Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik heb voor u een coronagerelateerde vraag.
Zowel vanuit het profvoetbal als vanuit het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) blijkt er een aanvraag te lopen voor de versnelde inenting van topsporters. Hierover werden federaal minister voor Volksgezondheid Frank Vandenbroucke en coronacommissaris Pedro Falcon reeds enkele weken geleden gecontacteerd.
De reden voor het BOIC ligt bij het feit dat de olympische atleten vanaf april bezig zijn met de voorbereiding van de Olympische Spelen in Tokio. Bij het profvoetbal is de argumentatie dat de play-offs eind april van start gaan.
De vaccinatiestrategie loopt echter niet in het voordeel van topsporters aangezien gezonde topatleten niet bovenaan staan in het prioriteitenlijstje voor vaccinaties. De vraag is dan ook hoe de politiek dit dossier gaat aanpakken. Het gaat immers ook over een symbolisch dossier waarbij ongeveer 400 olympische atleten en zo’n 750 profvoetballers zijn betrokken.
Het BOIC voert de druk op en BOIC-hoofdarts Johan Bellemans pleit er publiekelijk voor om de olympische atleten in de categorie ‘personen die een essentiële maatschappelijke functie uitoefenen’ te plaatsen. Op die manier schuiven ze op in het prioriteitenlijstje voor vaccinaties.
Minister, vindt u dat er redenen zijn om topsporters versneld in te enten? Bent u van oordeel dat het plaatsen van topsporters in de categorie ‘personen die een essentiële maatschappelijke functie uitoefenen’ opportuun is?
Nam u inzake dit dossier initiatieven? Zo ja, welke?
Werd u in uw hoedanigheid van Vlaams minister van Sport inzake dit dossier gecontacteerd door de federale minister van Volksgezondheid en/of de coronacommissaris?
Werd u in dit dossier gecontacteerd door het BOIC en/of het profvoetbal?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat is een goede, maar moeilijke vraag. Het is een soort ethische keuze en afweging. Ik heb in de coronacrisis allang ervaren dat je nooit voor iedereen goed kan doen. Dat is nog eufemistisch omschreven. Als je keuzes moet maken: ‘you’re damned if you do, you’re damned if you don’t’. Dus: ‘you’re damned anyway’.
Dat belet niet dat ik altijd bereid ben om keuzes te maken.
Ik wil een onderscheid maken tussen de versnelde vaccinatie van olympische en paralympische atleten en die van profvoetballers, omdat de situatie toch niet helemaal gelijkaardig is. Bij de olympische topsporters en hun omkadering spreken we over atleten die vier, en nu uitzonderlijk vijf jaar, specifiek hebben toegewerkt om op dat ene moment op het internationale toneel te schitteren. Ze werken in een internationale concurrentiële omgeving. Een besmetting met COVID-19 kan een grote impact hebben op de atleten. Een impact van enkele procenten op de longinhoud kan het einde van een carrière betekenen. Bij de profvoetballers draait het erom een nationale competitie in leven te houden. De impact is fysiek beperkter gelet op de sportactiviteit in kwestie.
Ook de grootte van deze twee groepen is totaal niet te vergelijken. De groep van olympische en paralympische toppers is een relatief kleine groep – zelfs als je de omkadering meerekent spreek je over vier- à vijfhonderd personen voor heel het land. Het merendeel is Vlaming. De profvoetballers zijn met een veel grotere groep. Per club zit je hierin al snel aan veertig tot vijftig personen, omkadering meegerekend, maal achttien clubs in 1A en acht in 1B. Dat loopt dan al snel op tot 1300 personen. Dat is wel een veel grotere groep. Bovendien kan je je hier dan ook de vraag stellen waarom er dan een verschil moet gemaakt worden tussen mannelijke en vrouwelijk voetballers, voetballers versus basketballers en volleyballers enzovoort. Dat is een ander vat dat je dan aanslaat. Je kan dat niet beperken tot de profvoetballers, je moet veel ruimer gaan en dan zit je aan een veelvoud van de te vaccineren doelgroep.
Het programma van de komende maanden verschilt ook sterk. Voor de olympiërs en paralympiërs staan er de komende periode heel wat buitenlandse wedstrijden op het programma. Dat zijn voor alle duidelijkheid wedstrijden waar steeds een zeer strikt protocol wordt nageleefd en waar de kans op besmetting uiterst klein is, maar waarbij wel al aangetoond is dat het internationaal reizen van en naar de locatie extra besmettingsrisico met zich kan meebrengen. Onze topsporters moeten aan deze wedstrijden deelnemen, om zich te kwalificeren, om vormbehoud aan te tonen of om hun plaats op de ranking in stand te houden. Profvoetballers dienen in deze periode niet of veel minder te reizen. De competitie en play-offs vinden immers in eigen land plaats. We hebben nog twee voetbalclubs die op het internationale podium figureren.
De olympische en paralympische topsporters leggen in de periode april tot juni trouwens de laatste hand aan hun voorbereiding op de Olympische en Paralympische Spelen. Die pieken dan. Daarbij drijven ze hun lichaam tot het uiterste.
Dat heeft ook tot gevolg dat de weerstand van die personen veel lager ligt dan normaal. Sporten krikt de weerstand op, maar topsport is in bepaalde piekperiodes dermate belastend dat de weerstand lager ligt. Op dat moment besmet geraken betekent al snel een paar weken trainingsachterstand, tijd die ze tijdens die cruciale voorbereidingsfase niet meer kunnen inhalen. Als ze in die fase een besmetting oplopen, dan mogen ze bijna een kruis over het vervolgparcours maken.
Collega, om concreet te antwoorden op de vraag of topsporters onder de categorie ‘personen die een essentiële maatschappelijke functie uitoefenen’ zouden vallen, wil ik toch een lans breken voor de olympische topsporters en hun omkadering. Dat zijn de personen die anderen aan het sporten kunnen brengen. Zij hebben een voorbeeldfunctie voor jongeren. Zij kunnen Vlaanderen op de kaart plaatsen. Anderen inspireren, net in combinatie met het gegeven van zelf excelleren, net in deze cruciale periode, dat zijn twee items waarop we vanuit het globale Vlaamse beleid toch graag inzetten, en net dat kan door die doelgroep zichtbaar worden gemaakt. We hebben dan ook met zijn allen iets om naar uit te kijken komende zomer, denk ik, en dan wil ik ook dat die topsporters, voor zover mogelijk, zich optimaal zouden kunnen voorbereiden, om te kunnen schitteren en ons een moment van collectieve vreugde te kunnen bezorgen. Laten we dat vooral hopen. Dan zullen we niet moeten zeggen, in augustus in Tokio, dat ze uiteindelijk niet zo’n optimale voorbereidingsperiode hadden en dat we beter vooraf hadden ingegrepen. Ik wil vermijden dat we ons dat achteraf moeten beklagen, vooral voor de topsporters zelve.
Ik wil echter ook duidelijk stellen dat het niet de bedoeling is om onze topsporters voorrang te verlenen op de mensen van de zorg en de risicogroepen voor wie een besmetting levensbedreigend kan zijn. Daar gaat het niet over. Voor alle duidelijkheid, het gaat over de aanduiding van de beroepscategorieën, de essentiële beroepen. Wat dat betreft, moet ik ook meegeven dat ik niet weet of dat onderscheid nog behouden zal blijven. Het verloopt nu een beetje met horten en stoten, en vandaag is er een kink in de kabel, maar ik volg natuurlijk het vaccinatiebeleid van nabij, ook als viceminister-president en lid van het kernkabinet. Die essentiële beroepen komen in de prioritaire volgorde voor vaccinatie pas na de woonzorgcentra, de 65-plussers, mensen met onderliggende aandoeningen, de risicogroepen. Nu is de vraag wie tot die essentiële beroepen behoort. Dat is nog niet ingevuld. Eerlijk gezegd, ik weet ook niet of dat onderscheid nog gehandhaafd zal blijven, omdat we rekening moeten houden met een mogelijke heel grote toevloed aan vaccins. Dat is een mogelijkheid. Ook moet je er rekening mee houden dat, als je voor een bepaalde periode een onderscheid gaat maken tussen verschillende doelgroepen, dat natuurlijk een administratieve en organisatorische complexiteit met zich meebrengt. Dan moet je immers achterhalen wie tot welke doelgroep behoort. Die moet je dan apart contacteren, en een aparte regeling uitwerken om die te laten vaccineren. De afweging of door die extra complexiteit op logistiek, organisatorisch en administratief vlak het sop de kool nog waard is als het gaat over een beperkte periode waarin kan worden gevaccineerd, zal men uiteindelijk nog moeten maken. Ik geef dat maar mee. Dat is een overweging die mogelijkerwijze nog kan spelen. Ik denk dat die overweging ook maakt dat men nog niet is toegekomen aan het vastleggen of benoemen van die essentiële beroepen. Ook als minister van Onderwijs ben ik ter zake vragende partij, om de leerkrachten daar deel van te laten uitmaken. Dat heeft de Vlaamse Regering ook goedgekeurd.
Ik heb de vraag naar prioritaire vaccinatie voor onze olympiërs en paralympiërs en de argumentatie die ik hier heb geschetst, overgemaakt aan de bevoegde federale en Vlaamse instanties. Als Vlaams minister van Sport en als minister van Onderwijs neem ik mijn verantwoordelijkheid op dat vlak. Ik probeer mijn leerkrachten te verdedigen, en als minister van Sport ga ik natuurlijk ook mijn topsporters verdedigen. Ik heb dus bepleit dat, als er een keuze wordt gemaakt wat essentiële categorieën betreft, die olympiërs en paralympiërs daar toch bij zouden horen.
De federale minister van Volksgezondheid en het coronacommissariaat hebben geen contact met ons opgenomen. Maar wij hebben het wel proactief gedaan, zodat die vraag daar duidelijk vanuit Vlaanderen op tafel ligt.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, dank u voor uw duidelijke antwoord. Het is inderdaad een moeilijke ethische vraag. Dat is het lot van minister te zijn. U moet beslissingen nemen en keuzes maken. Uit uw antwoord begrijp ik dat u wel degelijk die keuze hebt gemaakt. U maakt duidelijk een onderscheid tussen olympische en paralympische atleten enerzijds en profvoetballers anderzijds. U wijst terecht op het feit dat profvoetballers een grotere groep vormen. Maar als u hen toelaat, wat dan met de vrouwelijke sporters, wat met basketballers en volleyballers? Dan zit je op een hellend vlak. Ik begrijp uw betoog.
U verdedigt de speciale houding ten aanzien van de olympische en de paralympische atleten. U breekt een lans om hen wel in de categorie ‘personen die een essentiële maatschappelijke functie uitoefenen’ te steken. Maar ik vind het ook heel belangrijk dat u duidelijk hebt aangegeven voor diegenen die deze commissie volgen, dat die groep pas na de kwetsbare groepen en de mensen uit de zorg volgt. Het gaat er dus niet om hen naar voren te trekken. De discussie die daarop volgt, om te zien waar ze dan wel in het rijtje terechtkomen, is nuttig.
U hebt dus de vraag overgemaakt aan de federale instanties. Maar ik vind het dan wel vreemd dat men u vanuit het federale niveau niet contacteert. Blijkbaar zijn er geen contacten geweest, noch vanuit het federale niveau noch vanuit de coronacommissaris. Hoewel de federale overheid u toch heeft gecontacteerd met betrekking tot een sportief probleem waar u toch duidelijk in betrokken bent. Het is niet de eerste keer dat dat gebeurt, zeker wat het BOIC betreft. Die hebben lak aan het Vlaamse niveau, heb ik de indruk. Alles gebeurt daar federaal. Ik vind dat bijzonder jammer. Ik denk dat u hieromtrent, als Vlaams minister van Sport, ook wel eens duidelijk een stelling mag innemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heldere antwoord. U geeft aan dat het een moeilijke discussie is, dat er bepaalde dingen tegen elkaar moeten worden afgewogen, en dat er nooit een zwart-witoplossing voor is of een zwart-witredenering. Dat klopt. Daar steun ik u volledig in.
Ik wou ook nog even meegeven dat we in deze hele denkoefening niet mogen onderschatten dat zien sporten doet sporten. Topsporters hebben in onze maatschappij een voorbeeldfunctie. Dat is de afgelopen maanden niet altijd per se op een positieve manier gebeurd. U zult ongetwijfeld ook wel gemerkt hebben dat er heel wat mensen het bitter en frustrerend vonden om niet enkel te zien dat topsport kon doorgaan, maar ook dat topsporters, voetballers in dit geval, elkaar in de armen vielen en elkaar knuffelden. Terwijl heel wat mensen dat niet konden. Ikzelf heb mijn moeder al vier maanden niet kunnen knuffelen. De mensen vinden dat zoiets niet kan. Dit zorgt voor frustratie. Daarom is het belangrijk om een moeilijke situatie heel helder uit te leggen, en dat hebt u nu gedaan.
Ik volg de redenering die u net hebt opgebouwd met betrekking tot de olympische topsporters en de paralympiërs. Ik heb gezien dat er in het buitenland voorbeelden zijn. Ik geef ze maar mee ter inspiratie, omdat ik begrijp hoe moeilijk het evenwicht is. In het buitenland zijn bijvoorbeeld topcompetities ook voor er sprake was van vaccinaties kunnen doorgaan door te werken met heel veel testen en door op een heel goede manier de bubbel heel groot te maken. Ik verwijs naar de Amerikaanse topsport basketbal, die daar ‘larger than life’ is. Heel wat ploegen hebben zich in Disneyworld in Orlando verzameld. Een twintigtal ploegen zijn daar samengekomen, met hun hele entourage. Er zijn daar dagelijks testen geweest. Er zijn amper besmettingen geweest en de hele competitie kon worden afgewerkt. Er zijn dus interessante internationale voorbeelden waaruit u misschien inspiratie kunt putten.
Voorts, wat ik nog had gehoord, zal er nog gewerkt worden met die lijst van essentiële beroepen? Wordt dat spoor aangehouden? Zo neen, dan vervalt de discussie, en klopt het wat u hebt aangehaald. Ik ben benieuwd wat er uitkomt. Ik wou de gevoeligheden die leven, meegeven. Sport heeft een impact op de hele maatschappij. De burger wil natuurlijk wel dat de dingen kloppen, ‘one way or the other’.
De heer Muyters heeft het woord.
Voorzitter, opnieuw, mijnheer Deckmyn, bedankt voor de vraag. Minister, bedankt voor uw helder antwoord. Het is inderdaad een moeilijke oefening en ze is nog moeilijker geworden omdat we – dat is gisteren nog maar eens gebleken – ook afhankelijk zijn van derden, met name de vaccinleveranciers. Als we daar een versnelling krijgen, zal de discussie helemaal anders lopen.
Mijnheer Annouri, minister, de vraag rond de essentiële beroepen zal dan misschien in een heel ander daglicht komen te staan, in functie van het wel of niet snel aanleveren van de vaccins.
Minister, u hebt een heel rechte lijn gevaren tot nu toe. Mijnheer Annouri, u sprak over een voorbeeldfunctie. Onze minister was een van de eersten om feestjes georganiseerd door sporters te veroordelen. Hij heeft ook op de barricade gestaan om het geknuffel en dergelijke te veroordelen. Nu staat hij op de barricade om de olympische en paralympische sporters effectief bij de essentiële beroepen te rekenen. Hij doet dat heel overwogen, zoals u ook stelt. Ik ben blij dat meerderheid en oppositie dat samen kunnen ondersteunen met een heel evenwichtige redenering en discours.
Denk aan de dartsport. Het wereldkampioenschap kende een enorm succes. Dat is goed voor de mensen met weinig variatie en ontspanning. Naar sport kijken is een moment van ontspanning, en wellicht een prikkeling voor de toekomst. Minister, alle steun vanuit onze fractie. Laat ons hopen dat er genoeg vaccins zijn voor iedereen, maar zeker ook voor onze sporters.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is ver van mijn intentie om het federale niveau dagelijks te verdedigen, maar u zegt dat ik niet gecontacteerd ben door de Federale Regering met betrekking tot de aanduiding van die essentiële groepen. Eén, het is niet meer nodig, we hebben dat proactief gedaan. Twee, ik begrijp dat niet alle individuele ministers gevraagd worden of ze nog essentiële groepen kennen. Dan krijgen we de facto een zekere polaire discussie. Dan gaan we over elkaar struikelen. Dan voelt men zich verplicht om alle groepen die ressorteren onder zijn bevoegdheid naar voren te schuiven. Maak geen slapende honden wakker. Een proactieve houding is hier te verantwoorden.
Zoals de sprekers onderstrepen, moeten we moeilijke keuzes maken. Ook een moeilijke keuze moet wel gemaakt worden. Er is heel wat onbegrip, frustratie, net zoals bij de start van het testen. De voorrang die we nu zouden verlenen, is ook zo’n problematiek. Ik maak me sterk, als we dat mogen en kunnen uitleggen, dan snappen de mensen dat. Dat is nogal eens de moeilijkheid en de vluchtigheid van een en ander. De koppen of titels waarop wordt gefocust, zijn dat ook. Elke burger kan dit begrijpen en steunen.
Anderzijds speelt natuurlijk het volgende, en daar heb ik wel regelmatig de conversatie over gevoerd, onder andere met de Pro League. Indien men aan die kant de indruk geeft dat de privileges, die wel degelijk worden toegekend en die ik terecht vind en kan verantwoorden, dermate kan oprekken dat de indruk ontstaat dat er misbruik wordt gemaakt van een geprivilegieerde positie, dan kan dat een heel groot effect hebben op het draagvlak voor die geprivilegieerde positie die wij uiteindelijk ook met zijn allen in deze commissie ondersteunen. Dat kan heel banaal zijn, gewoon door die knuffels, door heel uitbundige fysieke contacten bij het vieren van een doelpunt. Dat kan iets heel kleins zijn, maar dat kan een groot effect hebben. Dat blijft dus altijd een evenwichtsoefening. Men moet zich heel goed bewust zijn van die geprivilegieerde positie. Ik denk dat het iets makkelijker is om dat bewustzijn mee te geven aan olympische atleten en individuele sporters dan in het kader van groepssporten, maar goed, we blijven dat doen. Het is allemaal des mensen, en sporters zijn ook gewoon mensen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, wat de contacten met de federale overheid betreft, ben ik zo vrij met u van mening te verschillen, maar ik moet zeggen dat de rest van uw antwoord en uiteenzetting heel duidelijk en heel helder was, waarvoor dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.