Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Met de wet van 18 december 2016 tot vaststelling van het sociaal en fiscaal statuut van de student-zelfstandige is er een speciaal statuut voor student-ondernemers uit het hoger onderwijs in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2017 kunnen studenten die hun hogere studies combineren met ondernemerschap, genieten van beperkte sociale en fiscale voordelen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld gemakkelijker fiscaal ten laste van hun ouders blijven en genieten ze beperkte sociale rechten op het vlak van gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheid. Op die manier willen we als overheid de drempels naar het ondernemerschap verlagen en de bevordering van ondernemingszin faciliteren.
Bovendien kunnen studenten ook terecht bij hun Vlaamse hogeronderwijsinstelling, die door middel van het interne, instellingsspecifieke stimulansen, de student-ondernemers extra flexibiliteit in hun studies vraagt.
De opzet lijkt vruchten af te werpen. Onlangs kwam bijvoorbeeld in de media dat er een recordaantal student-ondernemers het nieuwe academiejaar aftrapt in Antwerpen. Het is echter nuttig om voor heel Vlaanderen in kaart te brengen wat de impact is van de geleverde inspanningen en na te denken over welke initiatieven er nog genomen kunnen worden.
Minister, op welke manier wilt u student-ondernemers in de toekomst stimuleren en ondersteunen in hun ondernemerschap?
Ziet u een evolutie in het aantal student-ondernemers de afgelopen jaren en hoe apprecieert u deze evolutie? Hoeveel student-zelfstandigen zijn er in Vlaanderen?
Welke begeleidings- en ondersteuningsinitiatieven die op heden voor student-ondernemers voorhanden zijn, worden het vaakst aangewend? Welke conclusies trekt u daaruit en op welke manier neemt u dit mee voor het ontwikkelen van eventuele nieuwe initiatieven?
Minister Weyts heeft het woord.
Het beleid rond het student-ondernemerschap is vrij recent. Niettemin zie je dat de instellingen er serieus op inzetten. Begin 2019 hebben we decretale wijzigingen aangebracht aan de Codex Hoger Onderwijs, waarbij in de zogenaamde niveaudescriptoren in de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het hoger professioneel onderwijs de term ‘ondernemend handelen’ en de frase ‘al dan niet als ondernemer’ werden toegevoegd. In de niveaudescriptoren van de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het academisch onderwijs werd de term ‘ondernemend handelen’ toegevoegd.
Het statuut van student-zelfstandige werd ingevoerd op 1 januari 2017. Daar heeft men een serieuze groei kunnen vaststellen. Het aantal student-zelfstandigen in Vlaanderen is geëvolueerd van 3541 in 2017 naar 5016 in 2019. Dat is positief. Het toont dat het beleid werkt en dat de hogeronderwijsinstellingen erin slagen om dat aantrekkelijk te maken. Er zal ook wel een pull and push-factor spelen. Daarnaast willen we niet noodzakelijkerwijs van elke student een student-zelfstandige maken. Wel willen we iedere student de mogelijkheid en ondersteuning bieden om zijn ondernemende vaardigheden wat aan te scherpen en de omkadering geven om een ondernemend project op poten te zetten.
Onderdeel van het onze studenten klaarstomen voor de snel wijzigende omgeving en maatschappij zijn net die vaardigheden om in een innovatief en ondernemend Vlaanderen aan de slag te gaan in de 21e eeuw.
Voor begeleidings- en ondersteuningsactiviteiten wordt samengewerkt met het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Op het niveau van het hoger onderwijs investeren de studentensteden in Vlaanderen, mede met Europese en Vlaamse Hermes-middelen, in de realisatie van ecosystemen voor jong ondernemerschap. Stad, onderwijsinstellingen, lokale bedrijven, Voka en UNIZO, jeugdhuizen en studentenverenigingen richten zich als samenwerkend netwerk op de ontwikkeling van dat potentieel en van de potentiële ondernemer in jongeren.
Ik denk dus wel dat dat in de lift zit en dat het goed gestimuleerd wordt. Dit is een voorbeeld van een succesvol beleid.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik ben blij met die aantallen. Het is positief dat we jonge mensen zien ondernemen. Duizend extra op enkele jaren tijd, dat is toch wel een groot aantal.
Minister, ik ga ervan uit, als ik het goed begrijp, dat we het huidige beleid voortzetten en dat we daar tevreden mee zijn. Of ziet u concrete nieuwe initiatieven? Zullen er op korte termijn projectoproepen of projectsubsidies worden gelanceerd richting die hogeronderwijsinstellingen? Of laten we het nu even zoals het is omdat het goed draait?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat het goed draait. Bekijk maar eens de verhouding van de cijfers. Ik toonde daarnet de evolutie van 3500 naar 5000. Op Belgische schaal zijn er maar 7200. Wij tekenen in 5016 van de 7203 student-zelfstandigen in België.
Wat de provinciale verdeling betreft, lag het aandeel in Antwerpen het hoogst: 1575 in 2019. In Vlaams-Brabant waren het er 900, in Oost-Vlaanderen 1186, in West-Vlaanderen 853 en in Limburg 503. Je ziet dus dat er provinciale verschillen zijn, al heeft dat natuurlijk ook te maken met de aantrekkingskracht van bepaalde onderwijsinstellingen en hun studentenaantal. De plaats van domicilie stemt ook niet noodzakelijk overeen met de plaats waar ze hun activiteit uitoefenen. Dat is misschien wel interessant om even mee te geven.
De heer Warnez heeft het woord.
Die regionale verschillen zijn zeker interessant, ook in het kader van de versterkte regionale middelen die naar Limburg en West-Vlaanderen zijn gegaan. Het is misschien goed om dat te blijven opvolgen en extra master- en graduaatsopleidingen te gaan lanceren om het student-ondernemerschap extra in de kijker te zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.