Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, deze vraag was ingegeven door het feit dat deze zaak toch wel voor heel veel ophef heeft gezorgd. Ik weet niet of uw mailbox vol zat met reacties van gewone mensen die vonden dat dit niet kan. Bij mij was dat alleszins zo. Daarom wou ik deze vraag naar voren brengen.
In december maakte Team Borlée de overstap van de Waalse atletiekliga naar de Vlaamse bekend. Een – al dan niet financieel – conflict tussen de Borlées en de Waalse atletiekliga zou aan de basis van die overstap liggen. U gaf aan erg trots te zijn wat dit betreft, maar deze overstap wordt in Vlaanderen toch wel op gemengde gevoelens onthaald. Team Borlée, dat bestaat uit vijf atleten plus de coach, maakt bijgevolg met de enthousiaste steun van de minister de overstap naar Vlaanderen. De officiële communicatie hieromtrent luidt: “Iedereen die in de atletiek zit, weet waarover het gaat. Het gaat nu over de toekomst. Het is belangrijk om de sereniteit terug te vinden. Met geld heeft het in elk geval niets te maken”.
Deze argumentatie wordt in diverse media echter vervolgd met een argumentatie die uiteindelijk toch wel financieel is. De overstap van topsporters van Wallonië naar Vlaanderen blijkt nu een nieuw soort transfer te zijn. Bijkomend kan men vaststellen dat deze sportmensen blijkbaar wel de centen van Vlaanderen willen, maar zich niet of nauwelijks zullen uitdrukken in de taal van onze gemeenschap. Daarbovenop komt dat de familie Borlée via diverse vennootschappen ook goed boert inzake sponsorcontracten. De overstap naar Vlaanderen krijgt qua perceptie toch wel een wrange nasmaak. Er wordt gesteld dat de extra financiële vergoedingen die ze via Sport Vlaanderen zullen ontvangen, leuk zijn meegenomen. Zo wordt het toch gezegd.
In de krant kan men ook lezen dat de Waalse liga van niets wist, alhoewel ze ondertussen wel 3 miljoen euro in de familie Borlée had geïnvesteerd. Men is in Wallonië bijgevolg nogal boos over deze overstap.
Vooralsnog is het niet duidelijk hoeveel vrijheid de Vlaamse atletiekliga de familie Borlée heeft gegeven en welke financiële garanties ze heeft gekregen. Een van de diverse artikels die hieromtrent verschenen, eindigt met de uitspraak dat vader Borlée “nu dus ook Ben Weyts en Sport Vlaanderen” heeft “meegekregen in zijn verhaal”. “Wordt vervolgd,” zo stelt men.
Minister, vandaar mijn vragen. Werd u op een of andere manier in deze overstap betrokken? Indien ja, op welke manier? Verwijzend naar het laatste citaat dat ik heb gegeven, in welk “verhaal” heeft vader Borlée de minister en Sport Vlaanderen meegekregen? Vindt u dit deontologisch correct? Worden er in dezen geen precedenten gecreëerd? Ondersteunt u deze gang van zaken? Werd u door de Waalse actoren in dezen gecontacteerd? Werd u op de hoogte gebracht van het ongenoegen van de Waalse atletiekliga? Welke financiële garanties werden er aan de familie Borlée gegeven?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega Deckmyn, ik was natuurlijk op de hoogte van de overstap. Ik ben daar ook bij betrokken geweest. Mijn dienst Sport Vlaanderen was nauw betrokken en heeft in eerste instantie, en overigens niet voor het eerst, geprobeerd om te bemiddelen, om de plooien glad te strijken. Wij hebben dus echt niet aangestuurd op een overstap. Wij hebben dus niet staan zwaaien, zo van ‘Kom bij ons!’. Maar er was blijkbaar een kookpunt bereikt in de relaties tussen de Ligue Belge Francophone d'Athlétisme (LBFA), de Franstalige atletiekfederatie, en de Borlées.
In België is iedere sporter vrij om zich aan te sluiten bij een club naar keuze. Op basis van die clubkeuze valt de sporter of de topsporter onder de noemer van de Vlaamse federatie dan wel de Franstalige federatie en dus ook onder de regelgeving van Sport Vlaanderen dan wel die van de Administration générale du Sport (ADEPS). De atleten in kwestie kozen voor een club in Halle en – voor Hanne Claes – een club in Leuven. De Borlées kozen voor Halle omdat de jongere broer al aangesloten was bij Halle. Vader Jacques traint daar al enkele jaren Vlaamse atleten, zoals Jonathan Saccoor, die trouwens in mijn eigen gemeente woont, en ook Michaël Bultheel, om er maar twee te noemen die ook bij die club zijn aangesloten.
Zoals bij alle andere topsporters werd er in dialoog gegaan met de betrokkenen over hun plan en doelstellingen. Laat duidelijk zijn dat er voor hen geen andere voorwaarden gelden dan voor andere topsporters. Het is natuurlijk wel overduidelijk dat de doelstellingen van de atleten in kwestie volledig binnen de doelstellingen van het Vlaamse topsportbeleid vallen. Zo wordt er zowel bij de dames-, de heren- als de mixed-relay-4 x 400 meter gemikt op het behalen van minstens een top 8-plaats op de Olympische Spelen. Wij hebben toch die ambitie vanuit het Vlaamse sportbeleid. Wij hebben een nog nooit eerder geziene medaillehonger richting de Olympische Spelen. Wij zijn ambitieus. Zij zijn dat ook. Waarom zouden we dan in godsnaam niet samenwerken en die kans laten liggen?
De vrije keuze van de atleten wordt gerespecteerd. Is dat deontologisch correct? De wettelijke mogelijkheid is er! Er is nog nooit iemand slechter geworden van concurrentie. Nog nooit! Als we op dat vlak tegen elkaar worden uitgespeeld, komt ons dat beiden ten goede. We hebben er in Vlaanderen voor gekozen om extra te investeren in topsportbeleid. Wij doen dat. ‘Put your money where your mouth is’. Wel, er wordt in heel veel extra middelen voorzien. We willen dat beleid gestalte geven niet alleen door investeringen maar ook door prestaties. Als we deze mogelijkheid krijgen, volledig bonafide, dan moeten we die mogelijkheid absoluut niet laten liggen.
Dat gaat over het luik van de topprestaties. Maar het gaat ook over de vliegwielfunctie. De Borlées zijn wandelende reclameborden voor topsport, en zeker voor atletiek. Ik denk dat we daar echt wel nood aan hebben in Vlaanderen, om, met een goed werkende federatie, op het vlak van atletiek ambitieus te zijn en om ervoor te zorgen dat we aan de basis van de piramide heel veel jongeren en kinderen kunnen warm maken om voor atletiek te kiezen. Dat is in veel gevallen niet zo evident. Voetbal en andere ploegsporten zijn evidentere keuzes. Ik vind dit een absolute opportuniteit voor ons allen. Wij hebben wel afgesproken met alle actoren – de atleten, de coach, de Vlaamse Atletiekliga (VAL) en Sport Vlaanderen – om het verleden te laten rusten en in te zetten op het positieve, op het ambitieuze en op de toekomst.
Wordt daarmee een precedent gecreëerd? Neen, zulke overstappen zijn in het verleden ook al gebeurd. Eerlijk gezegd, Vlaanderen heeft ook altijd keuzes gemaakt, veel meer dan aan Franstalige kant. Maar dat is legitiem, het is een andere beleidsvisie. We hebben veel meer de keuze gemaakt voor de top, en nu doen we dat nog meer in het kader van ons topsportbeleid. We gaan resoluut voor top 8. We gaan ons concentreren op de mensen die het talent, de wil en de ambitie hebben voor top 8. Onze energie en middelen gaan daarnaartoe.
Dat is vrij vervelend als je in de top 15 zit. Dan moeten we de moeilijke boodschap brengen: ‘sorry, voor u zal het veel minder zijn’. We moeten een keuze maken. Aan Franstalige kant is dat is iets anders, men gaat daar veel breder. Ook die keuze is legitiem. Die vertaalt zich wel in de aantrekkingskracht op topsporters. Dat is een beleid dat de heer Muyters heeft ingezet. Hij heeft duidelijke keuzes gemaakt en die werpen hun vruchten af.
Aan de andere kant hebben we enige collateral damage, dat moeten we erbij nemen. Niet kiezen is altijd verliezen. We maken een keuze, dat heeft ook al tegen ons gespeeld, we moeten erkennen dat sommige Vlaamse atleten die – door onze bewuste strategie en keuzes – uit de boot vielen en achteraf toch kwamen bovendrijven. Dat moeten we erkennen. Er zijn Vlaamse atleten die overstappen naar de Franse Gemeenschap, waar men opteert voor een ruimer beleid inzake topsport en de ondersteuning ervan. Aan Franstalige kant investeert men dikwijls minder in die topgroep. Dat is de resultante van hun beleid. Dat zijn de keuzes en die hebben pro’s en contra’s – onmiskenbaar.
Het ongenoegen bij zowel de LBFA als bij Team Borlée was ons uiteraard al langer bekend, zowel bij Sport Vlaanderen als bij ADEPS. Er is al heel vaak bemiddeld, zonder resultaat. Dat kon niet blijven etteren, uiteindelijk zou iedereen verliezen. In dezen hebben we een goede oplossing gevonden. Ik heb hierover ook contact gehad met mijn Waalse collega’s, Sport Vlaanderen had contact met ADEPS en de Vlaamse Atletiekliga ook met zijn Franstalige tegenhanger.
Sommigen proberen er echt een spel van te maken, dat we elkaar vliegen zouden afvangen, dat is echt niet waar. Er is continu op een open manier gecommuniceerd, niet met afgunst of natrappen. De Borlées, ook Jacques Borlée, spelen dat correct. Tot slot, er is geen enkele financiële garantie gegeven. Ook daar draait het niet om. Het is niet zoals in het voetbal waar men met transferbedragen staat te zwaaien.
Ik wil nogmaals duidelijk stellen dat voor elk van de overgekomen atleten dezelfde regels gelden als voor de andere atleten die ondersteund worden door Sport Vlaanderen. Wie aantoont over het potentieel te beschikken om te voldoen aan de doelstellingen van ons topsportbeleid, komt in aanmerking voor ondersteuning, en zal ondersteund en goed omkaderd worden. We hebben heel veel geïnvesteerd in die omkadering, niet zozeer in de verloning. Psychologen, kinesisten, coaches, daar hebben we serieus in geïnvesteerd. Dit dossier wordt behandeld zoals elk ander dossier.
Als u bezorgd bent over de integratie, dat is terecht, heb ik hen uitdrukkelijk gezegd, we hebben dat ook opgenomen, dat hun keuze voor de Vlaamse Gemeenschap geen zuivere carrièrekeuze is op individueel niveau. Ze kiezen echt voor de Vlaamse Gemeenschap. Ze tonen dat door respect voor onze taal, ze zullen dat dus moeten leren, maar dat was geen enkel probleem. Daar is een engagement toe genomen in hoofde van de betrokken atleten. Trouwens, op de persconferentie heeft men daar uiting aan gegeven door ook Nederlands te spreken, al hebben ze nog een weg te gaan, dat is onmiskenbaar. Ze hebben echter hun goede wil getoond.
Het is belangrijk, en dat is dan zuiver politiek en dat staat buiten hen, dat ook Franstaligen die kiezen voor de Vlaamse Gemeenschap, zich kunnen integreren en een boegbeeld van Vlaanderen kunnen worden, dat ze volledig tonen dat ze zich kunnen aanpassen en onze taal volledig tot de hunne kunnen maken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, in tegenstelling tot bij de twee vorige vragen die ik u heb gesteld, volg ik u bij deze vraag toch veel minder. Eén zaak is nu toch wel echt duidelijk: u hebt toch wel aangegeven dat er toch wel collateral damage is, waarvan akte. U zegt dat u niet hebt aangestuurd op de overstap, maar dat u wel hebt meegewerkt aan de overstap. U hebt vrij omstandig uitgelegd dat dit perfect mogelijk is. Toch moet ik zeggen dat de overstap een nogal wrange nasmaak achterlaat. De ambities van het Vlaamse topsportbeleid zijn groot, en de medaillehonger is groot. Ik heb daar natuurlijk alle begrip voor, maar uw uitleg komt me nogal legalistisch over. Feit is dat dit overkomt als een sportieve Vlaams-Waalse transfer. De Borlées zijn inderdaad wandelende reclame voor topsport, maar of ze wandelende reclame voor Vlaanderen zijn, dat is toch iets anders. Dit zal men in Wallonië zeker wel bevestigen. Daar heeft men trouwens miljoenen geïnvesteerd in hen, en daar staan ze dan. Ik heb dat ook mijn vraagstelling gezegd. Nu stappen de Borlées over naar Vlaanderen. U stelt dat er geen financiële elementen mee gemoeid zijn. Dat is toch niet de indruk die ik krijg als ik de vele artikels hieromtrent in de krant lees, maar goed, het staat er niet zwart op wit. Ik neem voor een stuk wel genoegen met uw uitleg.
Ten slotte, minister, kiezen voor de Vlaamse Gemeenschap is inderdaad kiezen voor de symbolen van die gemeenschap, kiezen voor de taal van die gemeenschap. Ik vind dat enorm belangrijk. Op het einde van uw antwoord hebt u gezegd dat ze daar toch wel moeite voor zullen doen. Ik hoop het alvast, maar ik vrees dat, als wij medailles halen, wat ik trouwens ook wel hoop, men de Borlées vooral als Belgische topsporters naar voren zal schuiven, en niet als Vlaamse.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, dit is eigenlijk een leuk onderwerp. De heer Deckmyn spreekt over transfers. Het valt maar te bekijken in welke richting deze transfer nu is gelopen, en ‘gelopen’ mag je in dezen wel heel letterlijk nemen.
Minister, ik denk dat in uw antwoord alle elementen aanwezig zijn opdat er sprake zou zijn van een correcte manier van handelen. Wat voor mij ook heel belangrijk is, is dat de betrokkenen zijn aangesloten bij een club in Halle. Halle ligt in het Vlaamse Gewest, en men maakt er dus ook deel uit van de Vlaamse Gemeenschap. Op die manier denk ik dus dat dat correct is. Laat ook duidelijk zijn, als we spreken over de vraag of men een echte Waal of een Vlaming is, dat er in Team Borlée ook Vlamingen aanwezig zijn, dat er in de 4 x 400 meter ook altijd Vlaamse atleten hebben deelgenomen. Dat is nu eenmaal het gevolg van het feit dat men op internationale fora met landenteams moet werken. Dan heb je natuurlijk Vlaamse en Waalse atleten. Dat is zo in het voetbal, dat is zo in het basketbal, en ook in de atletiek. Gezien het feit dat we op deze manier de topsport kunnen promoten, dat de verbondenheid er is met een club uit Halle, dat we op die manier echt hardmaken dat we vanuit de Vlaamse Gemeenschap al jaren inzetten in topsport, denk ik dat dit een zeer terechte keuze is geweest. Ik denk dat we ook niet anders konden. Dit is dus niet zozeer een vraag, maar veeleer een bemerking van mijnentwege.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik kan echt onderschrijven dat er altijd een heel grote terughoudendheid is geweest wat overstappen betreft, zowel wanneer een Vlaming naar een club van de Franse Gemeenschap ging als andersom.
De gesprekken die er met de Borlées zijn geweest dateren al van lang geleden. Er is, zoals minister Weyts zegt, altijd gepoogd om tot bemiddeling te komen. Niet door de deuren in Vlaanderen wagenwijd open te zetten en te zeggen: ‘Kom maar af!’, maar door heel duidelijk te vragen wat je doet als het probleem niet meer opgelost geraakt. Ze wegjagen? Misschien wel naar het buitenland? Of laten we ze naar Vlaanderen komen? Ik denk dat de keuze dan eenvoudig is.
Als je in Vlaanderen een eigen sportief beleid hebt – en wij kunnen dat gelukkig helemaal zelf bepalen – en een ander beleid in Wallonië, dan kan het zijn dat bepaalde sporters er ook financieel beter uitkomen in Vlaanderen, en andere sporters er financieel beter uitkomen in Wallonië. Het belangrijkste daarin is wat de minister op het einde heeft gezegd: er is geen andere regeling getroffen dan voor de andere sporters in Vlaanderen. Dat is de essentie van de zaak. En of die dan meer of minder zouden verdienen dan in de Franse Gemeenschap, is voor mij bijzaak. Dat is ons eigen beleid. Gelukkig mogen we dat zelf bepalen en hebben we daar de Franse Gemeenschap niet voor nodig.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, we verschillen gelukkig nog op sommige punten van mening. Ik ben niet het type flamingant dat sterft van de honger met een Frans brood onder zijn arm. Ik ben niet dat type. Als er opportuniteiten zijn om ons beleid te versterken, om ons ambitieuzer te kunnen tonen, dan zal ik die benutten. En dit was zo’n opportuniteit, waarbij we met een samenwerking kunnen werken aan een nog ambitieuzer Vlaams topsportbeleid. Als die kans er is, welaan, neem die. We hadden het in andere vragen nog over de vergelijking tussen atletiek en voetbal. Ik weet niet hoe het zit met de taalkennis van de Buffalo’s. Ik veronderstel dat u een Buffalo-supporter bent. Ik weet niet hoe het daar zit. Ik stel mij ook – blijkbaar quasi als enige – vragen bij het gegeven dat wij een bondscoach hebben waarvan ik nog altijd de eerste woorden Nederlands moet horen. Wel, dan wil ik met de Borlées bewijzen dat het wel degelijk anders kan.
Minister, we zullen zeker die fantastische uitdrukking onthouden: ‘Ik ben niet het type flamingant dat sterft van de honger met een Frans brood onder zijn arm.’
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, ik ga dat ook onthouden. De minister is niet het type flamingant dat sterft met een Frans brood onder de arm. Maar ik denk wel dat hij het type flamingant is dat broodkruimeltjes legt om andere mensen te lokken en om op sportief vlak een nieuwe financiële transfer uit te lokken. Oké, ik hoop, voorzitter, dat u ook deze uitdrukking zult onthouden.
Minister, ik heb hier niet veel meer aan toe te voegen. Ik blijf bij het punt dat ik daarnet heb gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.