Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Bij mijn eerste vraag van de dag wil ik dan toch ook starten met een gedicht. Het is van een volledig anonieme dichter, maar het sluit wel passend aan bij de vraag.
Lanterfanten, flierefluiten.
Slordig omgaan met je duiten.
Een rommelig studentenkrot
wat klein met een gammel slot.
Feesten tot diep in de nacht.
Dronken thuis worden gebracht.
De volgende dag een kater.
Op college kom je “iets” later.
Het is mogelijk dat ik mij vergis, en dat niet alles op studenten van toepassing is, maar we willen het jullie graag teruggeven, wat uitzicht op het studentenleven. Want voor onze studenten is het een ongelooflijk lastige periode, minister, dat is geen nieuws. In het rapport van de Groep van Experts voor Managementstrategie van COVID-19 (GEMS) wordt dat nu bevestigd. Maar liefst 65 procent van de jongeren had het mentaal moeilijk tijdens de eerste coronagolf. Er wordt vermoed dat dat percentage op dit ogenblik nog groter is. De ad-hocgroep Psychologie en Corona vroeg daarom meer aandacht voor jongvolwassenen.
Experten wijzen op de nood aan studentenpsychologen – waar we het in deze commissie al over gehad hebben – maar wat ik absoluut nog eens wil onderstrepen is dat we op korte termijn die wachtlijsten bij de studentenpsychologen moeten wegwerken. Verder vragen ze ook een regeling rond het leerkrediet, en dat zullen we zeker en vast in een van de volgende commissievergaderingen nog bespreken.
Maar ik wil het hebben over twee andere aspecten waarop de experten wijzen: de financiële zorgen en het gebrek aan sociaal contact bij studenten.
Er wordt gepleit voor een zogenaamde alternatieve studentenbubbel. Dat idee is niet nieuw. Zo gaf motivatiepsycholoog, professor Maarten Vansteenkiste, in het najaar reeds aan dat we naast onze gezinsbubbel misschien ook een studentenbubbel zouden kunnen toestaan. Studenten die op kot zitten, zouden dan, samen met hun kotgenoten of andere studenten, een bubbel kunnen vormen.
De experts stellen voor dat studenten die een beroep willen doen op zo’n studentenbubbel een soort sociaal contract moeten ondertekenen. Naar een andere bubbel overstappen kan dan enkel na een negatieve coronatest. De onderzoekers vragen logischerwijs dan ook dat de jongeren eenvoudig en goedkoop toegang krijgen tot testcentra.
Verder pleiten de psychologen uit de expertengroep ook om in mogelijkheden te voorzien om sociaal contact te organiseren op de campus.
Het is belangrijk, minister, dat we ons voorbereiden op het moment dat u samen met de instellingen, virologen en studenten beslist om in het hoger onderwijs af te stappen van code rood. Het voorzien van randvoorwaarden om sociaal contact tussen studenten mogelijk te maken, is cruciaal bij uw strategie in het hoger onderwijs. We moeten onze studenten meer perspectief kunnen aanbieden.
Ondertussen moeten we hen ook op financieel vlak ontzorgen. In de commissie Binnenlands Bestuur van 8 december beantwoordde minister Somers mijn vraag positief om samen met u na te gaan hoe we OCMW’s dichter bij de studenten kunnen brengen. Hij zou hiervoor met u contact opnemen.
Ondersteunt u de mogelijkheid om studentenbubbels te voorzien? Hoe belangrijk vindt u die in uw strategie inzake de coronamaatregelen in het hoger onderwijs?
Over welke maatregelen om sociaal contact tussen studenten op de campus mogelijk te maken, op korte of middellange termijn, spreekt u met de hogeronderwijsinstellingen? Ziet u creatieve mogelijkheden die de draaiboeken voor het hoger onderwijs in die zin zullen wijzigen?
Welke concrete randvoorwaarden en maatregelen ziet u om studenten meer perspectief te kunnen bieden, in het bijzonder op het vlak van sociaal contact?
Heeft minister Somers reeds contact met u opgenomen om OCMW’s dichter bij de studenten te brengen die het financieel moeilijk hebben?
Minister Weyts heeft het woord.
De examenperiode zit er bijna op. Ik denk dat het een verschrikkelijke periode was voor studenten. We kampen allemaal wel met de gevolgen van de coronacrisis, maar én corona én examens, dat wens je niemand toe. Ik hoop dus dat we de studenten wat perspectief kunnen bieden.
Ik wil op dat vlak een afspraak maken, die ik heb afgetoetst bij de virologen, die natuurlijk wel wat beducht en terughoudend zijn ten aanzien van extra mogelijkheden voor studenten, zeker op sociaal vlak. Maar ik vind dat we ons moeten engageren om te stellen dat we elkaar nog dit academiejaar terugzien op de campus. Dat is onze vaste overtuiging. Een mogelijk kantelmoment is waarschijnlijk de periode van de paasvakantie. Dat is waar we op mikken, met de rotsvaste overtuiging: we zien elkaar terug op de campus.
In dat kader houden we steeds de vinger aan de pols met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en natuurlijk ook met de studenten zelf en hun vertegenwoordiging, namelijk de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Op dit eigenste moment is er overleg aan de gang met de VLIR en de VLHORA over coronagerelateerde zaken, zoals de stages, de vaccinatiestrategie, het leerkrediet en andere prangende vragen die leven bij studenten. We willen daarop een praktisch, pragmatisch antwoord formuleren.
De expertengroep Psychologie & Corona formuleerde het voorstel van die kotbubbel. Ik wil die bal zeker opnemen. We waren daar eigenlijk al mee bezig met de VVS. We hebben gisteren nog samengezeten met de VVS en met de studentenkoepels om dat idee eens af te toetsen en een concreet voorstel ter zake te doen of te bekijken wat de krijtlijnen daarvan zouden kunnen zijn. De eerste reactie was dat dit eigenlijk maar voor een beperkte groep van studenten van nut zou zijn. We zullen echter wel proberen erop door te gaan.
Zoals u weet, zijn de huidige coronamaatregelen sterk geënt op de klassieke familiale situatie van een huishouden. Er is weinig rekening gehouden met bijvoorbeeld kotstudenten of tieners op internaat. We weten dat corona er zwaar op inhakt, zeker in combinatie met isolatie, eenzaamheid en mentale gezondheid. Die laatste wordt ernstig aangetast. We willen daarom regels op maat van studenten uitwerken en hen een positief perspectief aanbieden. De VVS en anderen hebben wel gevraagd om hen nog wat tijd te geven om zich te buigen over de krijtlijnen die we geschetst hebben, samen met de virologen, inzake de kotbubbel.
Collega Somers heeft me nog niet aangesproken over het financiële luik, maar de essentiële taak daar ligt bij de studentenvoorzieningen (stuvo’s) en die hebben we echt serieus ondersteund. Jaarlijks krijgen ze ongeveer 55 miljoen euro. We hebben daar 10 miljoen euro bij gedaan om extra ondersteuning te bieden aan de studenten. We werken met de stuvo’s omdat de studenten zo zelf aan het stuur zitten. Ze zitten in het beheer, ze zitten mee aan tafel. Ze kunnen er mee voor zorgen – we gaan niet elk factuurtje checken – en erop toezien dat de extra middelen gespendeerd worden voor de ondersteuning en het welzijn van studenten.
Het is niet zo dat de OCMW’s onbekend zijn met studenten en hogeronderwijsinstellingen. De OCMW’s en de diensten voor studentenvoorzieningen kennen elkaar goed en hebben al een jarenlange samenwerking. Er wordt ook al samengewerkt op het niveau van de VLIR en de VLHORA. Zo wordt een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) systematisch uitgenodigd in de gezamenlijke werkgroep van VLIR en VLHORA rond het sociaal statuut.
Al jaren zijn er ook contacten met de programmatorische federale overheidsdienst Maatschappelijke Integratie.
De stuvo’s beheren ook samen de website ‘centen voor studenten’. Die zouden we wat meer kunnen promoten. Op deze website wordt veel aandacht besteed aan ondersteuning en het thema leefloon.
Tot slot wijs ik op de bijkomende opdracht die ik gaf aan het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) met betrekking tot het studentenwelzijn. We zijn gestart met een groot onderzoek naar het welbevinden van studenten omdat we geen Vlaanderenbrede data hadden. Daaraan gekoppeld hebben we het SIHO de opdracht gegeven om een digitaal platform uit te werken rond welzijn bij studenten, zoals: waar kan ik heen, wat is er ter beschikking aan informatie, en een fysieke vertaling daarvan. In zes studentensteden komen er lokale verbindingsofficieren met de taak om rond het welzijn van studenten te werken en door te verwijzen. Over alle grenzen heen – van universiteiten, hogescholen en netten – kunnen studenten terecht bij de verbindingsofficieren met al hun vragen rond welzijn en welbevinden. Dat zijn goede stappen vooruit, zeker ook met het online e-healthaanbod dat ze gaan ontwikkelen vanuit het studentenperspectief.
We hebben nog een bijkomend initiatief met de studenten, namelijk het Student Platform Corona. Dat is zowel een website als een Facebookadres. Het wordt een platform voor studenten met alle mogelijke vragen over corona, met webinars en live interviews met virologen. We willen daarmee een studentengemeenschap vormen rond corona. Ze kunnen elkaar ontmoeten en al hun vragen stellen, maar even goed suggesties doen rond hun welzijn en de aanpak van de coronacrisis.
De heer Warnez heeft het woord.
Wat de OCMW’s betreft, ga ik niet helemaal akkoord, minister, in die zin dat ik niet helemaal geloof dat elke kleine gemeente zo nauw in contact staat met de instellingen, maar u had het misschien over de grotere steden en OCMW’s, waar zij mee in contact komen.
Wat het sociaal contact betreft, begrijp ik dat de virologen wat beducht zijn en dat hun advies natuurlijk primordiaal is, maar het is wel heel belangrijk dat u en wij aangeven dat er gezocht wordt naar oplossingen. We moeten tonen dat die algemene maatregelen vertaald zullen worden voor studenten. We moeten tonen dat er verschillende pistes zijn en dat de verschillende mogelijkheden worden onderzocht, zoals die studentenbubbels, om zo snel mogelijk iets mogelijk te maken.
Die creatieve mogelijkheden, zoals die studentenbubbel, u zegt dat u daar nu over gaat praten, maar ik denk dat het echt belangrijk is om zo snel mogelijk mee te geven dat we dat willen, als het kan, en onder welke voorwaarden. Wanneer zult u die piste met randvoorwaarden kunnen communiceren aan studenten, zodat ze toch een beetje licht aan het eind van de tunnel zien?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we allemaal worstelen met en heel veel begrip hebben voor onze studenten, niet het minste onze eerstejaars, die niet alleen een raar zesde jaar hebben gehad en op een rare manier een studiekeuze hebben gemaakt, maar in dat studentenmilieu ook nog niet echt contact hebben gehad met hun medestudenten. We moeten daar heel veel begrip voor hebben, maar de vraag is: wat doe je daaraan?
Ik zou niets liever hebben, collega’s, dan te kunnen zeggen: ‘Corona mag niet rondlopen in het studentenmilieu en studenten mogen fysiek naar de les gaan.’ En als we daar de meerderheid van de virologen voor vinden, dan moeten we dat direct doen. Sommigen willen het laten uitschijnen alsof het beleid, wij hier in het parlement en in de regering, zou zeggen dat studenten niet samen in een aula mogen zitten, ook al zou dat wel kunnen. Maar dat is natuurlijk niet zo. En ik vind het belangrijk om dat mee te geven. Het perspectief van ‘wanneer kan het studentenleven terug hernemen, het studentikoze in de aula?’ is niet voor morgen. Ik denk dat we daar eerlijk in moeten zijn, aangezien studenten jongvolwassenen zijn. Samen met de minister hoop ik, zoals jullie allemaal, dat er na de paasvakantie een kentering is en dat we dan kunnen zeggen: ‘Samen op de campus zijn, dat kan nu effectief.’
De andere maatregelen die we nemen – en de minister heeft er een plejade aan opgesomd – … als ik student was, dan zou ik zeggen: ‘Minister, dat is allemaal tof, maar dat wil ik niet. Ik wil samen met mijn studiegenoten in die aula kunnen zitten.’ Dat is waar, maar ik denk dat we daarin eerlijk moeten zijn. We moeten tegen studenten zeggen dat dat nu niet gaat, hoe graag ik het ook zou willen. Ik zou niets liever hebben dan hier in het parlement een decreet te stemmen dat corona weg is in studentengemeenschappen. En dus vraag ik inderdaad, minister, om in nauw overleg te blijven – en ik rond af – met de studentenverenigingen en de instellingen hoger onderwijs, opdat zeer duidelijk gecommuniceerd zou worden over de examens en de vakken en over waar ze terechtkunnen, zodat daar toch al geen twijfels over bestaan.
De heer Goeman heeft het woord.
We kunnen het niet genoeg herhalen. De studenten hebben het deze week nog eens laten weten: ze zitten erdoor. Ik denk dat het voor veel studenten echt te veel is geweest, na een moeilijk semester waarin alles wat het studentenleven leuk maakt, is weggevallen. Een aantal studenten hebben de binnenkant van een aula nog niet gezien en hebben al hun lessen via Zoom moeten volgen. Nu komen dan nog eens de bikkelharde examens en zitten studenten urenlang alleen op hun kamer te studeren om dan in het beste geval nog wat medestudenten te zien als ze hun examen gaan afleggen. Dat is eigenlijk onmenselijk.
We zien ook dat veel studenten afhaken en dat ze het zo zeer niet meer zien zitten dat ze ook niet deelnemen aan hun examens. Vandaag is er een grote groep die in stilte aan het lijden is en de weg niet vindt naar wat er bestaat aan hulp. Dat is het signaal dat ik krijg van de contacten die ik heb bij de stuvo’s.
Minister, ik vrees dat de antennes daar in eerste instantie niet echt iets aan gaan veranderen. Daarom wilde ik de idee op tafel leggen of er geen operatie kan worden opgezet om de studenten proactief te contacteren. Men kan dan bijvoorbeeld studenten die niet zijn komen opdagen voor een van hun examens, wat meestal toch een indicatie is van het feit dat er een probleem is, opbellen, gewoon om eens te vragen of alles goed gaat en of men iets kan doen. We mogen niet overschatten hoe belangrijk het is dat mensen daarnaar vragen en dat men zijn hart eens kan luchten. Dat is bovendien een gelegenheid om eens te wijzen op wat er bestaat aan hulp, zowel financieel als mentaal of gewoon om door te verwijzen naar professionele hulp. Gaat dat alles oplossen? Neen, natuurlijk niet, maar het moment is wel gekomen om ons proactiever op te stellen als we willen dat er geen groep studenten is die compleet crasht. Ik krijg dan vaak de reactie dat dit compleet onhaalbaar is, zeker in grote instellingen. Maar we gaan echt door de grootste crisis sinds Wereldoorlog II. Het probleem is super acuut. Steek toch alstublieft de koppen bij elkaar om te kijken hoe men binnen instellingen, vertrekkende vanuit de stuvo’s, met docenten, met assistenten, met administratief personeel, zo een operatie op poten gezet krijgt. Het zou natuurlijk ook altijd helpen, minister, als er extra middelen worden vrijgemaakt voor de stuvo’s om dat te organiseren, of dat er een duidelijk signaal wordt gegeven dat dat initiatief dringend moet worden genomen voor al die studenten die van de radar zijn verdwenen. Ik hoor graag uw reactie.
De heer Danen heeft het woord.
Ik ga niet herhalen wat mijn voorgangers al hebben gezegd. Ik denk dat het duidelijk is dat iedereen zich heel erg veel zorgen maakt over de studenten. Dat is een groep die we niet vergeten, maar het is duidelijk dat zij heel hard lijden onder wat er gebeurt. Natuurlijk zijn er nog groepen die er heel hard onder lijden. Telkens ik dat zeg, komen andere groepen zeggen: ‘En wij dan?’ Dat klopt ook wel, maar ik denk dat er een heel groot verschil is, als je afziet als beroepsgroep maar je als collega’s even je hart kunt luchten en eens kunt afspreken om te gaan wandelen, met wat de studenten nu meemaken.
Minister, we volgen u erin dat we daar op korte termijn waarschijnlijk heel weinig aan kunnen doen. Ik ben ook de eerste om te zeggen dat we de experten voor een stuk moeten volgen. Er is geen enkele expert die zegt dat de studenten naar de campus kunnen komen. Dat zal niet gebeuren en dat is ook niet opportuun. Het is wel belangrijk als we perspectief geven, dat we dat ook echt kunnen doen. Ik weet wel dat het virus onvoorspelbaar is, maar als u zegt dat de paasvakantie voor u belangrijk is, dan wil ik dat wel geloven, maar dan hoop ik, mochten er toch ontwikkelingen zijn op het vlak van het virus die we liever niet hebben, dat er mogelijkheden zijn dat studenten buiten wat meer kunnen doen dan nu het geval is, in bubbels of kleine groepjes. Ik hoop toch dat u op dat vlak naar creatieve oplossingen zoekt. Het is natuurlijk niet aan u om dat alleen te doen, ook de hogescholen en universiteiten moeten daar zelf mee aan de slag om te kijken wat wel of niet mogelijk is.
Minister, er zijn zaken waar we weinig of niets aan kunnen doen. Het virus circuleert heel erg en de aula’s volstoppen met studenten, zal nu niet lukken, maar wat betreft financiële ondersteuning kunnen we wel inspanningen leveren. Ik steun wat u zegt. Ik denk dat het goed is dat de sociale diensten van de universiteiten en de hogescholen daar een eerste rol in hebben, zij moeten een eerste aanspreekpunt zijn. Het zou wel goed zijn dat zij met de OCMW's in kwestie contact opnemen om te kijken of sommige studenten niet meer kunnen krijgen dan ze nu hebben, vooral omdat we nu een nieuwe groep van armen hebben. Hoe groot die groep is, weten we niet, maar het is wel een nieuwe groep die de traditionele kanalen daarrond niet vindt.
Ik heb nog een laatste vraag, maar ik veronderstel dat u daar vandaag niet op zult antwoorden, namelijk de vraag van collega Warnez om wat perspectief te geven wat betreft het leerkrediet. Als mensen wegens corona examens niet hebben kunnen afleggen, slecht hebben kunnen studeren of bepaalde examens slecht hebben gedaan, lijkt het me verstandig om hen een stukje van het leerkrediet terug te geven, niet blind, niet alles, maar misschien 20 studiepunten zoals vorig jaar. Ik hoop dat u op dat vlak wat coulant zult zijn en misschien al een tipje van de sluier kunt oplichten wat u op dat vlak van plan bent.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat ik heel dikwijls krijg, is in eerste instantie de frustratie om het gebrek aan aandacht. Men zegt dan dat alle aandacht naar het leerplichtonderwijs gaat. Ik moet ook erkennen dat wanneer ik communiceer over maatregelen die we nemen in het brede onderwijsveld, inclusief bijvoorbeeld het hoger onderwijs, de volledige media-aandacht eenzijdig focust op het leerplichtonderwijs, het secundair onderwijs en het basisonderwijs, en dat er bijna niets overblijft voor het hoger onderwijs. Ik heb zondag nog gecommuniceerd over het hoger onderwijs. Om maar iets te zeggen: we hebben ook duizend laptops bezorgd aan de universiteiten om ervoor te zorgen dat we diegenen die op dat vlak moeilijkheden ondervonden, konden ondersteunen. Daarover heb je ook nooit iets gehoord. Dat is een grote frustratie. En ten tweede, naast de grote roep naar aandacht, is er een grote roep naar datgene wat we hen moeilijk kunnen geven, namelijk sociaal contact. Dat is vooral wat zij wensen en ze wensen ook een perspectief daarop. Ik zou kunnen zeggen dat ik dat met nagenoeg onmiddellijke ingang zou willen realiseren, maar dan word je natuurlijk neergeknuppeld door de virologen.
Er wordt ook gezegd dat de VLIR en de VLHORA op dat vlak perspectief moeten geven. Maar zij zijn natuurlijk ook gebonden door dat virologische kader waarbinnen we ons bewegen. We trekken en duwen ook wel achter de schermen om daar wat beweging en perspectief in te krijgen. We zijn nu, via de discussie rond de kotbubbel, wat vooruit geraakt. Ook de scope van de werkzaamheden is nu wat ruimer, waarbij we ook spreken over stille studeerplekken en dergelijke. Ik zie de kotbubbel ook ruimer dan enkel het kot. Want als je als student de keuze maakt om je kot te beschouwen als je kernhuishouden, in plaats van je familie als je thuis bent, kun je je net als een familie ook buitenshuis begeven in groep. Als je die keuze maakt, kun je dezelfde activiteiten doen en heb je dezelfde mogelijkheden als een familie, als een kernhuishouden. Maar dat vergt wel wat registratie en afstemming met andere overheden. We zijn daar nu wel al een tijdje rond bezig. Ik hoop dat we daar met z’n allen wat perspectief kunnen bieden, zodat we die neerslachtigheid kunnen doorbreken, met enkele initiatieven.
Mevrouw Goeman, het is ongetwijfeld goedbedoeld, we zouden de studentenvoorzieningen kunnen vragen om ter zake wat initiatieven te nemen, maar ik weet niet of ze aan datatsets met telefoonnummers zouden kunnen geraken en dan is er nog heel de privacywetgeving. Maar goed, samen met de VLIR en de VLHORA, de Vlaamse Vereniging van Studenten, en naargelang het onderwerp, ook met de studentenkoepels, proberen we wel concrete lichtpuntjes uit te werken zodat we toch wat meer perspectief kunnen geven aan de studenten. Ik hoop dat voor velen de examens er al op zitten. Dat is misschien toch een momentje van wat opluchting. Ik hoop vooral dat we er concreet in slagen om die neerslachtigheid te doorbreken met concrete lichtpuntjes die we nu samen uitwerken.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, collega’s, we willen duidelijk allemaal hetzelfde: die studenten zo snel mogelijk weer perspectief geven en een veilig studentenleven laten beleven. De erkenning voor de specifieke situatie en moeilijkheden van de studenten is daarbij heel belangrijk. We moeten tonen dat er oplossingen worden gezocht. Welke die oplossingen zijn – u noemt de paasvakantie, minister – wel, dat is onze eerste opdracht, en de uwe in de eerste plaats, om op korte termijn die studenten de randvoorwaarden te tonen over hoe wij hen na de paasvakantie opnieuw op school of op campus willen zien. Dat zijn de lichtpuntjes. Ik kijk ernaar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.