Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag werpt toch wat zorgen op. Het is een bezorgdheid die door de commissievoorzitter meermaals werd geuit tijdens de vorige legislatuur. Als je kijkt naar wie er werkloos is in Vlaanderen, zie je dat een groot aandeel of minstens een te groot aandeel daarvan al langer dan twee jaar werkloos is. We zien dat dat blijft stijgen, niettegenstaande een aantal stevige acties die de Vlaamse Regering de vorige, maar ook deze legislatuur heeft ondernomen. Ik verwijs naar het versnellingsplan, het plan waarbij iedereen die al langer dan twee jaar werkloos was, persoonlijk werd gecontacteerd, ‘gemapt’ en naar de arbeidsmarkt geleid.
Corona zit er ongetwijfeld voor iets tussen, maar we zien dat dat aandeel meer en meer en ook significant begint te stijgen. Het gaat over 62.900 mensen die langer dan twee jaar werkloos zijn. Dat is een stijging van 8 procent. Dat is toch vrij fors. En daarom breng ik dat toch graag even onder de aandacht.
Minister, welke mogelijke bijkomende maatregelen hebt u in uw koker zitten om aan de slag te gaan met deze mensen?
Zijn er bepaalde patronen op te merken in dat traject van de langdurig werklozen? Op welke manier gaat de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) daar nu mee aan de slag? Ik denk bijvoorbeeld aan dat versnellingsplan.
In welke mate wordt deze groep goed geïndiceerd naar de sociale economie? Want we moeten daarin eerlijk zijn: we mogen mensen niet oneindig lang in die werkloosheid houden. Daarvoor hebben we die sociale economie net.
Kunt u een overzicht geven van de sancties die aan de langdurig werklozen worden opgelegd? Misschien had ik die vraag beter schriftelijk gesteld. In welke mate werken die sancties ook echt?
Ten slotte, minister, u weet dat de N-VA een wat koele minnaar is van die aanwervingsincentive voor langdurig werklozen. In het regeerakkoord staat ook dat die zou worden geëvalueerd. Welke vruchten heeft die incentive al dan niet reeds afgeworpen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, ik zal starten met het antwoord op uw tweede deelvraag, omdat die de context schetst voor de rest van de vragen die u stelt.
Het aantal langdurig niet-werkende werkzoekenden – tussen één en twee jaar werkzoekend – is in november 2020 met 19,5 procent toegenomen op jaarbasis, het aantal zeer langdurig werkzoekenden – meer dan twee jaar werkzoekend – met 7,2 procent. Dat is een gevoelige stijging, die sterker is toegenomen dan het gemiddelde. Dat heeft onder meer te maken met de toename van het aantal niet-werkende werkzoekenden, en wellicht is er ook een impact van de afname van de interimtewerkstelling, waardoor er uitstroomkansen zijn. Dat laatste is echt van belang, want het is vooral door een lagere uitstroom naar werk dat de groep van de langdurig werklozen toeneemt.
Het profiel van de kortdurig, de langdurig en de zeer langdurig werkzoekenden is in beperkte mate gewijzigd.
De basis van de begeleiding ten aanzien van langdurig werkzoekenden is dezelfde als bij andere werkzoekenden: binnen een aanpak op maat schatten de bemiddelaar en de werkzoekende in wat de best passende actie is richting betaald werk. Dat kan ook een samenhangend geheel van acties zijn – een traject – of een opeenvolging van verschillende acties, afhankelijk van wat de werkzoekende nodig heeft om op termijn werk te vinden. Hét profiel van de langdurig werkzoekende bestaat immers niet, er is altijd dienstverlening op maat nodig, afhankelijk van de noden en de mogelijkheden van de persoon zelf.
Voor de bijkomende maatregelen verwijs ik eerst en vooral naar het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité), waarin een aantal bijkomende maatregelen zijn opgenomen waarmee langdurig werkzoekenden naar de arbeidsmarkt kunnen worden geleid. Zo wordt de bemiddelings- en opleidingscapaciteit opgeschaald om aan het toenemend aantal langdurig werkzoekenden een gepaste dienstverlening te kunnen bieden. De huidige Tender Activering Langdurig werkzoekenden (TAL) loopt nog tot midden 2021. Als vervolg daarop wordt momenteel een nieuw aanbod ontwikkeld.
We lanceren een opleidingsoffensief, waarbij zowel het opleidingsaanbod bij VDAB, face-to-face of digitaal, als het erkende opleidingsaanbod bij partners in belangrijke mate uitgebreid zal worden. Daarnaast is er een hervorming voorzien van het doelgroepenbeleid, waarin de aanwervingspremiepremie voor langdurig werkzoekenden wordt meegenomen.
Deze legislatuur werken wij ook specifiek voor de langdurige werkzoekenden de gemeenschapsdienst uit. Deze maatregel moet ervoor zorgen dat de werkzoekende na een lange werkloosheidsduur zijn vaardigheden niet ziet verdwijnen en de aansluiting bij de arbeidsmarkt niet verliest of terug kan vinden. Voor mij is dat een van de grootste problemen. Ik maak me grote zorgen over al die mensen die door tijdelijke werkloosheid maandenlang thuis gezeten hebben en over wat dat zal geven in een aantal bedrijven. In het najaar van 2020 werd een uitgebreide juridische analyse opgeleverd van het kader waarbinnen de maatregel van de gemeenschapsdienst kan worden vormgegeven. Ik hoop dat ik zeer binnenkort met een concept naar de ministerraad kan trekken.
Wat dan de sociale economie betreft: de doelgroep die in aanmerking komt voor lokale diensteneconomie (LDE) of collectief maatwerk, is omschreven in de regelgeving. Voor collectief maatwerk kan de werkzoekende toegang krijgen op basis van een automatisch attest of – ik heb dat hier al een aantal keer uitgelegd – op basis van een ICF-dossier (International Classification of Functioning, Disability and Health). Die maatregel is niet specifiek bedoeld voor langdurig werkzoekenden, maar voor werknemers met een rendementsverlies en dus vaak ook een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
De sancties ten aanzien van uitkeringsgerechtigde langdurig werkzoekenden zijn niet anders dan voor andere werkzoekenden. De mogelijke sancties zijn: een verwittiging, een schorsing van de uitkering voor een aantal weken, een schorsing van de uitkering van een aantal weken met uitstel, een uitsluiting, een vermindering van uitkeringen met een aantal weken of een vermindering van uitkeringen voor 6 maanden.
De sanctie wordt bepaald op basis van het federaal normatief kader. De controledienst beslist op basis van het dossier over het type en de duur van de sanctie. Het blijft wel altijd een inschatting door de bemiddelaar en de controledienst, die de inspanningen afwegen tegenover het noodzakelijke traject om werk te vinden.
De sanctie blijft een zeer belangrijke stok achter de deur om werkzoekenden die niet meewerken aan hun traject naar werk, een duidelijk signaal te geven. Ik wil echt dat die sanctionering objectiever en vlotter kan worden vormgegeven. We zijn met VDAB echt aan het bekijken hoe dat beter kan. Ik ben niet uit op sancties. Het belangrijkste voor mij is om een aanbod op maat uit te werken, maar we moeten de sanctioneringskant ook bekijken, om daar echt een beter instrument van te maken dan vandaag.
Wat de aanwervingsincentive betreft, weten we al enige tijd dat die niet het verhoopte resultaat haalt. Sowieso moeten we de heroriëntatie van deze maatregel meenemen in de toekomstige doelgroepvermindering op maat. We werken daaromtrent een aantal voorstellen uit en het engagement staat ook in mijn beleidsnota. Het is trouwens ook, met instemming van alle partners, opgenomen in het VESOC-akkoord ‘Alle hens aan dek’, waarin u ook alle hefbomen rond alles wat ik net heb vermeld, kunt terugvinden.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb nog twee vragen, minister.
U zegt dat die sanctionering vandaag onvoldoende performant is en dat ze bijgestuurd zal worden, maar op welke manier is die dan onvoldoende performant? Hebt u al een idee over hoe u die zal bijsturen?
De cijfers over de sancties hebt u niet gegeven, maar dat lijkt me ook logisch: dat is voer voor een schriftelijke vraag en ik zal die cijfers dan ook schriftelijk opvragen.
En ten tweede is er die aanwervingsincentive. U verwijst onder meer ook naar ‘Alle hens aan dek’. Ik denk echt dat we die aanwervingsincentive, zeker nu in coronatijden, moeten opgeven, want we kunnen die middelen voor nuttigere zaken kunnen aanwenden.
Ik heb altijd gezegd dat het beter is om aan ondernemers goed geschoold personeel en kandidaten af te leveren, en dus meer in te zetten op opleidingen, dan hen kandidaten te geven die onvoldoende geschoold zijn, met daarnaast een zakje geld om ze aan te werven. Ik denk dat men veeleer op zoek is naar talent om de onderneming te versterken dan naar subsidies. Ik denk dus dat die aanwervingsincentives beter zouden worden omgevormd tot goede opleidingskanalen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag en het antwoord. Het geeft aan dat er post-corona toch wel een bloedbad dreigt op onze arbeidsmarkt, niet het minst bij mensen die langdurig werkloos zijn en dus vaak een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben.
Ik hoor graag pleiten voor sancties. Ik vind dat ook geen probleem, als laatste stok achter de deur. Maar er moeten natuurlijk wel jobs zijn. De minister heeft terecht aangegeven dat er zo snel mogelijk werk moet worden gemaakt van de hervorming van de doelgroepkorting, ook om mensen die langdurig werkloos zijn, toch aan de slag te krijgen. Dat is hier wel nuttig.
Vorige week hadden we het ook over de extra plaatsen in de sociale economie en de noodzaak daaraan. Als er nog 12.000 mensen bij VDAB geregistreerd staan als in aanmerking komend voor een job in de sociale economie, denk ik dat er daar echt nog heel wat ruimte is om voor die mensen ook een aanbod te kunnen voorzien. Het zal geen oplossing zijn die met één maatregel dichterbij kan worden gebracht, maar het zal een pallet aan maatwerk moeten zijn om langdurig werklozen aan de slag te krijgen.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit aan bij dat laatste punt van collega Gennez. Ik ga helemaal akkoord. Er bestaat geen ‘silver bullet’. Het is een heel pakket aan maatregelen dat we moeten nemen. Langs de andere kant is langdurige werkloosheid een oud zeer dat al jarenlang meegaat. De stijging die we nu vaststellen, is natuurlijk verontrustend.
Er zijn tal van maatregelen nodig. Er zijn twee grote lijnen die je moet bewandelen. Enerzijds is er natuurlijk het verhaal van activering en begeleiding. Dat is een belangrijke taak voor VDAB. Daaraan gekoppeld is er ook de datahervorming van de doelgroepkorting, zodat er ook een aanbod is. Maar de tweede grote lijn die je moet bewandelen, is werken beter belonen, ervoor zorgen dat het ook loont dat je je werkloosheid opgeeft en aan de slag gaat. We gaan daar binnen onze Vlaamse bevoegdheden toch belangrijke maatregelen nemen. Er is de jobbonus, die natuurlijk zeer specifiek gericht is op mensen met een laag inkomen, om ervoor te zorgen dat zij, als zij aan de slag gaan, daar een financieel voordeel bij hebben en ze netto meer in de maand gaan hebben. En daarnaast is er het verhaal van de sociale premies op basis van inkomen in plaats van statuut. Uit een antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat vandaag maar 30 procent van de Vlaamse premies daaraan voldoen en dus op het inkomen gebaseerd zijn. Dat is natuurlijk veel te weinig. Daarom blijft mijn oproep – en ik weet dat de minister dat ook absoluut genegen is – om daar ook werk van te maken, los van alle andere maatregelen die worden genomen en die goed zijn. Laat ons deze niet vergeten. Als premies afhankelijk blijven van statuut, zal dat voor mensen die vandaag in zo'n statuut zitten, ook altijd een enorme rem blijven om aan de slag te gaan. Daar moeten we absoluut werk van maken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik heb u horen zeggen dat u erkent dat de sanctionering beter kan. Maar ik heb vooral begrepen dat u er niet op uit bent om te sanctioneren, maar vooral om te gaan sensibiliseren. Nu stel ik mij de vraag of sensibiliseren wel voldoende is. U bent misschien geen voorstander om te gaan bestraffen, maar als blijkt dat iemand effectief langdurig werkloos blijft en jarenlang werkonwillig blijft, heb ik zo'n beetje het gevoel dat die persoon niet direct de nood heeft om werk te zoeken of de drang heeft om zich daaraan te houden, omdat er geen sanctie of straf tegenover staat. Het wordt dus hoog tijd om te gaan werken aan de uitrol van die bestraffing of sanctie. Hebt u er een idee van wanneer u het nieuwe systeem zult uitrollen?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het fascinerend te zien dat sommige collega’s bij het ene thema een groot pleitbezorger zijn van sensibiliseren en spreken van een heksenjacht als sanctioneren ter sprake komt, terwijl ze vinden dat men bij langdurig werkzoekenden dan plots toch moet beginnen te sanctioneren, dat sensibiliseren dan een zwaktebod is. Ik denk dat je moet worden gesanctioneerd als je de wet overtreedt. Als het gaat over zo veel mogelijk mensen aan de slag krijgen, en ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat werken een positieve zaak is, collega’s, dan is er inderdaad, zoals de collega’s Ongena en Gennez hebben aangegeven, geen ‘silver bullet’. Er is een waaier aan maatregelen die zullen moeten worden genomen om ervoor te zorgen, zeker in die postcorona-arbeidsmarkt, dat we zo veel mogelijk mensen aan de slag krijgen. We moeten dat vooral als een opportuniteit, als een positief iets benaderen. We zullen moeten proberen zo veel mogelijk mensen te begeleiden. Als er mensen zijn die absoluut niet willen meewerken, dan moet er inderdaad worden nagedacht over die stok achter de deur, maar dat lijkt me de ‘last resort’. Minister, ik wou die boodschap dus nog brengen. Mij stelt u wel gerust als u aangeeft dat het niet uw doel is om te sanctioneren, maar wel om een beleid te hebben om ervoor te zorgen dat u zo veel mogelijk mensen bereikt, zo veel mogelijk mensen die stap laat zetten en identificeert waarom mensen die langdurig werkzoekend zijn, die stap nog niet hebben gezet. Ik denk dus dat u ter zake op het juiste spoor zit, en dat we nog verdere discussies moeten hebben over welke maatregelen dat dan wel moeten zijn. Dat is echter een debat dat we zeker nog zullen blijven voeren.
Ik wil me aansluiten bij deze vraag over langdurig werkzoekenden. We hebben daar in de vorige legislatuur inderdaad vaak over gesproken in de commissie. Dat heeft er onder andere toe geleid dat op het einde van de legislatuur, in 2018-2019, VDAB een versnellingsplan heeft uitgerold. Eigenlijk was dat een beetje een mea culpa omdat men een hele groep langdurig werkzoekenden niet of weinig had begeleid in de voorbije tien jaar. Die inhaaloperatie heeft ertoe geleid, zo blijkt naar aanleiding van een schriftelijke vraag dat er een goede twintigduizend werkzoekenden zijn toegewezen aan de projectpartners die de begeleiding voor hun rekening nemen in het kader van de tender waarnaar de minister daarnet verwees. In het antwoord op de schriftelijke vraag staat echter ook dat heel veel andere langdurig werkzoekenden om diverse redenen niet in aanmerking komen voor begeleiding. Minister, wat gedaan met die groep? Sommigen zijn naar hun pensioen aan het gaan, en zullen dus uiteraard geen grote inspanningen meer vergen om te activeren en te begeleiden, maar misschien valt er met een meer fijnmazige methodiek daadwerkelijk nog talent te activeren voor onze arbeidsmarkt.
Die doelgroepgerichte begeleiding is bijzonder belangrijk. Er is een grote diversiteit aan langdurig werkzoekenden. Misschien moet er eens een grootschaligere evaluatie komen van het VDAB-versnellingsplan, om te bekijken of de tender en de begeleiding die daaruit is voortgevloeid, voldoende op maat waren van die diverse groep van de langdurig werkzoekenden.
Ook over die aanwervingsincentive hebben we in de voorbije legislatuur vaak gediscussieerd. Op zich is het een goede zaak dat er een loonkostenvermindering wordt toegestaan bij het aanwerven van mensen die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, zoals langdurig werkzoekenden. Alleen hadden wij heel graag gehad dat het een RSZ-korting (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) was geweest, en geen premie, die administratief wat moeilijker was. We zijn blij dat nu wordt onderzocht hoe men dat allemaal kan integreren in een eenvoudiger systeem. Het is echter niet of een premie of een loonkostenvermindering of opleiding en gekwalificeerde werknemers, zoals collega Ronse lijkt te suggereren. Minister, het moet natuurlijk en-en zijn. We moeten de loonkosten onder controle houden én we moeten zorgen voor goed opgeleide werknemers die aan de slag kunnen in onze bedrijven. Daarvoor rekenen we op u en de hele VDAB.
De heer Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik wil toch even reageren op wat u zei, namelijk dat er de jongste tien jaar niets is gebeurd voor langdurig werklozen. Ik wil u er wel op wijzen dat, als we kijken naar de arbeidsmarkt van tien jaar geleden, er toen niets meer werd verwacht van VDAB met betrekking tot mensen van 52 die werkloos waren geworden. Er was de afspraak, zelfs met de sociale partners, dat mensen vanaf 52 jaar die werkloos werden, met rust zouden worden gelaten. Die gingen met pensioen. In de afgelopen tien jaar is dat helemaal verschoven, en vandaag denkt niemand er nog maar over dat zelfs een 60-plusser niet meer zou worden benaderd door VDAB om die opnieuw naar werk te begeleiden.
Er werden dus stappen gezet op dat vlak. Uiteraard krijg je dan een groot aantal mensen die lange tijd niet benaderd werden, omdat vroeger een beleid gevoerd werd waarin mensen gerust gelaten werden. Dat is wel een groot verschil. Men kan dus niet zeggen dat er niets is gebeurd, er werden wel degelijk stappen gezet en we zijn klaar voor de volgende stap. Ik ben heel blij dat de minister dat op zich heeft genomen.
In 2018-2019 werd wel degelijk een versnellingsplan uitgerold, collega Muyters.
Natuurlijk zijn we voor mensen die werkloos werden al bezig geweest met het verschuiven van die leeftijd van 52 jaar naar hoger. VDAB heeft er consequent voor gezorgd dat er geen langdurig werklozen bijkwamen. Dat is de eerste stap die gezet moest worden. In 2008-2009 was er een crisis op de arbeidsmarkt, collega Bothuyne. Het aantal werklozen steeg constant. Het was pas tijdens de tweede periode dat het aantal werklozen daalde. Ik vind het echt wel bij de haren gegrepen om zonder context dingen te zeggen zoals dat er tot voor twee jaar niets gebeurde voor langdurig werklozen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dit is een interessant debat. Er werd gesproken over de arbeidsmarkt van tien jaar geleden. Sta me toe te zeggen dat ook onze huidige arbeidsmarkt in de nabije toekomst een schok zal krijgen. We bereiden ons daar heel goed op voor. We mogen echter niet de illusie koesteren dat het aantal langdurig werklozen niet zal stijgen. Ik heb jullie de cijfers gegeven. Het is alle hens aan dek om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en te houden. Maar dat zal ook afhangen van het aantal jobs. Het begeleiden van bedrijven naar nieuwe niches en nieuwe sectoren zal even belangrijk zijn in de relance als het nemen van arbeidsmarktmaatregelen.
Ik wil nog een paar cijfers geven. Een paar collega’s stelden over langdurig werklozen de vraag ‘Wie zijn ze?’, zoals Paul Jambers dat vroeger deed. Maar dé langdurig werkloze bestaat niet. Als we kijken naar de kenmerken van mensen die langdurig werkloos zijn, dan zien we dat ze vaak uit kwetsbare groepen komen. In 2019 was 43,7 procent van de zeer langdurig werkzoekenden ouder dan 55 jaar. Meer dan de helft, namelijk 54,2 procent, was kortgeschoold. Bijna 33 procent heeft een arbeidshandicap en 27,7 procent is geboren buiten de EU-28. Je ziet dus dat daar vaak heel veel kwetsbaarheidskenmerken samenkomen. Het is dus niet mogelijk om daar een eenheidsbeleid op toe te passen. Dat heb ik ook in mijn antwoord gezegd. Het is dus heel belangrijk om die persoonlijke begeleiding te garanderen.
Collega Muyters, ik kan bevestigen dat de tewerkstellingsgraad van de 55-plussers inderdaad sterk gestegen is de laatste jaren. Tussen 1999 en 2019 was er een spectaculaire stijging. In 2019 ging die zelfs om 55 procent. Ik behoor ook bijna tot de categorie van mensen die moeilijk aan een job geraakt. Het leven verandert wel na 50, heb ik de indruk. U kunt daar ook over meespreken, maar ik zie u toch nog stralen op het scherm.
Er waren vragen over sanctionering en begeleiding. Voor mij gaan die twee hand in hand. Ook de arbeidsmarktexperten zijn heel drastisch op dat vlak en zeggen dat er een aanbodbeleid moet komen in de plaats van een vraagbeleid. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. We hebben er deze week nog met hen over gediscussieerd. Het is wel een feit dat we ons aanbodbeleid moeten versterken. Als je die kwetsbaarheidskenmerken bekijkt, weet je dat ook in 2021 het mantra zal zijn: ‘opleiden, opleiden, opleiden’. Dat willen we bijvoorbeeld doen met de digibanken, om mensen digitaal geletterd te maken. Die moeten de komende maanden uit de startblokken schieten. Ik denk ook aan opleidingen op de werkvloer, waarover we het hier al vaak gehad hebben, en aan taalopleidingen. Er zijn heel veel zaken die die kwetsbaarheidselementen kunnen wegnemen. Daar moeten we aan werken.
Daartegenover staat dat, als je geloofwaardig wil zijn, de mensen die de kantjes er vanaf lopen ook gesanctioneerd moeten worden. Dat moet een stok achter de deur zijn. Dat is niet mijn prioritaire doelstelling, absoluut niet.
Ik weet dat voor sommige kwetsbare mensen eerst heel wat andere zaken geregeld moeten zijn voor ze überhaupt in een werkmodus kunnen komen. VDAB bekijkt momenteel hoe die sanctionering efficiënter kan worden gemaakt. Ik wil niet zozeer de regelgeving drastisch veranderen, collega Ronse en anderen. We zitten nu maandelijks samen met VDAB om de sanctionering te bekijken. De procedure om tot sancties te komen, bevat vandaag heel veel stappen en wat mij betreft, worden niet altijd duidelijke verwachtingen geformuleerd ten aanzien van werkzoekenden waardoor het dossier niet altijd voldoende sterk is.
Goede afspraken maken goede vrienden. We zoeken nu hoe we ervoor kunnen zorgen dat de afspraken die wordt gemaakt, ook in het kader van het begeleidingstraject, helderder en duidelijker worden gedefinieerd met duidelijkere targets. Wanneer men heldere afspraken heeft, heeft men ook een objectief dossier wanneer men in de procedure van de sanctionering komt. Dat betekent dat alle dossierbehandelaars zicht moeten hebben op dat helder kader en die klare invulling die er moet zijn om, wanneer de fase van sanctionering aanbreekt, tot sancties te kunnen overgaan. Dat is natuurlijk mensenwerk maar het ontbreekt daar soms aan helderheid waardoor men in de problemen komt.
Ik denk niet dat grote regels zullen moeten worden gewijzigd maar dat de procedure iets transparanter en efficiënter zou moeten kunnen, met eventueel iets minder stappen. Dat wordt samen met VDAB bekeken. Het is zeker niet de bedoeling om mensen holderdebolder te sanctioneren maar wel om paal en perk te stellen aan wie er een sport van maakt om zoveel mogelijk te ontsnappen aan de geboden kansen op werk. Dat zou slecht zijn voor mensen die het wel goed menen en die wel een job willen.
Collega Ongena, u maakt de sprong naar de jobbonus die we aan het uitwerken zijn. Ik heb gisteren nog overleg gehad met een aantal mensen die tewerkgesteld zijn in de sociale economie tegen een minimumloon en die nu vaak kampen met tijdelijke werkloosheid. Zij werken dan aan 75 procent van het minimumloon en dat is weinig. Ik ben het er absoluut mee eens dat de minimumlonen, maar dat is een federale materie, moeten stijgen. Onze jobbonus kan uiteraard ook een bijdrage leveren. Alle lonen gaan trouwens, in het kader van de loonafspraken en het Vlaams intersectoraal akkoord (VIA), een stukje omhoog.
We zijn nog aan het zoeken hoe de doelgroepkorting zal worden hervormd. Ik kijk even lachend naar collega Muyters. Toen de passage in het regeerakkoord over de afstand tot de arbeidsmarkt werd geschreven, had ik er geen benul van dat ik ze zou mogen uitvoeren. Als theoretisch concept is dat fantastisch maar het is een ander paar mouwen om dat ook operationeel te maken. Er zijn criteria nodig want men heeft geen meetlat om de afstand te meten. Dat zit ook best in een schema dat hanteerbaar is voor wie de korting moet bepalen.
Ik ben niet per se tegen een RSZ-korting maar het belangrijkste is dat dit op een efficiënte manier gebeurt. Er zal wellicht ook een spending review gebeuren. Ik vind dat interessant om te zien hoe we kunnen evolueren. Zomaar iemand aanwerven met een korting, zonder begeleiding gaat natuurlijk niet, dat zal dus individueel maatwerk moeten zijn. Het moet gaan om goed opgeleide mensen.
Dit is een stimulans voor werkgevers om mensen die een grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt aan te werven maar daarvoor is een goed begeleidingskader nodig in de zoektocht van mensen naar werk en een sanctionering als last resort voor mensen die niet als doel hebben een job te vinden maar wel om zo lang mogelijk te genieten van uitkeringen zonder te moeten werken. Dat is het klavertje vier waaraan we moeten werken en waar in functie van de arbeidsmarkt die de komende maanden zal evolueren, een aantal verduidelijkingen en bijsturingen nodig zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Voor ik terugkom op het debat, wil ik vermelden dat het hier in Kortrijk aan het sneeuwen is. Bij mevrouw Malfroot zie ik het noorderlicht. Zoveel kan ik u niet bieden, collega’s, maar wel een mooi sneeuwtafereeltje. Ik weet niet hoe het in Brussel, Kruishoutem of Edegem is. Geen sneeuw? We zullen jullie een paar foto’s doorsturen zodat jullie kunnen meegenieten.
Voorzitter, wat het mini-debatje betreft, kies ik uiteraard de kant van mijn politieke voorbeeld, mentor, meester, collega Muyters.
In Torhout sneeuwt het, collega’s. Ik heb vanmorgen dus een verkeerde keuze gemaakt.
Dat ziet er een gezellig sneeuwterrasje uit!
Ik keer terug naar de langdurig werkzoekenden. Eén, ik denk – en ik hoop – dat we het er met z'n allen over eens zijn dat als iemand pertinent weigert om in te gaan op een opleidingsaanbod, een stage-aanbod, vacatures die worden doorgestuurd, we daar als overheid paal en perk aan moeten stellen en heel duidelijk moeten zeggen dat we minstens zullen sanctioneren, schorsen, noem maar op. Dat moet heel kordaat gebeuren. De vorige legislatuur hebben we het daar meermaals over gehad. We hebben daar ook een heel interessante hoorzitting over gehouden met de toenmalige gedelegeerd bestuurder van VDAB, Fons Leroy. Ook collega Muyters, die toen minister was, heeft ons een heel interessant schema didactisch gebracht – we hebben dat nog altijd op film –, want dat is een vrij complexe aangelegenheid. Het is goed dat we dat altijd ter harte blijven nemen, nooit als doel op zich, maar wel als middel om het aantal mensen in langdurige werkloosheid te doen dalen.
Daarnaast – en ik refereer aan mijn vorige vraag over de bouwsector – denk ik dat, zeker nu er een periode van laagconjunctuur dreigt te komen, mensen veel sneller de knop moeten omdraaien en veel minder in de luxepositie zullen zitten waarin ze nu vaak zitten: ‘Ik wil in die sector of in die sfeer werken.’ Ze zullen moeten zaaien naar de zak. Als er veel tekorten zijn in de bouwsector, kun je je het niet blijven permitteren om met veel profielen in langdurige werkloosheid te zitten, die het potentieel hebben om in die bouwsector te werken. We moeten daarin wat kordater durven zijn.
Wat die aanwervingsincentive betreft, blijf ik erbij: jaar na jaar, telkens we daarover cijfers vragen, blijkt dat niets te zijn. Ik hoor de voorzitter zeggen dat we er beter een RSZ-korting van zouden maken. Ik denk dat we die aanwervingsincentive nu beter stopzetten en dat we inderdaad gezamenlijk kunnen bekijken op welke manier we die middelen slimmer kunnen inzetten dan vandaag gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.