Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de invoering van woonmaatschappijen en de realisatiegraad inzake sociale woningen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De Vlaamse Regering keurde op de eerste zaterdag van het kerstreces voor de eerste keer het voorontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot Wonen goed. Daarmee wordt de fusie van sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) en sociale verhuurkantoren (SVK's) tot een eengemaakte erkende woonmaatschappij per gemeente of stad in een eerste wetgevend kader gegoten. We hebben over dit voorontwerp al verschillende keren gediscussieerd in de commissie en het zal ook nog vaak bediscussieerd worden, want het houdt natuurlijk heel grote wijzigingen in voor het sociaal woonbeleid, voor de sociale huurders, voor de kandidaat-huurders, voor de lokale besturen en hoe zij werken.
Het doel van deze fusie moet een groter sociaal woonaanbod en een vlottere dienstverlening zijn. Dat hebt u meegedeeld aan de lokale besturen in een document net voor Kerstmis. We onderschrijven dit met Groen. Als er een verandering komt in het sociaal woonbeleid, dan moet het doel zijn om een groter sociaal woonaanbod en een vlottere dienstverlening te krijgen. Maar ik heb daarbij wel enkele vragen.
Minister, hoe wilt u voorkomen dat de renovatie en groei van het sociaal huurpatrimonium afremt of stilvalt als gevolg van alle tijd, middelen en energie die naar de fusie gaan? We krijgen het signaal dat heel veel middelen en energie al maanden naar de fusie gaan en dat dit ook nog voor vele maanden en jaren het geval zal zijn. Hoe zult u dat vermijden, aangezien dat net het doel is van de fusie?
Vandaag heerst er nog veel onduidelijkheid en onzekerheid met betrekking tot de vorming van de werkingsgebieden van de eengemaakte woonmaatschappijen. Die onzekerheid zou verlammend kunnen werken. U hebt beloftes gedaan voor experten en actoren waar de lokale besturen terecht zouden kunnen om de werkingsgebieden af te bakenen. Op dat vlak zijn er nog veel vragen en ligt er nog veel werk op de plank. Hoe zult u daarmee omgaan?
In het voorontwerp staat te lezen dat de woonmaatschappij ten belope van ten hoogste 20 procent van het jaarlijkse investeringsvolume een bescheiden huuraanbod kan verwerven en verwezenlijken. Dat bescheiden huuraanbod wordt bij voorrang verhuurd aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden die zich tijdelijk in een bijzondere of moeilijke situatie bevinden. Voor ons is het opvallend dat er geen minimaal percentage wordt opgelegd dat de woonmaatschappij dient te besteden aan de verwerving en verwezenlijking van een bescheiden huuraanbod voor woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden in bijzondere moeilijkheden. In combinatie met het nieuwe toewijzingsmodel dat er nog niet is en waarbij de chronologie en lokale binding absolute voorrangscriteria worden en het SVK-puntensysteem afgeschaft wordt, is het risico reëel dat personen met de hoogste woonnood niet langer, of niet langer tijdig, aanspraak zullen kunnen maken op een sociale huurwoning. Daar maken wij ons heel grote zorgen over, zoals ik ook al zei in de laatste commissievergadering van 2020. Zult u ook een minimumpercentage vooropstellen voor de creatie van een bescheiden huuraanbod?
De sociale verhuurkantoren voorzien vandaag in een specifieke huurdersbegeleiding. U hebt net voor het reces de wens geuit deze specifieke huurdersbegeleiding verder te zetten in de eengemaakte woonmaatschappijen. Dat was hoopvol nieuws en is ook terecht. U wilt die zelfs uitbreiden naar huurders van sociale huisvestingsmaatschappijen, maar daarvoor moet de expertise van de sociale verhuurkantoren gewaarborgd worden in de nieuwe eengemaakte woonmaatschappij en vermeden worden dat die expertise versnipperd wordt. U hebt in het document van net voor Kerstmis aan de lokale besturen herhaald dat u dit wilt doen. Hoe gaat u dit doen? U weet ook hoe SVK’s werken en hoe ze zijn samengesteld. Dat is niet zo simpel als je een werkingsgebied moet samenstellen. Hoe zult u ervoor zorgen dat de expertise van de SVK’s niet versnipperd wordt?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, wij zijn blij dat u werk maakt van het regeerakkoord en dat u dat ook uitrolt volgens de vooropgestelde timing. Voor Kerstmis werd daar een eerste stap in gezet met het voorontwerp voor de eengemaakte woonmaatschappijen. Dat is een goede zaak, vooral omdat wij vanuit de meerderheid dat doen om te zorgen voor een goed aanbod voor wie een betaalbare woning zoekt en om ervoor te zorgen dat dit kan op een goede, vlotte manier, afgestemd op elkaar. Ik denk dat het juiste framewerk op de tafel ligt. Maar wij hebben ook allen op de hoorzittingen in het Vlaams Parlement gehoord – en wij krijgen daar veel reacties op – dat er een vrees is dat door die hele operatie, die juridisch en financieel heel veel voeten in de aarde zal hebben, het investeringsritme zou kunnen stilvallen. De focus zou liggen op de nieuwe structuur en minder op de realisaties. Dat is een vrees die leeft. Een dergelijke operatie vraagt inderdaad heel wat energie, tijd en inspanningen. Ik heb zelf toen ik advocaat was, een aantal van die fusies van woonmaatschappijen mogen begeleiden. Dat is niet evident.
Wetend dat u graag proactief werkt, heb ik volgende vragen, minister. Verwacht u daarvan een effect in de realisaties? Zal dat zo zijn? Kunnen wij daar een effect verwachten? En als u daar een effect verwacht, hoe kunt u dan nu al proactief aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat er toch voldoende investeringen blijven en dat er voldoende realisatie is?
Er is een enorm budget uitgetrokken, een historisch hoog budget zelfs, om een breder aanbod van betaalbare woningen te realiseren. Ik denk dat het de bedoeling moet zijn dat dit ook volop aangewend wordt op het terrein. Welke stappen zult u nu al ondernemen om dat in het kader van de eengemaakte woonmaatschappijen te garanderen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Het thema is al een beetje aan bod gekomen tijdens de plenaire begrotingsbesprekingen. Als ik mij niet vergis, heeft de heer Veys daarover vragen gesteld – de heer Veys, die duidelijk misbruik maakt van de vergadering om het statement te maken dat de kappers weer open moeten gaan, alleen de voorzitter heeft daar geen last van.
Mevrouw Moerenhout, het uitgangspunt van de operatie is dat wij de sociale huurders een betere dienstverlening kunnen geven. Waarom, in godsnaam, zouden wij anders als meerderheid een dergelijk huzarenstuk aanvatten? Het past in het geloof dat dit effectief kan werken. Dat betekent evenwel niet dat die hervorming geen moeilijke periode is. Ik heb dat ook gezegd in het begrotingsdebat in de plenaire vergadering. Die periode zal uitdagend zijn, zowel voor ons hier als voor de betrokken sociale huisvestingsmaatschappijen. Maar het doel is zeer duidelijk: een betere dienstverlening aan de sociale huurders. Die bezorgdheid delen wij zeker.
Ik neem de vragen 1 van mevrouw Moerenhout en 1 en 2 van mevrouw Schauvliege samen. Omdat het zo’n omvangrijk traject is, heb ik beslist om twee fasen in te bouwen. In een eerste fase heb ik aan de gemeenten gevraagd om een voorstel te doen tot de vorming van werkingsgebieden. Gemeenten hebben tot eind oktober 2021 de tijd om voorstellen in te dienen. Op basis van deze voorstellen zal de Vlaamse regering de werkingsgebieden vastleggen. Zodra die werkingsgebieden vastliggen, kunnen in een tweede fase daarbinnen vervolgens woonmaatschappijen worden gevormd. De bal ligt met andere woorden in eerste instantie in het kamp van de gemeenten. Uiteraard zal externe ondersteuning worden ingeschakeld. Zo zullen de lokale besturen een beroep kunnen doen op een pool van facilitators die hen kunnen helpen bij het afbakenen van de werkingsgebieden. Naast de ondersteuning door het agentschap Wonen-Vlaanderen en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) om de betrokken actoren te ondersteunen bij de effectieve vorming van een woonmaatschappij, zullen ook externe begeleiders ingeschakeld worden. Die externe ondersteuning zal volledig complementair zijn met de interne ondersteuning die door VMSW en Wonen-Vlaanderen wordt aangeboden.
Op korte termijn maakt mijn administratie werk van een draaiboek woonmaatschappijen, dat de SVK’s en SHM’s moet helpen om zich samen om te vormen tot een woonmaatschappij en waarin alle facetten van deze overgang worden behandeld. Bij de opmaak van dit draaiboek zal ook een beroep worden gedaan op een gespecialiseerde firma, omdat het hier gaat over een juridisch-technisch specifieke materie in het kader van het vennootschapsrecht.
Deze vormen van ondersteuning moeten ervoor zorgen dat het oprichten van de woonmaatschappij haalbaar is, zonder dat dit hun hoofdopdrachten, zoals inhuren en verhuren, onderhoud en renovatie, ondersteuning en begeleiding van sociale huurders, inschrijven van kandidaten en de realisatie van nieuwbouwprojecten in het gedrang brengt. In het verleden hebben al grote vergelijkbare fusieoperaties of andere bijzondere opdrachten plaatsgevonden zonder dat dit ten koste ging van deze hoofdopdrachten.
Om tot woonmaatschappijen te komen, verwacht ik dat vooral de directeur van de SHM en de coördinator van het SVK de trekkende figuren zullen zijn. Ze zullen daarbij een beroep kunnen doen op de ondersteuning die ik al heb geschetst, maar ik engageer me ook om in subsidies te voorzien voor eventuele specifieke externe ondersteuning die ze zelf willen aantrekken. Het huidige fusiesteunbesluit voor SHM’s zal op dat vlak de basis vormen voor een fusiesteunbesluit voor woonmaatschappijen.
Het leiderschap van de directeur en de coördinator in combinatie met de ondersteuningsmogelijkheden moeten het mogelijk maken dat de operationele dienstverlening geen of slechts een beperkte impact van de omvorming zal ondervinden.
Los van de vorming van woonmaatschappijen blijf ik inzetten op andere initiatieven die de renovatie en groei van het sociaal huurpatrimonium faciliteert voor de SHM’s. Via de jaarlijkse CBO-oproep (constructieve benadering overheidsopdrachten) zullen we bijkomend sociaal huuraanbod realiseren. In deze procedure brengen de private initiatiefnemers de grond aan en bereiden zij een project grotendeels zelf voor, waardoor de SHM daarvan ontlast wordt. Deze procedure bestaat al vele jaren en zorgt elk jaar voor bijkomende sociale woningen.
Vanaf 2020 is daar nog de ‘Design and Build’-procedure (D&B) bij gekomen. Deze procedure ontlast SHM’s van de ontwikkeling van nieuwe projecten op hun eigen gronden. Via de onderhandelingsprocedure D&B heeft de VMSW per provincie voor vier jaar een raamovereenkomst afgesloten met een private ondernemer. De private ondernemer staat in voor het ontwerp en de bouw van woningen op gronden van de SHM’s. Alle SHM’s kunnen hiervan afnemen en op die manier bijkomende sociale huurwoningen realiseren.
Om SHM’s met renovatieprojecten te helpen, heeft de VMSW eind 2020 ook de ‘Design and Insulate’-procedure (D&I) gelanceerd. Met deze procedure stelde de VMSW via een raamovereenkomst aannemers aan om de daken van sociale huurwoningen te renoveren om te kunnen isoleren. Ook hierop kunnen alle SHM’s een beroep doen.
Ondanks alle maatregelen waarin ik heb of nog zal voorzien, zullen we het effect van de vorming van woonmaatschappijen op de realisatiegraad van sociale woningen nog moeten afwachten. In de eerste twee tot drie jaar verwacht ik geen enkel effect, omdat de doorlooptijd van nieuwe projecten zich sowieso over verscheidene jaren afspeelt. De projecten die in de eerstkomende jaren opgeleverd worden, zijn al volledig voorbereid of al in uitvoering. We houden dit wel in de gaten, want we begrijpen zeker de bezorgdheid. We volgen het van dichtbij op en zullen ook met de stakeholders bespreken of er een effect is.
Ik ben er ook van overtuigd dat het personeel van de SHM’s ook het uiteindelijke doel van de woonmaatschappij genegen is en zich dus ook maximaal wil inzetten om woningen te blijven bouwen voor wie daar nood aan heeft, los van de vraag wie die woningen later zal beheren.
Minister, de verstaanbaarheid gaat er weer op achteruit.
Vreemd, ik weet niet hoe dat komt.
Het lijkt me beter te zijn als u niet voorover leunt.
Ik zal recht gaan zitten.
In het licht van de maatschappelijke doelstelling waarin de SHM zich heeft ingeschakeld, is het dan ook de verantwoordelijkheid van het bestuur en de directeur van de SHM om erop toe te zien dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de verdere voorbereiding en uitvoering van lopende projecten. Eventuele afspraken waarbij projecten onmiddellijk na realisatie zouden worden overgedragen, kunnen er overigens voor zorgen dat er geen vertraging maar net een versnelling ontstaat. Alle partijen hebben er immers belang bij om hun focus te leggen op het werkingsgebied waarin ze als woonmaatschappij actief zullen zijn en de lopende projecten buiten dat werkingsgebied dus zo snel mogelijk af te werken en over te dragen.
Mevrouw Moerenhout, er is vandaag inderdaad geen minimumaandeel in investeringen voor bescheiden huuraanbod opgenomen in de regelgeving. Het verhuren van bescheiden woningen is immers geen verplichting voor SHM’s en zal dat in de toekomst ook niet zijn voor de woonmaatschappijen.
Ik denk niet dat het bescheiden huuraanbod het meest geschikte aanbod is voor personen met de hoogste woonnood. In de bescheiden huur geldt immers geen inkomensgerelateerde huurprijs. Daarnaast hebben bescheiden huurovereenkomsten per definitie een duur van zes jaar, eenmalig verlengbaar met drie jaar. Daarmee onderscheiden ze zich van sociale huurovereenkomsten, die na de duur van negen jaar automatisch verlengd worden wanneer men niet meer dan 125 procent van het toegelaten inkomen heeft. Om die reden vormen bescheiden huurwoningen volgens mij geen alternatief voor woonbehoeftigen met een duurzame woonnood. Ze zijn bedoeld voor personen die tijdelijk moeilijkheden ondervinden, maar nadien op eigen benen kunnen staan. Je zou dit de zogenaamde starters of herstarters of doorstarters kunnen noemen, bijvoorbeeld iemand die na een scheiding een nieuwe start moet maken. Ik vind het dan ook niet aangewezen om op deze voorwaarden een minimumpercentage voorop te stellen voor de creatie van een bescheiden huuraanbod.
De doelgroep met hoogste woonnood, de zogenaamde SVK-kandidaten, zullen zeker speciale aandacht krijgen in het nieuwe geüniformeerde toewijzingssysteem van de woonmaatschappij.
Zoals u terecht aanhaalt, is het inderdaad de wens van de Vlaamse Regering om de specifieke huurdersbegeleiding die SVK-huurders nu genieten, verder te zetten in de eengemaakte woonmaatschappij. Ik heb in antwoorden op andere parlementaire vragen ook al benadrukt dat ik in voldoende budgetten voorzie voor een substantiële groei van woningen en daarmee samenhangende huurdersbegeleiding, zoals die nu door SVK’s en SHM’s wordt vormgegeven. De groei van de budgetten zal ook bijkomende investeringen in expertise mogelijk maken.
Bovendien plan ik ook verschillende initiatieven die moeten waarborgen dat de woonmaatschappijen over voldoende expertise beschikken om de specifieke taken van de huidige SVK’s te kunnen opnemen. Zo is in het voorontwerp van decreet dat op 18 december 2020 principieel werd goedgekeurd, bepaald dat de woonmaatschappij de huidige decretaal vastgelegde opdrachten voor SVK’s moet opnemen, waardoor een goede huurdersbegeleiding een voorwaarde wordt om erkend te kunnen worden en blijven.
In dat voorontwerp is ook voorzien dat de Vlaamse Regering bekwaamheidsvereisten kan opleggen aan de leden van het bestuursorgaan van de woonmaatschappij en dat dit orgaan zodanig moet worden samengesteld dat voldoende expertise aanwezig is voor de verschillende activiteiten van de woonmaatschappij.
De mogelijkheid om ook onafhankelijke bestuurders aan te stellen, zal de woonmaatschappij ook in staat stellen om expertise aan te trekken die eventueel moeilijker via de klassieke mandatarissen kan worden verkregen.
Omdat het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) niet in de mogelijkheid voorziet voor een fusie tussen een vzw en een besloten vennootschap, heb ik in het ontwerp van decreet een afwijking op dit WVV opgenomen. Die afwijking moet de juridische integratie van een SVK of van een deel van een SVK in een woonmaatschappij vergemakkelijken, wat eveneens zal bijdragen aan het waarborgen van de bestaande expertise.
Omdat het bestaande personeel van SVK’s de voornaamste expertise bezit over hun werking, heb ik de sectorvertegenwoordigers van SHM’s en SVK’s gevraagd om in een gezamenlijke werkgroep de relatie tussen woonmaatschappij als werkgever en haar werknemers voor te bereiden. Omdat het garanderen van de expertise in de woonmaatschappij een erkenningsvoorwaarde zal vormen, zal hiermee in die werkgroep ook rekening moeten worden gehouden.
In de komende maanden zal ik, opnieuw in overleg met de sector, ook een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering (BVR) voorbereiden dat de erkenningsprocedure van de woonmaatschappijen zal concretiseren. In dat besluit wens ik ook de doelstellingen van de woonmaatschappij helder te stellen, zoals dit thans ook voor SHM’s is geregeld.
Tegelijk wil ik vermijden dat er enkel wordt ingezet op het garanderen van expertise op papier. Daarom is ook al een werkgroep binnen de sector opgestart die de doelstellingen voor woonmaatschappijen concreter zal vertalen in prestatievereisten. Dat moet uitmonden in een bij ministerieel besluit vastgesteld prestatiehandboek voor woonmaatschappijen, dat vooral de nadruk legt op het behalen van resultaten. Het beschikken over voldoende expertise is immers slechts een middel om het beoogde resultaat te bereiken.
Het opnemen van het aspect huurdersbegeleiding in het prestatiehandboek houdt in dat van elke woonmaatschappij verwacht wordt dat ze de huurdersbegeleiding op een gedegen manier uitvoert en hiertoe de nodige expertise inzet. Het voorontwerp van decreet voorziet ook in een prestatiebeoordeling van woonmaatschappijen en de verplichting om de nodige maatregelen te nemen om de prestaties te verbeteren.
Hoe de huurdersbegeleiding binnen de woonmaatschappij werkelijk ingevuld zal worden, zal ook afhangen van het resultaat van het onderzoek van het Steunpunt Wonen, dat de nood aan specifieke begeleiding zo goed als mogelijk moet objectiveren en waarin wordt nagegaan welke begeleiding al wordt aangeboden aan sociale huurders en hoe de noden zich verhouden tot het huidige aanbod. Het is ook de bedoeling dat dit onderzoek een aanzet biedt om in overleg met mijn collega bevoegd voor het welzijn te bepalen tot waar de verantwoordelijkheid van de woonmaatschappij reikt en wat onder de verantwoordelijkheid van de welzijnssector valt. Dit onderzoek loopt af in het voorjaar van 2021.
Tot slot ga ik ervan uit dat er, op termijn alvast, een schaaleffect kan spelen door meer efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen. Uit de visitaties blijkt bijvoorbeeld dat SHM’s op sociaal beleid nog niet allemaal aan de vereisten voldoen, maar dat er globaal gesproken wel een aanzienlijke vooruitgang werd geboekt in de afgelopen jaren. Net het samenbrengen van de expertise van SHM’s enerzijds en SVK’s anderzijds zal ten goede komen van alle huurders van de woonmaatschappij.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden.
Ik heb drie punten. In het begin van uw antwoord hebt u gezegd dat het doel van de fusie een vlottere dienstverlening is. Dat klopt, maar slechts deels: het doel is een vlottere dienstverlening én een groter sociaal woonaanbod. Dat hebt u zelf ook altijd voorgehouden en dat is heel belangrijk om in het oog te houden. Vandaar ook natuurlijk de vragen, ook die van collega Schauvliege. De signalen die ik namelijk krijg – en ik neem aan collega Schauvliege ook –, zijn toch dat er wel degelijk een gevaar bestaat dat het bouw- en renovatieritme vertraagt. U zegt zelf dat jullie dat niet direct verwachten, maar ik verwacht dat ergens wel. Het gaat dan niet alleen over de energie en de tijd die naar die fusie toegaat, terwijl er zich een wooncrisis afspeelt en nieuwe sociale woningen o zo nodig zijn, maar ook over het gebrek aan duidelijkheid dat er vandaag nog altijd is en waar we al heel lang vragen over stellen. Ik hoor bijvoorbeeld dat sommige SHM’s, die nu op de grenzen van de toekomstige werkingsgebieden huizen bouwen of appartementen renoveren, zich afvragen waarom ze dat nog zouden doen, als ze die straks moeten overhevelen aan een andere maatschappij. U kunt zeggen dat dat goed of niet goed is, maar dat is wel de realiteit en het is met die realiteit dat u als minister aan de slag moet.
Als er één ding is wat u nu kunt doen, dan is het meer duidelijkheid verschaffen. Daarom ben ik er ook een beetje verbaasd over dat u, als ik vraag naar extra duidelijkheid over de afbakening van de werkingsgebieden, waar de lokale besturen een leidende rol in moeten spelen, spreekt met het woordje ‘zullen’: er zal een pool van experten worden samengesteld, er zal externe en interne begeleiding komen, er zal een draaiboek geschreven worden. Maar in de brief die u zelf naar de steden en gemeenten hebt gestuurd op 23 oktober, heb ik gelezen dat die pool van experten was aangekondigd voor eind 2020. Heb ik u verkeerd begrepen, was die ‘zullen’ een vergissing, of zit u inderdaad achter op schema? Dat hoeft niet kei erg te zijn, maar in dezen is dat het wel, omdat de timing van die fusie natuurlijk al zo krap is. Van uw kant mogen er dus zeker ook geen vertragingen zijn.
Een derde punt gaat over de mensen met de hoogste woonnood, want – ik zeg het nog eens – daar maak ik me heel grote zorgen over. U zegt: ‘Geen bescheiden woonaanbod, geen minimumpercentage, er zal speciale aandacht zijn in het toewijzingsbeleid’, maar dat is niet genoeg. We moeten de olifant in de kamer benoemen: de grote afwezige in wat er aan het begin van het kerstreces is afgeklopt, is dat toewijzingsbeleid. U hebt dat voor u uit geschoven en ik maak me heel grote zorgen over dat toewijzingsbeleid en over wat daarover beslist gaat worden, in die zin dat ik schrik heb dat de kandidaat-huurders met de hoogste woonnood uit de boot gaan vallen. Dus, als u geen minimumpercentage wilt voor een bescheiden woonaanbod, dan wil ik er ongelooflijk hard voor pleiten – ik neem aan dat u me daar vandaag geen antwoord op zult geven – om in dat toewijzingsbeleid een voldoende hoog minimumpercentage op te nemen voor mensen met een hoge woonnood. Zo niet, dan gaat u gewoon daklozen creëren. We moeten het zeggen zoals het is: als die mensen nergens naartoe kunnen, creëert u dakloosheid.
Ik ga ervan uit dat u daar niet op gaat antwoorden, maar ik heb wel nog een bijkomende vraag over iets waar misschien wel antwoord op kan komen, namelijk over de timing: wanneer mogen we dat nieuwe toewijzingsbeleid concreet verwachten?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor de antwoorden.
Wat ik vooral gehoord heb, in tegenstelling tot collega Moerenhout, is dat u ervan overtuigd bent dat we er alles aan moeten doen om de realisatiegraad niet te laten stilvallen, minister, en dat u tal van ondersteuningsmogelijkheden ziet om dat ook te voorkomen. Ik heb gehoord dat er een subsidie zou komen, dat er externe ondersteuning mogelijk is, dat Wonen-Vlaanderen en de VMSW alle zeilen bijzetten om voldoende ondersteuning te bieden.
Ik denk niet dat de woonmaatschappijen, de SHM’s, vandaag zeggen niets meer te gaan realiseren of niet meer te gaan investeren, zolang er geen duidelijkheid is. Dat signaal krijg ik niet. Ik hoor wel dat men vreest dat er heel veel tijd en energie naar andere zaken zou kunnen gaan, waardoor er een vertraging zou kunnen optreden. Maar het is niet zo dat men bewust zegt niet meer te gaan investeren, omdat iets misschien in een andere regio zal komen te liggen. Dat signaal krijg ik niet.
Minister, u zegt zelf dat jullie dit zeer goed gaan opvolgen en monitoren . Dit is natuurlijk iets wat pas later duidelijk zal zijn, dus mijn vraag is ook: zorg ervoor dat dit op een zeer goede manier opgevolgd kan worden. Ik denk dat het ook noodzakelijk zal zijn om intensiever te overleggen met de actoren. Nu is er, denk ik, om de zoveel weken of maanden een overleg. Mijn vraag is om ervoor te zorgen echt de vinger aan de pols te houden, vaak samen te zitten met alle betrokken actoren en, indien nodig, ook in te grijpen en na te gaan waar er ondersteuning kan zijn. Dit is geen evidente operatie. Dat weten we allemaal. Maar we zijn er vanuit de meerderheid allemaal van overtuigd dat dit ten goede zal komen aan wie op zoek is naar een betaalbare woning. Ik denk dat we de overgangsfase nu zo goed mogelijk moeten begeleiden vanuit het beleid, vanuit de overheid, om te voorkomen dat er zich op het terrein problemen voordoen. Maar ik heb gehoord dat u daar werk van zult maken, dat u erachter staat en dat u er ook alles aan zult doen. U zult daarbij onze steun krijgen. We zullen dat met zijn allen verder goed opvolgen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Misschien ook nog even mijn beste wensen voor iedereen.
We hebben het al vaak gezegd: dit is een groot en belangrijk dossier en absoluut ook geen gemakkelijk dossier, maar ik ben wel gerustgesteld te horen dat u heel kort op bal speelt, minister, en dat u ook een heel duidelijk traject hebt uitgetekend voor de totstandkoming van de eengemaakte woonactor.
Nu, u weet dat ik ook schepen van Wonen ben en ik hoor op het terrein, niet alleen bij lokale besturen, maar ook bij woonmaatschappijen, dat zij echt wel aan de slag zijn gegaan en dat het voor hen tot nog toe heel duidelijk is, niet alleen duidelijk, maar ook snel en heel transparant. Ik denk dat dat heel erg nodig is in dit dossier, … (onverstaanbaar) … dat u in die richting moet verdergaan, (onverstaanbaar) …
Nu, wat de praktische kant van dit verhaal betreft, zijn mijn fractie en ikzelf zeer tevreden dat u niet alleen de expertise van Wonen Vlaanderen en de VMSW ter beschikking stelt, maar ook spreekt over een externe ondersteuning, zoals daarnet al door de collega aangehaald. U engageert zich ook tot subsidies. Ik stel me wel de vraag wanneer u daarover precies gaat communiceren naar de lokale besturen en de woonmaatschappijen en wanneer we precies een beroep gaan kunnen doen op die ondersteuning en de subsidies.
U had het ook over het draaiboek dat we in het (onverstaanbaar) mogen verwachten. Kunt u daar een iets concretere (onverstaanbaar) …?
De heer Veys heeft het woord.
Van mijn kant ook de beste wensen aan alle collega’s.
Het klopt dat het dringend nodig is dat de kappers opengaan, maar ik stel voor dat we hier op het echte probleem focussen, namelijk dat er veel te weinig sociale woningen zijn in Vlaanderen. We moeten het ritme niet alleen bewaren, eigenlijk moeten we het verhogen.
Minister, u zegt: ‘Waarom zouden we in godsnaam deze hervorming doorvoeren als we niet zeker waren dat we het ritme zouden behouden?’ Dat is een vraag die ik mij ook gesteld heb en ik denk dat dat inderdaad pas later duidelijk zal zijn, en dat zal niet meer tijdens deze legislatuur zijn. Dat biedt wel wat gemak voor mensen die hervormingen doorvoeren, maar mijn fractie heeft nog altijd niet gehoord waarom dit beter zou zijn en waarom dit ertoe zou leiden dat we meer sociale woningen zullen kunnen bouwen. Gewoon zeggen dat u ervan overtuigd bent dat dit zal werken, dat kunnen we natuurlijk niet als een valabel argument zien.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen van mijn kant. Minister, u verwees naar een onderzoek samen met het Departement Welzijn over waar het aandeel in het sociale beleid van de woonmaatschappij stopt en waar het lokale of de welzijnsactiviteiten beginnen. Wie voert dat onderzoek uit? Dat interesseert mij wel.
U hebt gezegd dat u goed in de gaten zult houden wat de impact van de hervorming is op het productieritme. Hoe gebeurt dat? Is daar een flow voor? Zal dat gebeuren als er te weinig projecten op het lokaal woonoverleg worden aangemeld? Zullen dan de alarmbellen rinkelen? Worden enkel de beoordelingscommissies van de VMSW bekeken? Het is een technische vraag, dat besef ik, maar ik denk dat dat heel belangrijk is om op tijd te kunnen signaleren wanneer er problemen zullen optreden.
Een tweede vraag gaat over de voorziene middelen. Als ik naar de budgettaire impact kijk die u in het voorontwerp begroot, valt op dat u die kosten wat beperkt inschat. Het is natuurlijk voor een jaar. Wanneer zullen die specifieke instrumenten uitgewerkt zijn? U spreekt van een subsidie voor het verwerven van onroerende goederen in het kader van vorming en van een subsidie voor het in overeenstemming brengen van een rechtsvorm organisatie, werking en vermogen. Daarbij staat dan ook genoteerd: “Het is pas bij de uitwerking van deze instrumenten door de Vlaamse Regering dat er een weerslag op de begroting zal zijn.” Welke timing ziet u daar?
Dit jaar is er slechts 584.000 euro voorzien om de SHM's ... (onverstaanbaar) ... om te vormen. Acht u dat voldoende? Zult u daar moeten bijleggen? Hoe denkt u daar op dit moment over?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Vooreerst mijn beste wensen aan iedereen. Minister, ik moet het u niet uitleggen, ik krijg enorm veel vragen over de problematiek van de fusies, niet alleen uit mijn eigen gemeente maar ook van de omliggende gemeenten. Ik denk dat er meer vragen zijn dan antwoorden.
Ik denk wel dat dat tot enige vertraging zal leiden, dat kan niet anders. Als al die administratie en al die overdrachten moeten gebeuren, dan denk ik dat de focus eerder daarop zal liggen dan dat men bezig zal zijn met het uitbreiden van het woningenbestand. Een van de grote vragen die werden gesteld gaat bijvoorbeeld over een redelijk grote gemeente van zo'n 33.000 inwoners, bijvoorbeeld een kustgemeente, met specifieke problematieken, die moet opgaan in een groter geheel met heel andere, landelijke en stedelijke gebieden. Kunnen de kustgemeenten aansluiten bij een andere gemeente, ook al ligt daartussen een stad of een kleine gemeente die dan wel een achterliggend gebied heeft? Moet het per se grensaansluitend zijn? Dat is een vraag die veel voorkomt. Sommige woonmaatschappijen zouden dat bijvoorbeeld liever met twee kustgemeenten samen doen dan met gemeenten in gebieden waar andere problematieken aan bod komen.
Minister Diependaele heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Ik doe mijn best om alles bij te houden wat jullie vragen, maar technische zaken zijn soms moeilijk. Als ik dingen vergeet, moet u het maar opnieuw vragen.
Mevrouw Moerenhout, ik ben het absoluut eens met u, u hebt groot gelijk. Het gaat inderdaad niet alleen om een betere dienstverlening ten aanzien van sociale huurders en kandidaat-sociale huurders, het moet ook het bouwritme verhogen en er zijn nog wel wat voordelen. Ik denk dat het een mogelijkheid moet bieden aan lokale besturen om een veel efficiënter beleid te voeren in een stad of gemeente als je een een-op-eenrelatie hebt tussen een woonmaatschappij en een lokaal bestuur. Er zijn nog een paar zaken. Ik ben er heel blij mee dat u er zelf op wijst dat er inderdaad meerdere voordelen zijn aan het nieuwe systeem dan alleen maar een betere dienstverlening ten aanzien van kandidaat-sociale huurders of sociale huurders.
Dat neemt niet weg dat ik me er zeer goed van bewust ben – ik denk dat ik het al elke keer gesteld heb – dat het een uitdagende hervorming is. Het is niet evident wat we vragen aan de lokale besturen, de sociale huisvestingsmaatschappijen en de SVK’s. Daar zijn we ons zeer goed van bewust. Ik praat ook regelmatig met de stakeholders die daar een rol in spelen. Ze laten ook zeer duidelijk horen dat het een uitdaging is om dat door te maken. Ik heb wel nog maar weinig mensen op het terrein gehoord die heel erg twijfelen aan de uiteindelijke doelstellingen van het geheel. We beseffen allemaal dat zo een hervorming een uitdaging is. Dat is trouwens in alles zo, niet alleen in dit beleidsdomein, en zeker als je met een historisch gegroeide situatie zit die niet altijd evident is. Maar ik heb van op het terrein nog geen opmerkingen gehoord dat het een tegengesteld effect zal hebben of wat dan ook. Dat niet. Het zijn alleen een paar insinuaties die ik van parlementsleden hoor, maar op het terrein heb ik dat nog niet gehoord. Maar goed ... (onverstaanbaar) … Maar we moeten hierdoor. En ik blijf er persoonlijk wel van overtuigd dat de doelstellingen door deze hervorming gehaald kunnen worden.
Mevrouw Moerenhout, wat betreft de pool van experten hebt u gelijk. Ik moet die verantwoordelijkheid niet afschuiven, want ik heb dat mee beslist en goedgekeurd en sta daar ook achter. Maar we zijn wel een beetje doorkruist door de regiovorming. Die oefening van minister Somers is er plotseling tussen gekomen. Ik sta daarachter, voor alle duidelijkheid, maar dat zorgde er inderdaad voor dat een paar zaken vertraagd zijn.
Wat het nieuwe toewijzingsreglement betreft: wat ik jullie twee keer heb horen zeggen, is niet waar. Wij hebben altijd gezegd dat wij daarvoor naar een eerste goedkeuring zouden gaan tussen Pasen en de zomer. Daarenboven zou het nieuwe toewijzingsreglement starten op het ogenblik dat de woonmaatschappijen van start gaan. Speel het spel eerlijk. Dat is wat we altijd gezegd hebben.
Mevrouw Schauvliege, ik begrijp absoluut uw bezorgdheid voor meer overleg. Overleg is heel belangrijk. Op dit moment is er een maandelijkse stuurgroep die probeert het overzicht te bewaren, maar er zijn subwerkgroepen voor verschillende onderdelen zoals overdracht van patrimonium en dergelijke meer. Zij hebben een beetje een andere taak, dat ken ik niet van buiten. Er is daarnaast ook overleg met de sector en de administratie.
Is er meer nodig? Dat is natuurlijk altijd een beetje een moeilijk evenwicht tussen efficiënt werken en te veel vergaderen. Dat is ook een gevaar. Jullie vragen van vandaag zijn er vooral op gericht om een bezorgdheid aan te kaarten voor het feit dat men zeer veel tijd steekt in die hervorming en het kunnen voldoen aan onze basistaken. We moeten een evenwicht zoeken in het aantal vergaderingen en overleg. Mocht er te weinig zijn, mogen de mensen op het terrein dat zeker laten weten. Ik ben nog nooit niet ingegaan op een mail, een vraag of wat dan ook voor overleg, trouwens op alle mogelijke domeinen, niet alleen op dit gebied. Mocht er vraag zijn voor meer overleg, dan zal dat er zeker komen.
Mevrouw Verheyen, het klopt: wij horen ook die signalen van op het terrein. In sommige steden en gemeenten loopt dat heel vlot. In sommige gevallen waren er zelfs al fusiegesprekken bezig voor de aankondiging van onze intentie in het regeerakkoord. Op andere gebieden loopt dat heel moeilijk. Voor alle duidelijkheid, dat is partijgrensoverschrijdend, ook met lokale besturen. Daar is geen lijn in te trekken. Dat is hetzelfde met de regiovorming trouwens. Op sommige plaatsen gaat dat heel vlot en op sommige plaatsen is dat heel moeilijk. Een draaiboek, waar u naar vraagt, hebben we met de sector zelf opgesteld. De timing daarvan kan ik niet uit het hoofd zeggen.
Mijnheer Veys, het ritme van die bouwactiviteit verhogen zodra de hervorming is uitgevoerd: ja, ik geloof daarin. Het zal natuurlijk altijd afhangen van budgetten die daartegenover worden gesteld. Als in een volgende legislatuur andere partijen andere beslissingen nemen – of dezelfde partijen, dat maakt me niet uit – die het budget voor de sociale woningbouw verminderen, zoals het enkele legislaturen geleden was, dan gaat het ritme natuurlijk naar beneden. Maar ik ben er wel van overtuigd dat de vorming van de woonmaatschappijen het ritme moet verhogen. Ik heb daarnet al ook al aan mevrouw Moerenhout gezegd dat er heel wat voordelen zijn aan die woonmaatschappijen. Het is moeilijk om het te bereiken, die periode moeten we door, het is een uitdagende periode en een uitdagende hervorming. Maar zodra die is uitgevoerd, ben ik ervan overtuigd dat we de voordelen zullen zien. De verhoging van het bouwritme is er een van.
Er zijn bijvoorbeeld ook SVK's die nu weinig ervaring hebben met bouwen. Die zullen er dan de ervaring van de SHM’s bijkrijgen. Het omgekeerde geldt voor ervaring inzake huurbegeleiding van SHM’s, bijvoorbeeld inzake welzijn. Er zullen ervaringen en best practices uitgewisseld worden. Ik ben ervan overtuigd dat dit wel degelijk zal werken. We zullen zien wat dit in de praktijk oplevert. De geschiedenis wordt in de toekomst geschreven.
Mijnheer Veys, u zult dat ongetwijfeld wel doen, maar ik raad u aan om toch nog eens met de sociale huurders te praten. Zij geven wel degelijk opmerkingen. Wij krijgen af en toe ook mails, bijvoorbeeld over het feit dat men zich in één gemeente moet inschrijven bij verschillende woonmaatschappijen. Dat zal nu opgelost worden. Ook inzake de sociale binding en de huurdersbegeleiding zijn de verschillen niet altijd duidelijk. Dat zijn problemen die ons gemeld worden en die hiermee opgelost zullen raken. Ik zeg niet dat alle problemen waar sociale huurders mee kampen hierdoor opgelost zullen worden, maar een groot deel wel.
U vroeg me wie het onderzoek uitvoert. Dat is het Steunpunt Wonen. Wat de instrumenten, de steun en dergelijke betreft, denk ik dat jullie ook wel beseffen dat er eerst een decretale basis moet zijn, die jullie moeten goedkeuren en waarvoor wij nu onze eerste principiële goedkeuring gegeven hebben. Dan komt de tweede goedkeuring en wordt dit voorgelegd aan het parlement, alvorens we het BVR kunnen goedkeuren.
Mevrouw Van Volcem, uw vraag ging over de aansluitende werkingsgebieden. Ik denk dat nu het principe is dat die aansluitend moeten zijn, maar dat daarvan afgeweken kan worden. Dat kunt u echter allemaal zelf nalezen in eerste principieel goedgekeurde ontwerp van decreet. Dat staat daar allemaal zeer duidelijk in. Ik nodig de parlementsleden dus uit om dat te lezen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord. Ik heb twee afsluitende punten. Wat de doelstelling van de fusie betreft, klopt het dat we dezelfde doelstelling nastreven. Dat heb ik ook collega Veys horen zeggen. Waarover we van mening verschillen, is de vraag of de doelstelling behaald zal worden. U gaat er consequent van uit dat die doelstelling behaald zal worden. Dat moeten we nog zien. Dat is natuurlijk niet alleen de toetssteen van deze fusie, maar ook toch een belangrijke toetssteen voor de taxatie van uw beleid over drie, vier jaar, in 2024. Dat zullen we dus nog zien. We geven hier voor de eerste keer aan dat we signalen krijgen dat dat misschien – ik zeg wel degelijk ‘misschien’ – toch niet zo simpel zal zijn. U zegt dat u geen signalen hebt gekregen daarover, wat op zich al hoopvol is. We zullen dat echter in het oog houden, vandaag, morgen, de komende maanden en de komende jaren.
Als blijkt dat deze fusie haar doel niet haalt, namelijk meer sociale woningen, dan heeft die fusie gefaald en dan is er heel veel tijd en energie verloren gegaan. Maar ik wil nog niet zo ver vooroplopen op de feiten, want nu ben ik iets te negatief. Ik wil maar zeggen dat dit het verschil is tussen wat ik zeg en wat u zegt. Ik hoop dat de doelstellingen gehaald zullen worden, maar dat is vooralsnog onzeker.
Ten tweede wil ik er toch nog op aandringen – en dat geldt dan wel voor de korte termijn – om echt meer duidelijkheid te geven. Ik heb u gevraagd naar de timing van die pool van experten, van die externe begeleiding, van die interne begeleiding. U zegt dat dit vertraging opgelopen heeft, maar geeft geen specifieke timing. Ik weet niet of u dat niet doet omdat die er niet is. Misschien is ze er wel, maar hebt u het gewoon niet gezegd. Ik wil daar toch echt wel op aandringen. Die lokale besturen staan onder stress en onder druk. Ze bedoelen het allemaal goed, bij alle partijen. Maar als die mensen tegen oktober 2021 een werkingsgebied moeten kunnen voorleggen, afgesproken met alle actoren: dat vereist heel veel werk, er zijn nog veel vragen op het terrein en die mensen hebben ondersteuning nodig. Ik wil deze vraag om uitleg dan ook afronden met de vraag om daar alstublieft vaart achter te zetten. Ook al werden de zaken vertraagd en hebt u december 2020 niet gehaald – de door uzelf vooropgestelde deadline voor de regiovorming – zorg daar alstublieft zo snel mogelijk voor, want onze lokale besturen hebben dat echt wel nodig, als ze uw krappe timing voor zo’n complexe fusie willen behalen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor de bijkomende antwoorden. Wij hebben een uitgebreide hoorzitting in het Vlaams Parlement gehad, mevrouw Moerenhout. Ik heb niemand van de gehoorde actoren horen zeggen dat ze tegen die woonmaatschappijen waren. Er waren bezorgdheden over het traject, de timing en de werkwijze, maar over het idee van de woonmaatschappijen heb ik niemand van de sprekers horen zeggen dat ze daartegen waren. Ik wil dat hier toch eens expliciet opmerken. Als u zegt dat de minister geen signalen ontvangt, dan denk ik dat die signalen duidelijk tonen dat men de ambitie heeft ervoor te gaan. Waar wij het over eens zijn, is de doelstelling. Wij zijn ervan overtuigd dat wij de juiste stappen zetten. Maar ik hoor de minister op een heel realistische manier – en dat is ook de overtuiging van de meerderheid – zeggen dat er een goede ondersteuning moet zijn. Als het nodig is, en als wij voelen en zien dat er op het terrein een aantal zaken fout lopen, zullen wij ook ingrijpen en die ondersteuning geven, hoor ik de minister zeggen. Ik roep u, minister, dan ook op om dat effectief te doen. Wij zullen dat vanuit de meerderheid volop steunen.
Het debat over de woonmaatschappijen zal waarschijnlijk in de komende weken en maanden nog aan bod komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.