Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Bij de vorming van de nieuwe woonmaatschappijen zal er natuurlijk behoorlijk wat patrimonium moeten worden overgedragen tussen de huidige sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) en de nieuwe woonmaatschappijen. We weten dat er een technische werkgroep bezig is om de verdere modaliteiten te bekijken, en er wordt ook nagedacht om de overdracht van dat patrimonium te laten gebeuren via verkoop aan minimum de netto-boekwaarde.
Dat weegt, en dat zal ook heel wat kosten met zich meebrengen. We weten nu al dat een aantal huisvestingsmaatschappijen nu in moeilijk water zitten. De kans is ook groot dat uitgerekend die sociale huisvestingsmaatschappijen een patrimonium zullen moeten overnemen van andere huisvestingsmaatschappijen indien zij één woonmaatschappij moeten vormen. Er leeft dus heel wat op het veld en men wil daar eigenlijk ook duidelijkheid rond.
Minister, wat zijn volgens u mogelijke pistes waaraan u denkt om die impasse te doorbreken en daar oplossingen voor te vinden?
In welke mate kunnen ook vennootschappen die het op dit moment al financieel moeilijk hebben, het nog aan om hun schuldenlast verder te verhogen door de financiering van deze bijkomende aankopen of overnames die ze moeten doen?
Hoe ziet u die nieuwe woonmaatschappijen? Moeten dat volledig nieuwe vennootschappen zijn, zullen dat fusies zijn of zullen het andere constructies zijn waarover u nadenkt? Denk bijvoorbeeld aan overnames van bestaande vennootschappen. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Diependaele heeft het woord.
In uw schriftelijke vraag stelt u dat een aantal huisvestingsmaatschappijen nu reeds in woelige wateren verkeren. En voor een aantal geldt dat wel, maar nu laat u in uw mondelinge vraag doorschemeren dat dat er heel veel zouden zijn. Dat is natuurlijk niet het geval. Ik heb daar niet de cijfers van bij, maar we hebben die wel. En de overgrote meerderheid van onze sociale huisvestingsmaatschappijen is wel degelijk gezond. Daar zijn al verschillende schriftelijke vragen over gesteld. U kunt dat daar terugvinden.
Ik behandel uw twee vragen samen. De vorming van woonmaatschappijen houdt inderdaad een hergroepering van het sociaal woonpatrimonium in. Die hergroepering zal gebeuren in functie van de werkingsgebieden die op voorstel van de lokale besturen door de Vlaamse Regering zullen worden vastgesteld. Aangezien in de meeste SHM’s de publieke aandeelhouders nu al de belangrijkste aandeelhouder van SHM’s zijn en zij, met uitzondering van de provincies, ook de belangrijkste invloed zullen uitoefenen op de afbakening van de werkingsgebieden, hebben zij dus een belangrijke verantwoordelijkheid in de wijze waarop de hergroepering van het sociaal woonpatrimonium tot stand komt.
Een hergroepering op basis van onderlinge verkoop van woningen en gronden kan effectief gevolgen hebben voor de financiële leefbaarheid van woonmaatschappijen. Net daarom wordt gezocht naar manieren om die impact zo klein mogelijk te houden. Bij een herstructurering van een SHM – ik bedoel daarmee een splitsing en/of fusie – zijn er mogelijkheden om die impact in elk geval zo minimaal mogelijk te houden. In dat geval wordt immers de volledige vennootschap of een deel daarvan, indien het om een afgesplitst deel gaat, tegen boekhoudkundige waarde ingebracht in een andere vennootschap.
Ik weet evenwel dat de hergroepering niet in alle gevallen via een herstructurering wenselijk en mogelijk zal zijn. Soms zullen er effectief overdrachten nodig zijn. Om de impact daarvan zo laag mogelijk te houden, worden momenteel verschillende pistes onderzocht.
Een overdracht tegen niet-afgeschreven netto-boekwaarde, in combinatie met de overdracht van de gesubsidieerde leningen die eventueel nog op het patrimonium rusten, benadert in elk geval het best de werkwijze die gehanteerd wordt bij een splitsing en fusie. Voor de financiering van het bedrag van die niet-afgeschreven netto-boekwaarde waarvoor geen gesubsidieerde leningslast meer bestaat, worden door de Vlaamse Regering renteloze leningen vooropgesteld, waarvan de aflossingslasten in de berekening van de gewestelijke sociale correctie (GSC) zullen worden opgenomen. Daardoor zal de financiële impact van dergelijke verwervingen op operationeel kasniveau nihil zijn voor GSC-ontvangende maatschappijen. De GSC zorgt er immers voor dat operationele kastekorten op basis van een geobjectiveerde berekening van inkomsten en uitgaven jaarlijks gecompenseerd worden door het Vlaams Gewest.
Daarnaast wil ik herhalen dat we ook in andere steunmaatregelen zullen voorzien, die in combinatie met de GSC voor financieel gezonde woonmaatschappijen moeten zorgen, als die woonmaatschappijen tenminste ook hun uitgaven voldoende beheersen. Zo worden de eventuele kasoverschotten die gedurende de laatste vijf jaar werden gerealiseerd, normaal in mindering gebracht van de uit te betalen GSC. Bij een fusie worden die kasoverschotten van de laatste vijf jaar van alle betrokken SHM’s niet meer meegeteld, waardoor SHM’s, en dus ook woonmaatschappijen, vanaf het eerste jaar na de fusie al GSC kunnen krijgen, los van hun historische overschotten.
Voor die herstructureringsoperatie is daarnaast ook vooropgesteld dat de GSC-ontvangst van de fusiepartners voor de fusie nog gedurende vijf jaar zal worden betaald aan de woonmaatschappij. Daarnaast zullen de kosten, in de ruime zin, die bij een fusie of splitsing worden gemaakt, zo maximaal mogelijk gesubsidieerd kunnen worden op basis van soortgelijke parameters die momenteel in het fusiesteunbesluit voor SHM’s zijn bepaald.
Ten slotte zal ook nog geval per geval bekeken worden of er zich andere financiële maatregelen of tussenkomsten opdringen om de financiële gezondheid van de gewenste woonmaatschappij te garanderen. Ik verwacht dat dat laatste zelden zal voorkomen, maar het kan in elk geval nooit de bedoeling zijn dat eventuele financiële verliezen naar aanleiding van de vorming van een woonmaatschappij gecompenseerd zouden worden door de opbrengsten uit verkoop van het sociale woonpatrimonium. De hervorming staat immers net in het teken van een sterkere uitbreiding van het sociale woonpatrimonium en de nodige flankerende maatregelen zullen dus worden voorzien om dat mogelijk te maken.
Ik wil nog even terugkomen op mijn beginopmerking. Er zijn ongeveer vijf sociale huisvestingsmaatschappijen op de tachtig die op dit moment onder verhoogd toezicht staan. U weet dat we een stuurgeroep hebben samengesteld. Uw vragen komen een beetje neer op wat we een paar weken geleden besproken hebben in de commissie, waar we een voorstel gedaan hebben van de vorming van de woonmaatschappijen. Er is toen gezegd dat er een stuurgroep is aangesteld. Daar zijn ook subcomités. En het subcomité voor het patrimonium komt net deze namiddag samen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. We zijn het erover eens, en we hebben dat ook afgesproken bij de vorming van de regering, dat de bedoeling van de nieuwe woonmaatschappijen is dat de sociale huurder er beter van wordt, dat er nog meer aanbod is en dat er sterke woonmaatschappijen zijn. Wij delen die ambitie. Daarom vraag ik ook om ervoor te zorgen dat het geen achteruitgang is.
U hebt een paar belangrijke dingen gezegd. U zult ervoor zorgen dat er zo min mogelijk – geen, hebt u zelfs gezegd – financiële impact zal zijn. U hebt ook gezegd dat er ondersteuningsmaatregelen zullen komen en dat de kosten gesubsidieerd zullen worden. Dat zijn drie dingen die ik gehoord heb, als ik goed geluisterd heb, want het geluid was niet altijd optimaal. Maar voor mij zijn dat drie belangrijke pijlers die u benadrukt hebt en die we zeker goed moeten bewaken. Ik hoop dat het subcomité dat vanmiddag samenkomt, ook die contouren zal blijven bewaken.
Dan blijft er nog één vraag. Er is een heel belangrijke rol weggelegd voor de lokale besturen om de werkingsgebieden af te bakenen. Ook daar zullen we moeten zien dat er voldoende ondersteuning en begeleiding is, want ik denk dat het niet altijd evident zal zijn om iedereen daar op één lijn te krijgen en ook altijd het financiële voor ogen te houden. En vooral is onze finale doelstelling dat de sociale huurder er beter van wordt. Dat wil ik hier nog eens heel uitdrukkelijk benadrukken, dat dat onze doelstelling moet zijn en dat we dat altijd voor ogen moeten houden in heel deze operatie.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik heb nog enkele bijkomende vragen. Het is goed dat de werkgroep deze namiddag samenkomt. Ik denk dat dat aan hoog tempo gebeurt, voor zover ik daar zicht op heb. Is dit iets dat u wilt afkloppen vooraleer de principiële goedkeuring gebeurt? Of is dat iets dat in 2021 nog verder kan worden uitgewerkt?
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zit ook in die werkgroep, als ik me niet vergis. Het is zo dat de sociale woningen van de lokale besturen niet verplicht moeten worden ingebracht in de nieuwe woonmaatschappij. Dat is facultatief.
Ik heb het er hier al een paar keer over gehad. Ik ben zelf voorzitter van een fusiemaatschappij. Toen was het ook niet evident om die sociale woning van het lokaal bestuur over te nemen, net omdat de waardebepaling dan moeilijker lag. De netto niet-afgeschreven boekwaarde werd toen gedaan. Het lokaal bestuur is daar niet op willen ingaan om begrijpelijke redenen, omdat dat over een waardevermindering gaat van de activa. Gezien zij in 80 van de 88 SHM’s de hoofdaandeelhouders zijn – het is ook uw intentie om dat in het beleid zo voor alle SHM’s te maken – leidt dat toch tot een serieuze waardevermindering van de aandelen van de lokale besturen. Zijn daar al opmerkingen over gekomen? U was zelf schepen vooraleer u minister werd, ik neem aan dat u wel gevoelig bent voor dat argument. Wordt dat ook besproken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, de drie punten die u noemt, dat zijn onze ambities, maar dit moet nog allemaal decretaal afgeklopt worden, zowel binnen de Vlaamse Regering als uiteraard ook door het Vlaams Parlement. Het zal dus ook aan u zijn om die zaken mee in de gaten te houden. We moeten het reguliere traject doorlopen. Maar voor ons is de intentie duidelijk: versterking van die woonmaatschappijen.
Mijnheer Veys, als ze gesubsidieerd zijn en het al sociaal woonpatrimonium is, is de netto niet-afgeschreven boekwaarde perfect logisch te verantwoorden. Anders gaan we potentieel naar een dubbele subsidiëring. Je kunt toch moeilijk zeggen dat iets waarvoor wij als Vlaamse overheid al subsidies gegeven hebben om te bouwen, nog een dubbele subsidiëring zou krijgen. Men heeft dat immers gebouwd en we geven al ongeveer een half miljard euro per jaar aan sociale toeslag. Daardoor is het perfect te verantwoorden dat we die netto niet-afgeschreven boekwaarde als basis nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.