet expliciet tegen uitspreekt en niet wilt gaan samenzitten met dat lokale bestuur, zoals u bijvoorbeeld wel doet met de psychologencommissie, dat zegt alles over uw prioriteiten, maar vooral ook over uw wereldvreemdheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.