Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, over Airbnb zijn een aantal juridische uitspraken gedaan die misschien ook van belang zijn hier in Vlaanderen.
In een recente uitspraak oordeelt het Europees Hof van Justitie dat steden een verplichte aanvraag van een vergunning voor de verhuur via Airbnb mogen opleggen, op voorwaarde dat er krapte op de woningmarkt is. Dit oordeel kwam er onder andere na een dispuut over de verhuur van Airbnb in Parijs. De strengere aanpak van het Airbnb-model moet een antwoord bieden op de wildgroei aan Airbnb-verhuringen, vooral in populaire toeristische steden, en de inwoners van die steden beschermen tegen de daardoor stijgende woningprijzen. Het Europees Hof van Justitie oordeelt dat een voorafgaande vergunning “wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang”. Een alternatieve, minder beperkende maatregel, zoals een meldingsplicht met controles achteraf, zou hierbij het doel niet voldoende nastreven.
Vorig jaar haalde Airbnb al een slag thuis toen het Europees Hof van Justitie oordeelde dat Airbnb niet kon worden omschreven als een vastgoedbedrijf, maar als een onlineplatform, waardoor de vastgoedwetgeving dus niet op hen van toepassing is. Met de nieuwe spelregels inzake digitale diensten, die de verouderde richtlijn inzake onlineplatforms uit 2000 moet vervangen, is het waarschijnlijk dat het juridische kader waarin Airbnb nu opereert, zal worden verstrengd. Tegen eind dit jaar moeten er nieuwe wetgevende teksten op tafel liggen.
Burgemeesters van verschillende grootsteden in Europa pleiten ook voor een verplichte registratie van kandidaat-verhuurders, het verantwoordelijk maken van platformen als Airbnb voor de inhoud van de aangeboden verblijven en de uitsluiting op die platformen van verhuurders die regels overtreden.
De Nederlandse Hoge Raad stelde dan weer dat het huren van een woning via Airbnb niet kan worden beschouwd als “het boeken van een reis of de verhuur van een vakantieverblijf”. Daarop eist Servicekostenterug.nl een schadeclaim voor een bedrag van 300 miljoen euro van Airbnb in Nederland wegens “ten onrechte in rekening gebrachte servicekosten”.
De aanvrager van de schadeclaim meent dat de kans groot is dat Airbnb de claim zal moeten betalen, waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Nederlandse Hoge Raad, die stelt dat voor Airbnb dezelfde regels gelden als voor andere huurbemiddelaars, waardoor het bedrijf geen dubbele kosten mag aanrekenen.
Ook in Vlaanderen kennen wij de problematiek met het verhuurplatform. In 2018 eiste Toerisme Vlaanderen van Airbnb een boete van 25.000 euro omdat het platform weigerde de gegevens van Vlaamse verhuurders door te spelen. Deze boete is nu door de Nederlandstalige Rechtbank van Eerste aanleg in Brussel vernietigd en stelt dat Toerisme Vlaanderen een te ruime interpretatie gaf aan het Logiesdecreet. Toerisme Vlaanderen zou zich beraden over verdere stappen in het dossier.
Dat brengt mij tot de volgende vragen: hoe evalueert u de uitspraak van het Europees Hof van Justitie? Wat kan die uitspraak betekenen voor Vlaanderen? Hoe evalueert u de uitspraak in Nederland? Heeft die gevolgen voor Vlaanderen? Zal Toerisme Vlaanderen verdere stappen nemen in het dossier tegen Airbnb? Hebben die juridische ontwikkelingen impact op de evaluatie en bijsturing van het Logiesdecreet? Kunt u daar meer duiding over geven?
Minister Demir heeft het woord.
De activiteiten van platformen als Airbnb en de impact ervan op bestemmingen, zijn in deze commissie al meerdere malen aan bod gekomen. Samen met Toerisme Vlaanderen volg ik deze problematiek ook van nabij op. De Nederlandse case is mij op dit moment nog niet bekend. Ik zal dit echter laten onderzoeken. Wat ik u wel al kan meegeven, is dat de uitspraken van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank van Eerste Aanleg op twee verschillende zaken slaan.
Het Europees Hof deed uitspraak over de vraag of de activiteiten van een platform als Airbnb onderworpen konden worden aan een voorafgaande vergunningsplicht. Hier heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat een nationale regeling die een voorafgaande vergunning invoert voor de uitoefening van de activiteit van ‘herhaalde kortstondige verhuur tegen vergoeding van gemeubileerde woonruimte aan incidentele klanten die daar niet hun woonplaats kiezen’, verenigbaar is met het Unierecht en meer bepaald met de Dienstenrichtlijn. De verhuur van toeristische logiezen, desgevallend via internetplatformen zoals Airbnb, kan dus worden onderworpen aan een voorafgaande vergunning. Deze dient wel behoorlijk gemotiveerd te worden, zoals bijvoorbeeld omwille van schaarste op de reguliere woningmarkt of sterk stijgende huurprijzen.
Het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg ging enkel over de vraag of de controle en handhaving door Toerisme Vlaanderen in overeenstemming met de decretale bepalingen terzake gebeurde. Concreet ging het over artikel 11 van het Logiesdecreet, dat Toerisme Vlaanderen de mogelijkheid geeft om logiesgegevens op te vragen bij tussenpersonen zoals Airbnb en andere boekingsplatformen.
In het vonnis is de rechtbank van mening dat het Logiesdecreet slechts twee mogelijkheden voorziet waarin door de overheid informatie kan worden opgevraagd bij tussenpersonen namelijk, bij twijfel over de conformiteit van een bepaald logies en bij een concrete individuele klacht over een bepaald logies. Nochtans was het volgens mij steeds de bedoeling van de decreetgever dat er in drie gevallen gegevens kunnen worden opgevraagd bij platformen, namelijk: in het geval van een steekproef, in het geval van een klacht over een bepaald logies, en in het geval van twijfel of een of meer logiezen niet voldoen aan de voorwaarden van het decreet. De steekproef in mijn opsomming vormt volgens de rechtbank in het recente vonnis geen afzonderlijk derde geval waarin de tussenpersoon verplicht is inlichtingen te verstrekken, maar moet volgens de rechtbank enkel gezien worden als een methode van bevraging in de twee andere gevallen.
De bevraging van de boekingsplatformen door Toerisme Vlaanderen gebeurt echter net op basis van die rechtsgrond.
Het is duidelijk dat ik de stelling van de rechtbank niet volg. Ik lees artikel 11 van het Logiesdecreet op een andere manier. En dat was volgens mij ook de bedoeling van de decreetgever.
Specifiek in het geval van de verhuur via internetplatformen zoals Airbnb stelt zich immers het probleem dat, ondanks de meldingsplicht, de adresgegevens van de logiesgebruikers vaak niet gekend zijn. Controles zijn daardoor moeilijk of bijna onmogelijk zodat er überhaupt geen twijfel zou kunnen ontstaan om vervolgens tot een steekproef te kunnen overgaan.
De steekproef dreigt op die manier te worden uitgehold en sowieso niet op een nuttige wijze te kunnen worden gebruikt. Er zijn volgens mij dan ook voldoende elementen in het dossier om tegen het vonnis in beroep te gaan. Ook het recente arrest van het Hof van Justitie kan daarbij mogelijk een ondersteunend argument vormen.
Het Europees Hof van Justitie valideert namelijk in bepaalde gevallen een toeristische vergunningsplicht, een procedure die in principe veel strikter is dan de meldingsplicht zoals wij die opleggen. Wanneer Het Europees Hof een vergunningsplicht toestaat, moet uiteraard ook een doeltreffende controle en handhaving mogelijk zijn. Net om die controle mogelijk te maken, hebben we de gegevens van de individuele logiesgebruikers nodig. Nogmaals, de lezing die de rechtbank nu geeft aan artikel 11 van het Logiesdecreet, dreigt echter die controlemogelijkheid grotendeels uit te hollen.
Uiteraard zal ik het vonnis ook meenemen in de lopende evaluatieoefening over het Logiesdecreet.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Ik wil bevestigen dat we als decreetgever inderdaad de bedoeling hadden om gegevens te kunnen opvragen om controles mogelijk te maken op basis van een steekproef, een binnenkomende klacht of bij twijfel. Ik begrijp dat er toch wel voldoende grond is om eventueel een beroepsprocedure te starten tegen die uitspraak van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Brussel. We volgen opnieuw het juridische aspect op en we zullen bij het Logiesdecreet moeten kijken of we daar verder iets mee moeten doen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik had over Airbnb eind september een schriftelijke vraag ingediend en vorige vrijdag heb ik daar al antwoord op gekregen, waarvoor dank, minister.
Het Vlaams Belang is ook niet tevreden over die recente uitspraak door het gerecht in het nadeel van Toerisme Vlaanderen tegen Airbnb over die boetes van de Vlaamse overheid. Het platform hoeft nog steeds niet de gegevens van de aanbieders te delen met de Vlaamse overheid, zoals de wetgeving voorschrijft, terwijl andere logiezen dat wel doen. Die uitspraak is dan ook een kaakslag voor de logiessector die al door de coronacrisis ... (onverstaanbaar).
Dat lijkt me een totaal verkeerd signaal. Niet alleen om oneerlijke concurrentie aan te pakken – want de kleine echte B&B’s en andere logiezen zijn daar vaak het eerste slachtoffer van – maar ook om de veiligheid van de huurders te garanderen, want momenteel weten we vaak niet of die Airbnb-logiezen in orde zijn met hun brandveiligheidsattesten, verzekeringen enzovoort. Airbnb moet daarom als platform zelf een tandje bijsteken om ervoor te zorgen dat de particulieren die van dat platform gebruik maken ook in orde zijn met alle regels en aangemeld zijn. Het lijkt me dan ook noodzakelijk om de wetgeving ter zake aan te passen, want voor ons moet iedereen gelijk zijn voor de wet, dus ook Airbnb.
Minister Demir heeft het woord.
Dank voor de goede input en de schriftelijke vraag van de heer Slagmulder.
Ik vind dat dus ook, en vandaar dat we het sowieso gaan meenemen in de evaluatie van het Logiesdecreet.
Volgens mij is wat de decreetgever beoogde volledig onderuitgehaald. Het komt nog terug bij de evaluatie van het Logiesdecreet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.