Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over een extra opleiding tot leerkracht lichamelijke opvoeding
Vraag om uitleg over de gevolgen van de coronacrisis op de stages van studenten lichamelijke opvoeding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het gaat over bewegen. Voldoende bewegen is nodig om fysiek en mentaal gezond, fit en vrolijk te blijven. Daarom werken ook scholen aan een kwaliteitsvol bewegingsbeleid om gezondheidsdoelstellingen en plezierbeleving tijdens het bewegen te realiseren. De organisatie Moev, wat staat voor Motivatie, Ondersteuning, Expertise, Vernieuwing, in het kader van beweging, ondersteunt de scholen daarmee.
Maar in tijden van de coronapandemie komt bewegen en sporten onder druk te staan. De turnles of de sportclub maakt plaats voor slechte sedentaire routines door de opeenvolgende lockdowns. Dat gebrek aan beweging baart experts uiteraard zorgen. Zij berichtten daarover onder meer in het Nieuwsblad en de Gazet van Antwerpen op maandag 18 januari.
Daaromtrent heb ik de volgende vragen, minister. In welke mate bent u op de hoogte van hoe scholen omgaan met beweging tijdens corona? Hebt u hier zicht op, zijn er goede praktijken die u kent en die gedeeld kunnen worden? Plant u maatregelen of initiatieven om de negatieve impact op beweging tijdens de pandemie bij jongeren te minimaliseren? Welke initiatieven plant u te nemen om na de coronapandemie de door de lockdown aangeleerde slechte gewoontes van het zitten weg te werken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO) pleit voor een extra opleiding voor leerkrachten lichamelijke opvoeding in spe. Ze houden eigenlijk een pleidooi omdat ze merken dat de coronacrisis ook bij de studenten een impact heeft, en dat ze zich niet genoeg kunnen ontwikkelen in functie van het geven van sportlessen. Uiteraard zijn de lockdowns, maar ook het sluiten van de sporthallen daar een reden van. Ik hoef u dat niet uit te leggen, als minister van Sport.
Door de sluiting van deze sporthallen krijgen sportstudenten niet meer de mogelijkheid om in groep te sporten, hun kwaliteiten voor sportlessen te verrijken en de basisprincipes binnen sportlessen te beoefenen. Bijkomend krijgen sommige stagiairs te kampen met een beperkte stage aangezien vele sportlessen niet mogen plaatsvinden, en een aantal sporten ook niet meer kunnen gebeuren.
De keuzes voor de lockdown en het sluiten van de sporthallen in functie van de gezondheid begrijpt iedereen. Ik breng dat toch nog eens onder de aandacht. Daarnaast dient echter ook de kwaliteit van ons onderwijs behouden te blijven, willen we de achterstand bij leerlingen en studenten zoveel mogelijk beperken, ook wat de fysieke activiteiten betreft. Minister, daarom besliste u om zomerscholen te organiseren voor leerlingen van het lager en secundair onderwijs. De BVLO stelt nu de vraag of er in de zomer geen extra opleidingen kunnen worden georganiseerd voor turnleerkrachten in spe om hun achterstand in praktijkervaring weg te werken.
Minister, zijn er duidelijke signalen die aantonen dat de coronacrisis zorgt voor een daling bij toekomstige turnleerkrachten van de kennis van de basisprincipes en praktijkervaring bij sport? Welke oplossingen ziet u nog extra voor het aangehaalde probleem? Acht u een zomerschool voor turnleerkrachten in spe een mogelijkheid om de praktijkachterstand op te lossen, of desgevallend die leerkrachten ook in te zetten bij die zomerscholen, om daar beweging mee aan te zwengelen? Ik dank u.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, mijn vragen sluiten naadloos aan bij die van collega Daniëls. In een normaal jaar kunnen studenten lichamelijke opvoeding praktijkervaring opdoen in sporthallen enzoverder, en via stages bij organisaties die in sportdagen voor scholen voorzien. Maar die sector ligt momenteel ook zo goed als plat, gezien de restricties op extra murosactiviteiten.
Het risico bestaat nu dat toekomstige turnleraars de basisprincipes onvoldoende zullen kennen doordat ze geen of te weinig stages kunnen volgen. De vrees bestaat dus dat dit langetermijngevolgen zal hebben voor de kwaliteit van de praktijklessen van turnleraars.
Ik heb vanuit de Vlaams Belangfractie de volgende vragen. Minister, hoe evalueert u de huidige situatie voor studenten lichamelijke opvoeding? Hebt u gelijkaardige signalen opgevangen vanwege de hogescholen en universiteiten omtrent de stages van deze studenten? Welke stappen zult u ondernemen, zodat toekomstige turnleraars alsnog voldoende praktijkervaring kunnen opdoen? Zullen er bijvoorbeeld, zoals gesuggereerd door de BVLO, zomerscholen voor toekomstige turnleraars georganiseerd worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Zowel als minister van Onderwijs als als minister van Sport ben ik het met u eens dat het ongelooflijk belangrijk is om leerlingen en studenten in beweging te houden, te laten sporten. Daarom heb ik met een aantal collega’s van de Vlaamse Regering gewerkt aan een omzendbrief die toelaat dat scholen voor hun activiteiten gebruikmaken van de sportinfrastructuur van lokale besturen en scholen in de buurt van de schoolomgeving. Daarover bestond namelijk nogal wat onduidelijkheid. Sommige lokale besturen hadden de coronabeperkingen nogal strikt geïnterpreteerd en gingen zelfs over tot het sluiten van hun lokale sportinfrastructuur, ook voor schoolse activiteiten. We hebben daarom moeten duiden via een omzendbrief dat, wanneer lokale infrastructuur wordt opengesteld voor scholen, die op dat moment beschouwd moet worden als tijdelijk deel uitmakend van schoolse infrastructuur. Er waren zelfs lokale besturen die ingrepen op de verplaatsing van groepen van leerlingen naar die sportinfrastructuur. Er werd ook opgetreden tegen groepen van leerlingen die buiten de schoolmuren gingen sporten. Na die omzendbrief heb ik hier geen klachten meer over ontvangen.
Basis- en secundaire scholen kregen eerder al richtlijnen over hoe ze lessen lichamelijke opvoeding in veilige omstandigheden kunnen organiseren. Deze richtlijnen en de omzendbrief zijn terug te vinden via de website onderwijs.vlaanderen.be. Na wat doorklikken, kom je terecht op het luik ‘Informatie voor scholen’ met daarin het onderdeel ‘Hoe organiseer je lessen lichamelijke opvoeding’.
Het is natuurlijk niet mogelijk om per sporttak uit te tekenen wat al dan niet kan. Dat is niet mijn taak. Daarvoor zijn er de pedagogische begeleidingsdiensten en experten zoals de BVLO die scholen daarin kunnen ondersteunen. Scholen die daar vragen over hebben, kunnen dus terecht bij hun pedagogische begeleidingsdienst of de BVLO. Ik hoor dat er effectief adviesvragen gesteld worden en goed opgevolgd worden, waarvoor ik mijn oprechte dank wil uitspreken.
Toch ben ik, net zoals de vraagstellers, wat bekommerd over het voldoende bewegen en sporten. Ik roep daarom op tot creativiteit. Bewegen hoeft niet beperkt te zijn tot de uren lichamelijke opvoeding. Ik zie heel veel creatieve pistes en prachtige initiatieven om in te zetten op bewegingsbeleid. Dat kan bijvoorbeeld door bewegingstussendoortjes, samen met de klas. Ik kijk met veel plezier naar mijn dochter in het vijfde leerjaar, die drie keer per week met haar klas gaat lopen. Daar wordt dus tijd voor vrijgemaakt en ik denk dat iedereen dat wel kan appreciëren. Daarvoor bestaat ook MOEV, dat concrete suggesties en goede praktijken aanreikt, evenals webinars met experten. Ik nodig jullie uit om de website van MOEV te bezoeken, met initiatieven om ervoor te zorgen dat mensen in beweging blijven.
Het lijkt me ook een mooie win-win indien toekomstige leerkrachten lichamelijke opvoeding daarvoor zouden kunnen worden ingeschakeld. De crisis wordt ook aangewend om te leren hoe doelen, verbonden aan lessen lichamelijke opvoeding, nog anders kunnen worden bereikt. Dat is dan een positief gevolg.
We hebben in onze draaiboeken verzekerd dat stagiairs ook in deze periode een plek kunnen vinden op school. Wel moet er natuurlijk over gewaakt worden dat zowel de gezondheid van studenten als die van kinderen en jongeren en van ander onderwijspersoneel, wordt bewaakt. Daarom moet er altijd een lokale risicoanalyse worden uitgevoerd.
In de opleidingen voor leerkrachten lichamelijke opvoeding moeten specifieke technieken natuurlijk voldoende kunnen worden ingeoefend. Daarom is het ook in code rood toegestaan om een beperkt aantal lessen of practica op de campus van de hogeschool of universiteit te organiseren. Die vallen dus onder de regelgeving voor de practica.
Ook voor de opleidingen met een sportcomponent werden richtlijnen meegegeven.
Samen met jullie hoop ik dat we van deze epidemie zo snel mogelijk verlost geraken. Studenten moeten immers in groep technieken en bepaalde opleidingsdoelen kunnen oefenen. Ik roep de opleiders van leerkrachten lichamelijke opvoeding op om onderling goede praktijken te blijven uitwisselen en stil te staan bij mogelijke alternatieven. Ik sta hierbij steeds open voor suggesties zoals hen inschakelen in de zomerscholen, op voorwaarde dat ze zelf voldoende geschoold zijn. Dat zou opnieuw een perspectief kunnen zijn.
De zomerscholen bieden een combinatie van lesinhoud en sport en spel. Daar kunnen we misschien een brug slaan. Ik sta zeker open voor uw suggesties en concrete voorstellen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de vraag om uitleg die vandaag geagendeerd stond, werd ik gecontacteerd door de Scholierenkoepel. Ze kaartten aan dat ze het belangrijk vonden dat dit onderwerp vandaag besproken werd, omdat ze ook bericht krijgen van de leerlingen dat nu er weinig of minder lesuren op de school zijn, het vaak die uren zijn die geschrapt worden. In hun ogen kunnen ze die uren het best inzetten op het welbevinden en welzijn van scholieren zowel fysiek als mentaal. Dat signaal willen ze u graag meegeven. Via deze weg is het bij u dus terechtgekomen. Het is echt heel belangrijk en het leeft onder de studenten.
U sprak over de Bond Lichamelijke Opvoeding en de pedagogische begeleiding om de scholen te ondersteunen. U sprak ook over MOEV. Zij maken de verbinding tussen sport en onderwijs. Ze proberen de balans te stimuleren tussen zitten en staan, bewegen en sporten. Dat gaat eigenlijk heel breed. Dat gaat ook over inzetten op bewegingsvriendelijke speelplaatsen, op de juiste sportinfrastructuur en op actieve verplaatsingen.
Heeft MOEV in deze coronaperiode voldoende zijn werking kunnen verderzetten? Is er tussen u en hen een korte lijn om flexibel om te gaan met nieuwe uitdagingen? Hoe ziet u de verdere samenwerking met hen?
In uw beleidsnota staat dat u scholen wilt stimuleren om zich zo in te richten dat ze aanzetten tot beweging. Hoe ziet u dat concreet? Hebt u daar initiatieven rond genomen? Gaat dat over bewegingsvriendelijke speelplaatsen of gaat dat nog verder?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik dacht aan mijn vroegere ervaringen als leerling. Wat ik altijd geweldig vond, waren die ‘reizen rond de wereld’. Herinnert u zich dat? Ik zie iedereen knikken. Dat was klimmen, glijden, touwslingeren, van alles. Je probeert – en dat is een goede zaak – om al die studenten op alle mogelijke manieren ervaringen met sport te laten opdoen, weliswaar in de realiteit van vandaag.
Ik zou twee zaken willen meegeven om te onderzoeken. Eén is om die studenten inderdaad in te schakelen in de zomerscholen om te bewegen, we haalden het net al aan. Twee is of het mogelijk is dat de stage niet alleen gebeurt in een school, maar bijvoorbeeld ook in een sportclub. Sportclubs kunnen vandaag toch nog iets meer realiseren, zodat ze samen toch nog enige praktijk met jongeren – dat is meestal de doelgroep – kunnen opdoen. Zijn daar nog opties in deze coronatijden?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het zeker goed dat de zomerstages voor studenten lichamelijke opvoeding zouden kunnen gekoppeld worden aan de zomerscholen voor leerlingen met een leerachterstand. De speelvormen zouden zeker kunnen worden ingenomen door sportvormen en daar kunnen de stagiairs lichamelijke opvoeding zeker voor ingezet worden.
Een andere mogelijkheid is dat er misschien in extra budget wordt voorzien voor een bijscholingstraject … (onverstaanbaar) … na drie jaar voor studenten lichamelijke opvoeding (lo) die na hun opleiding effectief in het onderwijs terechtkomen. Dat is een piste die misschien ook nog eens onderzocht kan worden.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, u vroeg naar een suggestie om in deze moeilijke tijden voor jongeren creatief na te denken over mogelijkheden om hen meer aan te zetten tot sporten. U hebt daarstraks verwezen naar de unieke bevoegdheden, de combinatie Sport en Onderwijs, die u hebt, waarmee u creatief kunt omgaan om jongeren tot bewegen aan te zetten. En u hebt een uitgelezen kans, minister. Mobiliseer helden. Mobiliseer bekende gezichten voor een grootschalige bewegingscampagne of een heuse Vlaamse bewegingsolympiade. Een beetje competitiegeest, daar ben ik alvast voorstander ben, dat kan echt geen kwaad, denk ik. Rode Duivels, Kevin De Bruyne of Lukaku, of een topturnster zoals Nina Derwael of supertalenten in de wielersport, Evenepoel en Van Aert: ik ben ervan overtuigd dat zij onze jongeren kunnen uitdagen of prikkelen. Op die manier werken we ook niet belerend, wat jongeren niet graag hebben, maar net stimulerend, en kunnen we haalbare, leuke initiatieven, zoals een olympiade, uitwerken. En die sporthelden kunnen daar absoluut de locomotief van zijn. Zij kunnen dat echt mee trekken. Er is door de collega’s al verwezen naar MOEV van Sport Vlaanderen. Beide kunnen dat initiatief trekken. En die jonge leerkrachten kunnen we inderdaad ook de kans geven om op dat vlak vaardigheden te ontwikkelen. Dus, minister, bij deze de suggestie waar u naar vroeg.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dit is een zeer interessante vraag, maar het is een debat dat ook los van de coronacrisis al heel veel aan bod gekomen is. Ik ben blij dat het door deze problematiek, door deze crisis, wordt uitvergroot, want dit is iets waar we mee blijven worstelen: voldoende beweging op school.
Ik zal mij even toespitsen op het basisonderwijs, waarin ik de meeste ervaring heb. Er is altijd de discussie geweest of er genoeg beweging is op school: twee uurtjes lichamelijke opvoeding, wat kunnen de leerkrachten doen, moeten de leerkrachten zelf lo geven of de specialisten ter zake? Ik vind het een zeer interessante vraag, maar ik zou het goed vinden om het debat ook wat ruimer te voeren dan alleen maar nu naar aanleiding van corona. Zijn we voldoende omkaderd om op een goede manier lo te geven?
Het klopt wat u zegt, minister: leerkrachten kunnen beweging binnen hun domeinen op een zeer creatieve manier gaan inschakelen – dat is dan de horizontale en verticale samenhang die er moet zijn. Binnen de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen die gehaald en nagestreefd moeten worden, kunnen ze dat zeker doen, met de nodige creativiteit. Maar ik denk dat dit thema het waard is om ruimer te gaan kijken dan corona en het gebrek aan beweging in het onderwijs nu. We moeten kijken hoe we die tools kunnen aanreiken, het kader kunnen verruimen, leerkrachten meer gaan motiveren en omkaderen om meer beweging te geven op school, zeker ook in het basisonderwijs, niet alleen nu tijdens de lockdown, maar altijd en in het algemeen. Een gezonde geest in een gezond lichaam, het is een platitude, maar wel waar dat men beter presteert als men voldoende beweegt. Daarom is dat, zeker in het basisonderwijs alsook in het secundair onderwijs, absoluut iets waarover we nog verder zouden moeten kunnen debatteren.
Dat is een oproep, minister en collega’s, om daar nu niet alleen tijdens de lockdown aandacht aan te besteden, maar om ook in de ruimere zin naar beweging op school te gaan kijken. De leerlingen kunnen daar alleen maar voordeel uit halen.
Minister Weyts heeft het woord.
Bedankt voor de vragen en suggesties.
Het belangrijkste voor mij is natuurlijk om met de virologen te proberen wat perspectief te creëren, want ook inzake lichamelijke opvoeding hebben we soms moeten terugschakelen, wat niet zo leuk was. Ik heb ook altijd geprobeerd om ervoor te zorgen dat er binnen de schoolmuren iets meer zou mogen dan daarbuiten. Dat beginsel heb ik altijd gestalte proberen te geven, ook al was dat niet veel; dat moet ik erkennen. Maar er zijn toch wel ruimere mogelijkheden – en gelukkig maar.
Wat de alternatieve stageplaatsen betreft: ik denk dat de zomerscholen de meest aangewezen constellatie zouden zijn, gelet op de schoolse context en anderzijds ook de koppeling met leerdoelen, natuurlijk. Dat heb je dan weer niet in het kader van de sportclub. Los van de aansprakelijkheidsissues, knip je daar ook de band met leerdoelen door en dat is misschien iets moeilijker.
We zetten wel in op campagnes. Ik heb als minister van Sport met Sport Vlaanderen de campagne ‘Goede voornemens’ gelanceerd, waarbij we ook lokale besturen inschakelen, zodat eenieder er terechtkan voor een beetje coaching, wat begeleiding, als men het alleen niet aankan of alleen niet de stap kan zetten. Dat is natuurlijk, toegegeven, in eerste instantie gericht op een meer volwassen publiek. Maar het is misschien ook een aanleiding om je, buiten de school, als gezin te laten begeleiden in sportactiviteiten.
Dan wou ik nog iets zeggen over het aanbod van MOEV. MOEV werkt ook goed samen met Sport Vlaanderen. Ook daar hebben we een campagne: ‘Sport beweegt je school’. Daarnaast heeft MOEV natuurlijk alle fysieke activiteiten moeten stopzetten, in het kader van de ratio: ‘geen essentiële derden’, en zij moeten ook node buiten de schoolmuren blijven. Ze hebben wel hun aanbod opgekrikt op digitaal vlak, via inspiratiesessies en MOEV-uitdagingen die ze gelanceerd hebben. Ik wil scholen ook daarnaar verwijzen, omdat je ook een soort gezonde competitie kunt organiseren rond die MOEV-uitdagingen. De initiatieven van Sport Vlaanderen heb ik u al meegegeven.
Mijn belangrijkste ambitie is toch – en ik heb de onderhandelingen daarvoor geleid – om het mogelijk te maken dat de groep van 12- tot 18-jarigen opnieuw kan sporten. In beperkte groepen, maar toch met tien personen. Ik heb thuis blije gezichten gezien, en ook een minder blij gezicht. We hebben immers geprobeerd de lat wat meer gelijk te leggen, namelijk iets minder voor de min 12-jarigen en iets meer voor de plus 12-jarigen. Dat stond niet volledig in verhouding, en dat is ook virologisch te verantwoorden, maar we hebben de lat toch een beetje meer gelijk gelegd, een beetje rechtvaardiger, waardoor we eindelijk ook eens wat perspectief hebben gecreëerd. Ik hoop vooral dat daar ook gebruik van wordt gemaakt, dat men ook buiten de schoolmuren weer aan het sporten gaat, weze het met mondjesmaat, maar toch met wat meer perspectief voor de jonge gasten.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik was daarnet vergeten om, bij aanvang van mijn vraag, mijn gedichtje voor te lezen. Ik ga dat nu ook niet meer doen, maar ik ga mijn slotwoordje gebruiken om een klein sportgedichtje voor te lezen en daarmee mijn betoog af te sluiten. Het is een kindergedicht. Ik heb het nog rap even opgezocht, zodanig dat ik in lijn kon blijven met de vraag. Het is een sportgedichtje, met een knipoog weliswaar: ‘Ik moet op sport’.
Ik moet op sport, sport is goed omdat je dan bewegen moet
Wat wil je? vraagt mijn moeder. Iets met gooien of met slaan?
Op een veld of op een baan? Met een bal of met een puck?
Met veel trainen, of geluk? Op een paard of op een mat?
In een hal of in een bad?
Ik hou niet van bewegen, maar ik moet een keuze maken...
Nou goed, zeg ik, doe mij dan maar op schaken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, collega Krekels. Dan kan ik nu als saaie parlementariër die inhoudelijk verder gaat op het thema aan bod komen.
Dank u, minister, voor hoe u probeert in de context van de scholen – want daarover gaat het – maximaal ervoor te zorgen dat die studenten toch nog werk kunnen doen, en dat u kijkt wat er mogelijk is om hen eventueel mee in te schakelen in de zomerscholen.
Wat u zegt van de andere sportverenigingen: het klopt als u zegt dat dit niet echt een schoolse context is. Ik denk ook aan sportkampen van gemeenten waar men meestal omnisport en andere zaken aanleert. Daar kunnen didactische kwaliteiten en vaardigheden desgevallend wel aan bod komen. Of dat in formeel onderwijs moet zitten, is iets anders. We zouden in elk geval de oproep kunnen doen aan studenten die ervaren dat ze te weinig praktijkvoeling en oefenmomenten hebben, om langs die weg hun oefenkansen toch wat te versterken.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik heb hier voorlopig weinig aan toe te voegen. Ik hoop dat er snel een goede oplossing komt voor de studenten lichamelijke opvoeding. Ik ben benieuwd naar de eventuele verdere initiatieven die de minister ter zake nog zal nemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.