Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de beoordeling van het definitieve Nationaal Energie- en Klimaatplan van België door de Europese Commissie.
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De Europese Commissie heeft vorige woensdag haar bevindingen gepubliceerd van de nationale energie- en klimaatplannen (NEKP’s) van de Europese lidstaten. Wat België betreft, is de analyse kritisch. Ik som de bevindingen voor het Belgische NEKP even op.
De doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 35 procent te verminderen, voldoet aan de verwachtingen. Het beleid op het vlak van hernieuwbare energie is niet ambitieus. En ook wat energie-efficiëntie betreft, straalt ons land weinig ambities uit.
De Europese Commissie is ook van mening dat het Belgische plan moeilijk te analyseren is. Wat de inhoud betreft, beantwoordt de Belgische ambitie om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 35 procent te verminderen, in vergelijking met 2005, aan de Europese verplichtingen.
Wat het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik betreft, is België niet ambitieus, oordeelt de commissie. Ons land mikt op 17,5 procent hernieuwbare energie in 2030, terwijl dit eigenlijk 25 procent zou moeten zijn.
Op het vlak van energie-efficiëntie wil de Europese Unie het energieverbruik over tien jaar met 32,5 procent doen dalen. De Belgische plannen, uitgedrukt in primair en finaal energiegebruik, getuigen evenwel van een lage ambitie, vindt de commissie.
Ook op andere domeinen is de commissie kritisch. Zo heeft België geen kwantificeerbare doelstellingen voor de bevoorradingszekerheid doorgegeven, hoewel dat zeer belangrijk is, terwijl ook de plannen om energiearmoede tegen te gaan niet duidelijk genoeg zijn.
Minister, wat is uw reactie en visie op de bevindingen van de Europese Commissie?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik heb een vraag over hetzelfde onderwerp. De doorlichting van de nationale energie- en klimaatplannen door de Europese Commissie was voor ons land niet altijd even positief, om het zacht uit te drukken. Veel van de kritiek van de Commissie is terug te leiden tot de vaststelling dat de verschillende deelplannen niet geïntegreerd zijn in een coherent geheel. Het is inderdaad een moeilijk te analyseren geheel geworden omdat het ook niet is opgesteld volgens de door de commissie aanbevolen template.
De inhoudelijke kritiek focust zich op de drie belangrijkste pijlers: de CO2-reductiedoelstelling, het aandeel hernieuwbare energie en de verbetering van de energie-efficiëntie. De reductiedoelstelling voldoet dan wel aan de doelstelling uit de nationale lastenverdeling, de commissie twijfelt of het maatregelenpakket deze ambitie kan waarmaken. Dat is een beetje zoals de heer Gryffroy daarnet zei. Het gaat niet alleen over doelstellingen maar ook over maatregelen om die te realiseren. De commissie betwijfelt of dat bij ons effectief het geval is. Het aandeel hernieuwbare energie van 17,5 procent noemt de commissie niet ambitieus, en ook de doelstellingen en maatregelen voor energie-efficiëntie acht de commissie onvoldoende.
Naast deze punten van kritiek, formuleert de commissie ook een aantal aanbevelingen om de implementatie van het plan optimaal te laten verlopen: België moet snel werk maken van nieuwe energie- en klimaatinvesteringen en daarbij gebruikmaken van de verschillende Europese financieringsbronnen. De renovatiegraad van woningen moet worden opgevoerd, in lijn met de recent aangekondigde Europese renovatiegolfstrategie, en onze transportsector moet diepgaand verduurzaamd worden.
Minister, welke stappen zult u zetten om bij de update van het NEKP in het kader van de Europese rapporteringscyclus tot een meer coherent geheel te komen? Zult u daarbij het principe van samenwerkingsfederalisme tussen de verschillende deelstaten en het federale niveau bepleiten?
De geëvalueerde nationale energie- en klimaatplannen zijn gebaseerd op de huidige Europese doelstelling om tegen 2030 op Europees niveau 40 procent minder uitstoot te bereiken. Op dit moment woedt er een debat in het Europees Parlement om die doelstelling op te trekken tot minstens 55 procent, sommigen pleiten zelfs voor meer. Welke stappen wilt u zetten om proactief een aantal nieuwe maatregelen voor te stellen, met het oog op de aangekondigde ambitieverhoging?
Hoewel de Europese Commissie het eerder als een aanbeveling op de ontwerpversie van het plan had geformuleerd, ontbreekt ook in het finale plan een lijst van energiesubsidies, met name subsidies voor fossiele brandstoffen. Gelet op het feit dat het Europees Parlement wil dat elke lidstaat uiterlijk in 2025 alle directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen heeft afgebouwd, is een dergelijke lijst van energiesubsidies op lidstaatniveau onontbeerlijk. Heeft Vlaanderen een dergelijke lijst voor wat zijn bevoegdheden betreft? Kunt u deze lijst aan de leden van deze commissie bezorgen?
Het NEKP verwijst naar de behoefte aan bijscholing, omscholing en ontwikkeling van nieuwe opleidingen, zowel voor jongeren als mensen die reeds actief zijn op de arbeidsmarkt. Er is heel veel jobpotentieel in een efficiënt klimaatbeleid, maar we moeten er ook voor zorgen dat de noden van de sector aansluiten bij het onderwijs en de arbeidsmarkt. Hoe kijkt u daartegen aan en hoe zult u met uw collega-ministers Weyts en Crevits tot een beleid komen?
Tot slot ontbreekt er volgens de Commissie een kwantitatieve doelstelling voor het terugdringen van energiearmoede. Ook daarover hebben we in dit parlement al vaak gediscussieerd. De Commissie verwijst daarbij expliciet naar haar werkdocument van 14 oktober 2020 over energiearmoede, met onder andere suggesties over de steun die op EU-niveau beschikbaar is voor het armoedebeleid. Welke initiatieven plant u om de energiearmoededoelstellingen beter te kwantificeren en maximaal in te spelen op de hiervoor voorziene Europese steun?
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil beginnen met de stelling dat de Europese Commissie natuurlijk gelijk heeft dat het plan moeilijk te lezen is. Men heeft de plannen van de verschillende gewesten en de federale overheid gewoon opgeteld, waardoor je een plan krijgt van 619 bladzijden. In die zin ben ik het eens met de Europese Commissie. Ik denk dat we afspraken moeten maken met de andere entiteiten en moeten bekijken hoe dat beter kan.
Wat klimaat betreft, constateert de Europese Commissie dat België de broeikasgasemissies met 35 procent wil reduceren ten opzichte van 2005 in de niet-ETS- sectoren. Dit komt overeen met de aan België opgelegde doelstelling. Ook Vlaanderen heeft deze doelstelling opgenomen in het Vlaams Energie-en Klimaatplan.
Wat hernieuwbare energie betreft, komen we in 2030 tot een aandeel van 17,5 procent, een doelstelling die door de Europese Commissie als niet ambitieus genoeg wordt beschouwd. De Commissie stelt een indicatieve doelstelling van 25 procent voorop.
Ik wil er wel op wijzen dat België volledig in lijn is met de Europese Governanceverordening. Deze verordening stelt immers dat lidstaten zelf bottom-up een bijdrage konden vaststellen aan de Europese doelstelling. Dat is ook wat we hebben gedaan om tot die 17,5 procent te komen.
De indicatieve doelstelling van 25 procent die de Europese Commissie nu voor België vermeldt, is niet in overeenstemming met de Europese verordening betreffende governance. We moeten natuurlijk goed nagaan wat de positie van de andere gewesten zal zijn, maar we blijven steunen op die verordening om zelf bottom-up een bijdrage vast te stellen.
Wat de energie-efficiëntie betreft, wordt het algemeen ambitieniveau voor België door de Europese Commissie als laag beschouwd. Het klopt dat het ambitieniveau ten opzichte van het ontwerpplan is gedaald. In het ontwerpplan stonden een aantal foute veronderstellingen die ondertussen natuurlijk zijn gecorrigeerd. Wat de energie-efficiëntie betreft, heeft België al eerder aangekondigd dat de verwachtingen en de ambities van de EU te hoog zijn. Onder meer vanwege de ambitieuze doelstellingen in de richtlijnen heeft België eind 2018 tegen de herziene richtlijn inzake energie-efficiëntie gestemd. België heeft toen aangegeven dat deze doelstelling niet op een kosteneffectieve wijze kan worden verwezenlijkt.
De Europese Commissie heeft opgemerkt dat er nog geen Belgische langetermijnstrategie voor gebouwen is. De reden is dat het Waalse Gewest die strategie nog niet heeft opgemaakt. Vlaanderen heeft een strategie ingediend. Ik ben er zeker van dat de Waalse Regering hiermee bezig is.
Er is een vraag gesteld over het ontbreken van een lijst met energiesubsidies. Tijdens de opmaak van het Vlaams Energie- en Klimaatplan hebben we de lijst met energiesubsidies opgesteld. Die lijst is, als bijlage bij het Vlaams Energie- en Klimaatplan, door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Toen het nationaal plan werd gecompileerd, is dit helaas over het hoofd gezien. Dat is jammer, want de lijst is er. Ik ga ervan uit dat deze lijst bijkomend aan de Europese Commissie en aan de leden van deze commissie kan worden bezorgd.
Mijnheer Bothuyne, u hebt me vragen gesteld over de bijscholing van gekwalificeerde arbeidskrachten voor energie- en klimaattransitie. We zullen heel wat krachten nodig hebben. Dat betekent dat de arbeidsmarkt moet kunnen volgen. Tijdens de opmaak van het Vlaams Energie- en Klimaatplan heb ik met minister Weyts en minister Crevits besproken dat er wellicht bijkomende jobs zullen komen die voortvloeien uit de maatregelen die we voor de bouwsector nemen. Ik stel voor dat ik, samen met de andere leden van de Vlaamse Regering en met het Vlaams Bouwoverlegcomité (VBOC), dringend een tewerkstellingspact voor de bouw voorbereid. De huidige crisis kan kansen bieden om mensen die werkloos zijn geworden, te herscholen en een kans op een job te bieden. Op 11 september 2020 heeft het VBOC een campagne gelanceerd. Op 14 oktober 2020 heeft de Europese Commissie over het Renovation Wave-initiatief gecommuniceerd. De Europese Commissie adviseert om samen met de sociale partners en de beroepsfederaties strategieën voor opleidingen te bekijken en om het onderwijs hierbij te betrekken. Ik zal sowieso met minister Weyts, minister Crevits en de rest van de Vlaamse Regering deze opportuniteit benutten en coördineren.
Wat de energiearmoede betreft, zet Vlaanderen met het Energiearmoedeprogramma en met de uitgebreide sociale openbaredienstverplichtingen voor energie in op de strijd tegen de energiearmoede. Ik denk aan het noodkoopfonds. We hebben voor de komende twee jaar telkens in 20 miljoen euro voorzien.
De lancering van een eengemaakte woningrenovatiepremie vanaf 2022 zal ook rekening houden met het inkomen van de aanvragers, voor alle duidelijkheid. Ook de Vlaamse sociale beschermingsmaatregelen voor energieverbruikers worden geoptimaliseerd op basis van de mogelijkheden voor proactiever gebruik van data die de digitale meters moeten opleveren.
Het klopt inderdaad dat we geen kwalitatieve doelstelling hebben. Dat heeft grotendeels te maken met het feit dat energiearmoede ook niet los staat van heel veel andere dimensies van armoede en het ontbreken van een sluitende definitie over energiearmoede. Daarom gebruiken we verschillende parameters, zoals de sociale statistieken die de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) jaarlijks publiceert en de barometer Energiearmoede van het Platform tegen Energiearmoede. Die data laten ons toe om de evolutie in energiearmoede op te volgen doorheen de jaren.
De Europese Commissie heeft inderdaad een werkdocument over energiearmoede gelanceerd samen met de Renovation Wave. De strijd tegen energiearmoede is in die laatste, samen met decarbonisatie van verwarming en koeling en de voorbeeldrol voor overheidsgebouwen, een aandachtspunt.
Als bijlage werd ook een lijst toegevoegd met indicatoren die Eurostat en het Europese Observatorium voor Energiearmoede voor alle lidstaten publiceren. Het grootste deel van die indicatoren gebruikt men ook nu al, zo blijkt, en we zullen bekijken of daar nog meer nuttige data beschikbaar zijn. Ik zal ook vragen aan het Vlaams Energieagentschap (VEA) om in een volgende rapportage over het Energiearmoedeprogramma bijkomende toelichting te voorzien over het gebruik van die indicatoren.
Hetzelfde document vermeldt ook meerdere Europese financieringsbronnen waarop de lidstaten een beroep kunnen doen voor projecten rond energiearmoede. De komende weken en maanden zal duidelijker worden wat precies de mogelijkheden zijn om deze middelen te benutten. Ik laat het VEA onderzoeken welke opties het meest aangewezen zijn voor de Vlaamse context en welke stappen we kunnen ondernemen om die bijkomende financieringskanalen waarin Europa ook voorziet, maximaal aan te spreken. Daarbij merk ik op dat daar doorgaans veel voorwaarden en intensieve aanvraagprocedures aan verbonden zijn, die een grote inzet van onze personeelsmiddelen vergen. Bij het VEA is er niet zoveel volk, maar we gaan kijken wat er maximaal in de richting van Vlaanderen kan komen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, er zijn twee zaken die me opvallen.
Ten eerste wordt er soms vanuit het overlegsysteem tussen de verschillende gewesten en het federale, als het gaat over het klimaat, veel energie gestoken om ons altijd met het vingertje te wijzen, maar ik denk dat de kritiek dat we onvolledig en moeilijk te analyseren zijn of dat het Nationaal Energie- en Klimaatplan onvolledig en moeilijk te analyseren is … Dan denk ik dat het nuttiger zou zijn dat het Overlegcomité zich eens met de ‘governance’ bezighoudt en probeert om tot één gestructureerd rapport te komen. Met een gestructureerd rapport bedoel ik: je maakt een kader en een structuur dat de gewesten moeten invullen. Want het stoort me ook dat ik moet horen dat wat betreft de Renovation Wave – als het daarover gaat – het Waalse Gewest een onvoldoende op het rapport heeft, en dat ook de lijst van de energiesubsidie, die u wél opgemaakt hebt, niet verwerkt zit in het rapport dat is doorgestuurd naar Europa. Er zitten daar dus hiaten in die eigenlijk niet terecht zijn. Mochten we gewoon verwachten dat het Overlegcomité streeft naar een systeem van ‘kijk, dat is het kader, en iedereen vult daarop in’, dan zouden we al niet de kritiek kunnen krijgen dat het moeilijk te analyseren is.
Ten tweede vind ik dat, als wij iets doorsturen naar het overlegsysteem, dat het een-op-een moet worden opgenomen en worden doorgestuurd naar Europa. Dat gaat over het subsidiariteitsprincipe en over de bottom-upapproach. Ik vind dat het nationaal Overlegcomité niet moet discussiëren over of Wallonië goed of slecht bezig is en dat of dat moet aanpassen. Idem dito met Brussel en met Vlaanderen. Ieder gewest heeft zijn verantwoordelijkheid en dient het plan in, en inderdaad in een gestructureerd iets. Daar voeg je het federale bovenop, en dan stuur je het door, en dan zul je die kritiek niet krijgen.
Ik vraag u met aandrang om daar in de komende periode, zeker als u uitgenodigd zou worden door de andere ministers, om daar toch op te hameren, zodat we dit niet meer krijgen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank voor het uitgebreide antwoord, minister. Er ligt nog wel wat werk op de plank, en ik kan me ook aansluiten bij wat collega Gryffroy zegt: we worden hier voor een stuk met de vinger gewezen vanwege het gebrek aan daadkracht vanuit vooral de Waalse en de Brusselse Regering, wel wetende dat daar groene ministers voor energie en klimaat aan de knoppen zitten. Ik vind het eigenlijk heel straf dat men België als lidstaat voor een stuk in een negatief daglicht komt stellen vanuit die hoek als het gaat over klimaat- en energiebeleid. Dat is eigenlijk niet aanvaardbaar.
Dat neemt niet weg dat ook wij wel wat werk op de plank liggen hebben, onder andere onze ambitie voor hernieuwbare energie. We hebben het daar al eerder in de commissie over gehad. Ik denk dat we dat echt moeten herzien en gaan optrekken. We hebben meer potentieel dan we op dit moment benutten en ook dat we op dit moment in de eigen doelstelling aannemen. Ik denk dat we daar bottom-up meer een berekening moeten maken van het potentieel dat we in de komende tien jaar kunnen gaan realiseren. Dat zal meer zijn dan in de huidige plannen zit.
Ook over de energiearmoede ben ik blij met uw voluntarisme om te kijken wat we daar meer kunnen doen met die Europese middelen en ook met de eigen middelen. De renovatiegolf waarin we voorzien, is al een eerste belangrijke aanzet om op het terrein resultaten te boeken. Ik kijk ernaar uit.
Het enige wat ik nog wil vragen: hebt u een timing? Wanneer is er overleg voorzien met de deelstaten? Wanneer moet er tegenover Europa gereageerd worden op de kritiek die er is geleverd?
De heer Pieters heeft het woord.
Heel kort. Hoe stellen de collega’s zich in het overleg op over deze situatie? Ook wat de heer Bothuyne aangeeft: in welke mate zult u daarover nog in overleg gaan met de collega’s van de andere gewesten?
Minister Demir heeft het woord.
Er zal hierover nog een overleg komen met de verschillende collega’s zowel van de deelstaten als federaal. Ik moet zeggen dat er vorig jaar, ieder met zijn eigen achtergrond en ideologie en ook rekening houdend met het gewest waaruit men komt, altijd vanuit een zeker respect is gesproken. Ik hoop dat we op die manier verder kunnen doen. Ik heb ook altijd tegen de collega’s van Wallonië gezegd, omdat ze natuurlijk heel veel plek hebben: als jullie meer willen doen, ik zal jullie nooit tegenhouden, integendeel. Het is altijd vlot gegaan.
Maar het nieuwe overleg over dit nu zal wel nog moeten komen. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over de timing, collega Bothuyne. Er is ook geen duidelijkheid over de reactie die verwacht wordt voor Europa. Dat zal de eerstkomende weken duidelijk worden gemaakt, denk ik. We zullen zeker ook de lijst met de energiesubsidies, zoals de regering die goedgekeurd heeft, ook aan jullie overmaken, maar ook aan de Europese Commissie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
We moeten natuurlijk respectvol en hoffelijk blijven tegenover de andere entiteiten, de andere gewesten. Maar het doet me iets dat Brussel en Wallonië indertijd altijd met een belerend vingertje naar Vlaanderen hebben gewezen dat de slechte leerling was, zeker als het ging over de op te maken doelstellingen. Maar als het dan uiteindelijk gaat over de uitwerking, zien we toch ook dat er niet alleen bij ons maar ook bij hen pijnpunten zijn. Ik vind dat het puntje op de i mag worden geplaatst.
Verder blijf ik erop hameren dat het overlegsysteem zich beter zou bezighouden met het opmaken van een duidelijk kader, een duidelijke ‘governance’, waarbij dat dan – dat gebeurt zo bijvoorbeeld in Duitsland – iedere regio of iedere entiteit invult wat ze hebben beslist binnen hun entiteit zonder dat andere entiteiten zich daarmee moeten moeien.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het is ‘work in progress’. Ik hoop dat het snel vooruit mag gaan. Wat betreft de governance van ons klimaatbeleid is samenwerking het enige dat ons vooruit kan helpen. Wij zijn al lang pleitbezorger van een aanpassing van de bijzondere wet, met het oog op een verplicht samenwerkingsakkoord rond klimaat, om met nieuwe doelstellingen een nieuw beleid te gaan voeren. Daarmee zullen we op dat vlak op een afdwingbare manier die samenwerking kunnen organiseren. Dat in ongetwijfeld iets dat in de toekomst zal worden gerealiseerd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.