Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Mea culpa, ik wist dat zelf eigenlijk niet, maar het heeft mijn interesse gewekt. Uit een onderzoek blijkt dat 15 procent van de dienstenchequeondernemingen een extra bijdrage vragen via een eenmalige administratieve kost, een extra jaarlijkse vaste kost of een extra bijdrage per cheque. Ik was wel op de hoogte van die eenmalige administratieve kost, want ik betaal die zelf aan het dienstenchequekantoor waarvan ik een tevreden klant ben, zijnde Amby Dienstencheques. Maar die extra bijdrage per cheque kende ik niet.
In sommige gevallen wordt een onderscheid gemaakt tussen de klanten: wekelijkse klanten of klanten die om de veertien dagen een beroep doen op een huishoudhulp. Uit onderzoek blijkt ook dat wie zo’n bijdrage vraagt, doorgaans een lagere rendabiliteit heeft dan wie geen extra kosten aanrekent.
Gezien het gigantisch budget dat Vlaanderen voorziet voor die sector – jaarlijks 1,3 miljard euro – kun je het belang van een performante werking moeilijk onderschatten.
Minister, op welke manier wordt u op de hoogte gesteld van de beslissing van zulke ondernemingen om extra vergoedingen aan te rekenen?
We hebben in het parlement steeds de lijn gelegd dat we zo veel belastinggeld vanuit Vlaanderen investeren in dienstencheques om het evenwicht tussen arbeid en gezin in ere te houden. We hebben ook steeds bewust gezegd dat we die cheques niet duurder zouden maken, net om de werkende mensen niet te belasten. Als we nu zien dat een aantal dienstenchequebedrijven zelf extra bijdragen vragen per cheque, dan gaat dat daar wat tegenin. Wat is uw standpunt over de extra bijdragen die worden gevraagd? Hoe kijkt u daarnaar?
Welke voorwaarden zijn er verbonden aan het vragen van zo’n extra bijdrage?
Met de volledige indexering, zoals opgenomen in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT), is daarmee nu alles opgelost inzake die rentabiliteitskwestie bij de dienstenchequebedrijven?
Dank u wel, collega Ronse. U wilde een lijn leggen in het parlement. Ik denk niet dat dat legaal toegestaan is. (Gelach)
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, de markt van de dienstencheques is tot op zekere hoogte vrij om bijkomende kosten aan te rekenen. Het aanrekenen van zo’n bijkomende kost is altijd toegelaten geweest. Het is de contractuele vrijheid van klanten en bedrijven die daar speelt en niet de reglementering van de dienstencheques.
Het is een goed principe om daar als overheid geen al te rigide kader voor te gaan opleggen. Elke firma en elke klant heeft zijn eigenheden en we moeten dat niet allemaal centraal willen regelen. Als de bedrijven bijkomende kosten willen aanrekenen, dan is dat een afspraak tussen henzelf en de klant. Zij zijn ook, zo heb ik vastgesteld, niet verplicht om de administratie daarvan op de hoogte te brengen. Hierover wordt er niet in detail gemonitord en bijgevolg bestaan er geen exacte cijfers over.
Er is wel de studie ‘De dienstencheques 360° doorgelicht’ van IDEA, in opdracht van Federgon. Uit een enquête bij 237 dienstenchequegebruikers is gebleken dat 14 procent van hen extra kosten betaalt. In Wallonië is dat 11 procent, in Brussel 19 à 20 procent en in Vlaanderen 15 procent. Die bedrijven doen het qua bedrijfsresultaat per cheque niet per se beter, zoals collega Ronse al heeft gezegd.
We hebben in richtlijnen voorzien over de voorwaarden waaraan die bijkomende kosten moeten voldoen. De richtlijnen zijn op de website van de Vlaamse overheid en van Sodexo beschikbaar en vlot terug te vinden. Deze richtlijnen zijn een vertaling van algemene juridische principes, vertaald naar de dienstenchequesector. Zo stellen we dat er op voorhand een overeenkomst moet zijn tussen de klant en de onderneming, er een factuur moet zijn voor deze kosten en dat de kosten in verhouding moeten staan met de werkelijk geleverde diensten. De ondernemingen zijn daar verder vrij in en mogen de kosten ook aanpassen aan bijvoorbeeld het gebruik van de klant, ik denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij de kost per klant gelijk blijft, ongeacht het verbruik. Het blijft wel zo dat de kost in verhouding moet staan met de werkelijk geleverde prestaties.
Wat de indexering betreft, blijkt uit de grondige financiële analyse van de dienstenchequesector duidelijk dat de partiële indexering de marges voor de ondernemingen wegslijt. De lonen van de medewerkers, die ongeveer 90 procent van de kostenstructuur van een dienstenchequebedrijf uitmaken, worden immers wel aan 100 procent geïndexeerd. Het zijn vooral de kleinere en de niet-commerciële dienstenchequeondernemingen die hieronder lijden. We zien dat nu al 25 procent van de ondernemingen niet rendabel zijn. Door eenmalig te zorgen voor een volledige indexering van de dienstencheques versterken we de sector in zijn totaliteit, waarbij ook kleine, lokale en sociale ondernemingen een plaats hebben.
De leefbaarheid op lange termijn blijft voor mij een zorg. Daarom bekijken we in overleg met de sector welke pistes belangrijk zijn om de leefbaarheid van de sector, op de lange termijn dan, te garanderen. Ik houd hierbij ook rekening met de inzichten – zeer interessante inzichten trouwens – van de relancecomités die door de Vlaamse Regering werden besteld en die we in de komende periode nader moeten bekijken in de zoektocht naar oplossingen inzake die rentabiliteit.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb daar eigenlijk heel weinig aan toe te voegen. Ik denk dat het belangrijk is om die extra bijdrage die gevraagd wordt, toch in de gaten te houden. Waarom? Omdat de sector ook serieus aan het consolideren is. Op zich vind ik het geen slechte zaak dat de sector sterk consolideert, maar als er minder spelers zijn, dan heeft de Vlaamse belastingbetaler, die al 1,3 miljard euro betaalt voor de dienstencheques, minder ‘power’ in de vraag-aanbodrelatie, zal die meer en meer verplicht worden om de bijdrage te betalen en zal die niet meer kunnen kiezen voor spelers die die bijdrage niet vragen. We moeten dat toch in de gaten houden, net als uiteraard de leefbaarheid van de sector zelf, die trouwens ook op een heel gedegen en professionele manier door Federgon, toch een sterke sectororganisatie, naar ons toe wordt gebracht.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me heel graag aan bij de bezorgdheid van collega Ronse over de extra bijdragen. Het is juist dat ze toegelaten zijn en dat ze al bestaan van bij het begin. Het is ook juist dat – gelukkig, zou ik bijna zeggen – maar één op de zeven Vlaamse dienstenchequeondernemingen daar gebruik van maakt. Zes op de zeven doen het dus niet. Een rondvraag die we daar zelf over gedaan hebben, leert ons ook dat heel veel van die dienstenchequeondernemingen het sop de kool niet waard vinden. De extra administratieve kosten die daaraan gekoppeld zijn, wegen vaak zwaarder dan de extra opbrengst die je door zo'n bijdrage hebt. Dus gelukkig maar dat het er niet te veel worden.
Waarom vraagt men dat dan vaak toch? Dat is natuurlijk om die rendabiliteit. We hebben het er al vaak over gehad. Het is goed, minister, dat de maatregelen die u genomen hebt, zoals de indexering, gebeurd zijn. Vanuit de sector horen we ook heel duidelijk dat dat zeer welgekomen was. Maar het is natuurlijk ook maar een oplossing op korte termijn geweest. Het was een belangrijke oplossing, voor alle duidelijkheid, maar op de langere termijn is het, zoals u zelf ook aangeeft, echt cruciaal dat we die rendabiliteit in de gaten houden. Ik verwijs ook naar de resolutie die we hier samen hebben ingediend daarover. Mijn oproep blijft dus dezelfde. We hebben wat belangrijke tijd gekocht en we hebben onze bedrijven wat zuurstof gegeven, maar we moeten ook zien dat we die cruciale sector op lange termijn ook goed rendabel en overeind houden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het toeval wil dat ik vorige week ook een schriftelijke vraag had ingediend naar welke ondernemingen hoeveel extra kosten aanrekenen, net omdat ik van een aantal gebruikers op hetzelfde moment de mededeling kreeg dat ze vanaf 1 januari 2021, ook al waren ze al jarenlang klant bij hetzelfde dienstenchequebedrijf, opeens een extra administratieve bijdrage moesten betalen. Ik vind dat aanzienlijk. Eén dame liet mij bijvoorbeeld weten 1,20 euro administratieve bijdrage per geleverd uur te moeten betalen. Dat vind ik toch substantieel als extra kost. Iemand anders liet mij weten 25 euro algemene instappremie te moeten betalen, omdat ze van dienstenchequebedrijf verandert, omdat er inderdaad een consolidatie is.
De voorwaarden kunnen dan wel transparant zijn en opgenomen op de website van de Vlaamse overheid en Sodexo, als er geconsolideerd wordt, hebben klanten inderdaad minder kans of keuze om die extra administratieve bijdragen te ontlopen. Net op een moment dat er vanuit de overheid een substantiële injectie is naar die 100 procent indexering, is het vreemd dat de bedrijven dan extra administratieve kosten beginnen door te rekenen. Ik vind het ontzettend belangrijk – en collega's hebben daar ook aan gerefereerd – dat de dienstencheques betaalbaar blijven en dat de drempels niet hoger worden, want het is een zeer breed instrument dat door zeer brede lagen van de bevolking wordt gebruikt, niet alleen door tweeverdieners, maar ook door heel wat kwetsbare senioren, die net door die dienstencheques nog thuis kunnen blijven wonen. En dat is in tijden van covid en oversterfte in onze woonzorgcentra ook niet onbelangrijk.
Ik wil dus absoluut de oproep doen om te reguleren naar die administratieve bijdrage en het eerst en vooral in kaart te brengen. Collega Ongena verwijst naar een rondvraag die zij hebben gedaan. IDEA heeft een partiële studie gemaakt. Maar ik denk dat het goed is dat we ook vanuit de overheid zicht hebben op welke bedrijven hoeveel extra aanrekenen. En wie profiteert daar dan van? Is het de werkgever of is het de werknemer die een extraatje verdient als er extra kosten worden aangerekend? In de geest van de resolutie die we met zijn allen hebben ingediend en goedgekeurd, zou ik toch willen pleiten voor transparantie – wie rekent wat aan? – en voor regulering, want het is niet de bedoeling dat de privésector de prijs bepaalt in een sector die voor 1,3 miljard euro met belastinggeld wordt gefinancierd. De gebruikers hebben al eens betaald via hun belastingbijdrage. Het zou niet zinvol zijn om dat een tweede keer te moeten doen op vraag van de werkgevers. Ik doe dus een oproep tot transparantie en regulering.
De heer Buysse heeft het woord.
Ik wil me ten dele aansluiten bij collega Gennez en ook pleiten voor meer transparantie. Die kwestie zou toch moeten worden gemonitord. Ik deel niet haar standpunt dat het hier gaat over wie ervan profiteert. Als je die studie bekijkt, zijn de winstmarges toch niet van die aard dat er nog echt kan worden gesproken van profiteren, maar wel over in leven blijven als bedrijf, en dat een bedrijf in leven kan blijven, is toch ook wel een goede zaak voor de mensen die ervoor werken, denk ik.
In mijn tussenkomst wil ik vooral verwijzen, zoals ik al een paar keer heb gedaan, naar een zeer interessante studiedag die ik samen met collega Ongena bijwoonde. Waarom verwijs ik daarnaar? Omdat daar niet alleen de grote spelers waren, maar er ook een vertegenwoordiger van de kleinere spelers aan bod is gekomen. Die had zelf ook die extra bijdrage van 1 euro moeten doorrekenen. Belangrijk was wel dat hij zei dat er nadien uiteindelijk bijna geen enkele klant heeft afgehaakt. Hij had in een brief mooi omschreven waarom dat nodig was, waarom hij die euro extra moest doorrekenen, namelijk om in leven te blijven. Hij had een overzicht gegeven van hoe het kostenplaatje in de sector in feite in elkaar steekt. Goed communiceren kan dus toch wel van belang zijn in deze kwestie. Minister, bij het monitoren is het misschien interessant om te bekijken, als personen klant waren bij een bepaalde firma en wegens de extra bijdrage van dienstenchequefirma veranderden, of daar eventueel een lijn in te trekken valt. Dat is immers toch wel van belang om eventueel andere structurele beslissingen te nemen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor alle aanvullende opmerkingen. Eerlijk gezegd, toen ik het antwoord op de vraag las en bekeek wie nu kosten aanrekent, en ik hoor nu van collega Gennez dat iemand 1,2 euro per cheque erbovenop aanrekent, hoewel ik dat dossier niet ken, dan vind ik dat persoonlijk wel veel. Ik vind dat nog iets anders dan een organisatie die een jaarlijkse bijdrage van 25 euro vraagt. Het is trouwens al heel lang zo dat sommige organisaties dat doen. Ik zal dus aan mijn administratie vragen om die jaarlijkse analyse te doen wat de administratiekosten betreft. Ze moeten het niet melden, maar dit is toch een zwaar gesubsidieerde sector, en ik vind dat we daar minstens inzage in mogen krijgen. Ik zal dat dus ook aankaarten bij Federgon, en ook eens bekijken op welke manier die rapportering kan gebeuren. Natuurlijk, ik denk dat een aantal ondernemingen dat doen om de rendabiliteit voor een stukje te verbeteren. Vroeger was er een beperking op die kosten. Dat mocht voor extra kosten worden gebruikt, maar niet voor loonkosten. Dat wordt vandaag niet meer opgelegd door onze administratie. Ik zal ook dus dat eens bekijken, want, zoals ik zei, op zich worden er heel veel subsidies gegeven, maar toch zien we dat de rendabiliteit toch nog niet zo florissant is. Dat is ontegensprekelijk zo. In opvolging van jullie commentaren zal ik dus zeker met de administratie en de sector bekijken hoe we die monitoring van de bijkomende kosten goed kunnen doen, en of we al dan niet opnieuw voorwaarden moeten opleggen. Ik ben daar persoonlijk niet zo voor, want dit gaat ook over de vrijheid van ondernemen. Het is niet omdat we subsidiëren dat de onderneming zich niet fatsoenlijk mag organiseren, zeker als daar diensten tegenover staan die anderen niet aanbieden. Ik wil daar echter eerst een goed zicht op hebben. Collega Gennez, los van uw schriftelijke vraag, u zult zien dat we daar eigenlijk niet voor honderd procent een zicht op hebben, omdat dat, nogmaals, geen deel uitmaakt van de rapporteringsverplichtingen nu. We zullen dat bespreken, om dat scherper in beeld te kunnen brengen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben heel blij te horen wat deze vraag allemaal teweegbrengt. Ik denk dat het inderdaad goed is om in kaart te brengen wat die extra kosten overal zijn per dienstenchequebedrijf. Minister, ik denk dat de nuance die u op het einde van uw betoog hebt aangebracht, ook de juiste is: er is wel vrijheid van ondernemen. Anderzijds is het ook wel zo dat geen enkele sector zo fors wordt gesubsidieerd als de sector van de dienstencheques.
Het is de grootste hap uit het Vlaamse budget Werk met 1,3 miljard euro. Dat wordt zo hard gesubsidieerd omdat we er sterk in geloven dat de dienstencheques een goed instrument zijn om het evenwicht tussen werk en de thuissituatie goed in stand te kunnen houden. Als de trend zou doorbreken van het extra aanrekenen van bepaalde kosten op de cheques, dan denk ik dat we wel eens rond de tafel moeten gaan zitten met de dienstenchequebedrijven en een aantal ‘lijnen trekken’ – al weet ik dat de voorzitter niet houdt van die uitdrukking – en nagaan hoe we daar verder mee omgaan. Die cheques mogen wat onze fractie betreft alleszins niet duurder worden voor de consument. De werkende klasse wordt al voldoende belast.
Daarmee zijn we het ongetwijfeld allemaal eens, collega Ronse.
De vraag om uitleg is afgehandeld.