Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u hebt ongetwijfeld ook de boeiende hoorzitting die we hebben gehad naar aanleiding van de studie van Idea Consult met heel veel aandacht gevolgd. Daarin viel één zaak mij heel sterk op, namelijk dat 90 procent van de terugverdieneffecten van het dienstenchequestelsel naar de federale overheid gaat. Vlaanderen steekt bijna – hou u vast – 1,4 miljard euro in de dienstenchequesector. Minister, dat is de grootste hap uit uw budget, een gigantische hap.
Wat zijn die terugverdieneffecten? Het feit dat men geen werkloosheidsuitkeringen meer moet betalen en extra inkomsten op het vlak van sociale bijdragen. Ik vind dat we dat niet onopgemerkt voorbij mogen laten gaan, zeker gelet op onze kamerbrede consensus over het feit dat we het statuut van de poetsvrouw moeten versterken. Sommige dienstenchequebedrijven geven ook aan dat hun rendabiliteit in het gedrang kan komen. Ik vind dan ook dat de Vlaamse Regering een initiatief moet opzetten richting het federale niveau om na te gaan op welke manier de terugverdieneffecten voor een stukje naar Vlaanderen kunnen terugvloeien om ze dan te investeren in de mensen op het terrein. Ik denk dan in eerste instantie aan de poetsvrouwen, maar ook aan een betere omkadering en werkbaarheid.
Mijn vraag is heel concreet: bent u bereid om daarvoor een initiatief te nemen in de richting van het federale niveau?
Minister Crevits heeft het woord.
U weet dat Vlaanderen bevoegd is voor belangrijke thema’s waaronder arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding. Met de zesde staatshervorming kwamen daar een aantal zaken bij, zoals de dienstencheques. We hebben belangrijke hefbomen om meer Vlamingen aan een job te helpen. Het klopt ook dat bij de staatshervorming niet 100 procent van de middelen mee is overgedragen. Dat hangt samen met het feit dat de federale staatsschuld voor 100 procent een federale bevoegdheid bleef. Het is dus het best dat ik naar de Vlaamse begroting kijk.
Wat het financiële onderdeel betreft, kregen we bij de regionalisering van de dienstencheques een dotatie van bijna 1 miljard euro. Dat is niet de volledige kost van het dienstenchequesysteem. De budgetten voor de arbeidsmarktmaatregelen zijn maar deels overgedragen, namelijk 90 procent. Dat is het geval voor alle gewesten. Vlaanderen is nu bevoegd voor de dienstencheques. Ik ben niet van plan om die bevoegdheid te herfederaliseren, maar ik denk niet dat u dat wenst.
Tegelijkertijd hebben de gewesten meer autonomie gekregen op het vlak van de personenbelasting. Regio’s worden ook geresponsabiliseerd om hun uitgaven zelf te financieren. Vlaanderen heeft er alle belang bij om meer mensen aan de slag te krijgen en te houden in Vlaanderen. Het wordt daar financieel voor beloond. Dat maatregel per maatregel organiseren vind ik een beetje een rare manier van werken, want we kunnen die redenering om maatregel per maatregel een bonus te ontvangen ook toepassen op de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en op de sociale economie. Wat als mensen terug werkloos worden tijdens hun job in de dienstenchequesector of in de sociale economie? Of na drie maanden? Telt dat dan al dan niet mee als resultaat of als een half resultaat? Ik vind de huidige regeling goed.
Ik bevestig dat voor de arbeidsmarktmaatregelen maar een deel van de budgetten is overgedragen. Voor de dienstencheques is dat 90 procent. Anderzijds heeft Vlaanderen ook fiscale autonomie gekregen waardoor het zijn eigen zaken op orde moet proberen te houden.
De heer Ronse heeft het woord.
Het gebeurt niet vaak in deze commissie, maar dit keer ben ik het niet eens met de minister. (Gelach)
Ik vind trouwens dat hetzelfde geldt voor de sociale economie en voor alle inspanningen die VDAB doet. Regio’s moeten ook beloond worden voor die inspanningen. Dan pas kun je echt een beleid gaan voeren. Daarom ben ik uiteraard een uitgesproken voorstander van confederalisme.
Maar dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren. Het budget van de dienstenchequesector dat Vlaanderen daarvoor uittrekt, is zo omvangrijk. De terugverdieneffecten vloeien nagenoeg allemaal in de richting van het federale niveau, terwijl Vlaanderen enorm veel uitdagingen heeft in die sector. Ik vind dat we dat punt minstens op tafel moeten leggen, hetzij bij de huidige ploeg, hetzij bij de nieuwe federale regering, als die er ooit zou komen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het gebeurt ook niet zo vaak in deze commissie – alhoewel – maar ik ben het wel eens met het antwoord van de minister. (Gelach)
Het is een goede zaak dat hoe meer mensen aan het werk gaan, hoe beter voor de sociale zekerheid. Dat is op dit moment een federale bevoegdheid. Voor het verzekeringsprincipe en de solidariteit is het ook nog altijd het beste om dat op een zo hoog mogelijk niveau, althans qua financiering, te organiseren. Ik had het geluk – of het ongeluk, zo u wilt – om 547 dagen mee te onderhandelen, onder andere over de zesde staatshervorming. Het goede nieuws is inderdaad dat daar wat betreft het arbeidsmarktbeleid toch een bijzonder responsabiliserend effect in de nieuwe Bijzondere Financieringswet zit. Dat is niet mogelijk voor alle bevoegdheden, maar voor werk is dat inderdaad een mogelijkheid en die zit er dan ook in. Bovendien is de federale sociale zekerheid ook de Vlaamse, want die wordt merendeels gefinancierd door Vlaamse bijdragen. We hebben er belang bij in de verschillende regio’s, en zeker ook in de rijkste, om de terugverdieneffecten over de verschillende niveaus gespreid te zien. In deze zijn de grootste financiële terugverdieneffecten voor de sociale zekerheid.
Dat neemt niet weg, collega Ronse, dat het goed zou zijn om over het systeem van de dienstencheques – en dat zou ook in een resolutie van het parlement kunnen staan met aanbevelingen aan de regering – overleg te plegen met de verschillende deelstaten en de federale overheid om het systeem maximaal te stroomlijnen. Het zou goed zijn om zowel gebruikers als medewerkers en overheden maximaal te responsabiliseren en niet alleen de financiële maar ook de maatschappelijke terugverdieneffecten of ‘return-on-investments’ te optimaliseren.
Minister en collega Ronse, ik denk dat we het inderdaad fundamenteel oneens zijn. Er zijn terugverdieneffecten via de bijzondere financieringswet. Zoals collega Gennez heeft aangegeven, krijgen wij een flinke return als er meer mensen aan het werk gaan door de personenbelasting die dan het Vlaamse budget ten goede komt. Maar vooral: u schetst in uw vraag het beeld dat de federale overheid iets vreemds is, terwijl wij als Vlamingen meerderheidsaandeelhouder zijn van die federale overheid en we er alle belang bij hebben dat die federale overheid, en daaraan gekoppeld de sociale zekerheid, op een goede manier gefinancierd wordt.
Meer nog dan collega Gennez wil ik er ook op wijzen dat de Vlamingen niet alleen de grootste financiers zijn van de sociale zekerheid, maar ook de grootste gebruikers van de sociale zekerheid. Ik denk dat dat een niet onbelangrijk element is. De terugverdieneffecten van bijkomende tewerkstelling gaan net naar de Vlaming.
Dat neemt niet weg dat ikzelf en mijn partij voorstanders zijn van het verder uitbouwen van het Vlaamse bestuursniveau. Zeker op het vlak van arbeidsmarktbeleid kunnen bijkomende bevoegdheidsoverdrachten nuttig zijn. Mijn partij heeft er in het verleden voor gezorgd dat Vlaanderen is uitgebouwd tot het bestuursniveau dat het vandaag is. Er zijn weinig andere partijen die kunnen zeggen dat ze aan zoveel bevoegdheidsoverdrachten hebben meegewerkt als de onze. Dus ook in de toekomst zijn we daar zeker toe bereid. Doen alsof de federale overheid en de sociale zekerheid een soort vijandig en vreemd lichaam is, lijkt me echter een heel foute retoriek.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik stel vast dat er hier wat uiteenlopende standpunten zijn. Na de tussenkomst van de heer Bothuyne moet ik zeggen dat ik die zelf niet kan verbeteren.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Bothuyne, het federale niveau is niet ‘iets vreemds’. Maar het is wel fout om te zeggen dat wij de grootste gebruiker zijn van de sociale zekerheid. Mochten we dat volledig op Vlaams niveau organiseren, zouden we veel meer middelen hebben voor de sociale zekerheid. Proportioneel gaan er meer middelen van Vlaanderen naar het zuiden van het land, naar Wallonië, inzake sociale zekerheid. Bovendien heb ik er geen probleem mee om solidair te zijn, maar als je ziet dat men daar PWA- arbeidsovereenkomsten (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) oneindig lang laat bestaan, als je ziet dat men daar op een heel andere manier omgaat met de activering van mensen die werkloos zijn, als je ziet dat men daar een schabouwelijk beleid voert op het vlak van artsenquota, en dat allemaal op kosten van die sociale zekerheid waar wij onze Vlaamse middelen insteken, dan heb ik daar wel vragen bij. Ik denk dat die meer dan legitiem zijn. Ik denk dat dat een debat is dat zeker in deze coronatijden, waarin de budgetten op scherp staan, meer dan ooit moet worden gevoerd.
Wat de dienstencheque betreft wil ik nog een persoonlijke noot toevoegen. Mochten we in een confederaal model leven, dan denk ik dat een van de eerste beslissingen de afschaffing van de dienstencheques zou zijn. Dan kunnen we namelijk onze fiscaliteit zo vereenvoudigen en aanpassen dat het niet meer nodig zal zijn om 1,4 miljard euro subsidies te geven aan gezinnen om de hoge loonlasten te compenseren. Ik weid wat uit, maar het is altijd leuk om het communautaire in deze commissie boven te halen. Misschien kunnen we daar nog eens een hoorzitting over houden. Ik zou daar met veel plezier aan deelnemen.
Dank u voor de verhoogde amusementswaarde in onze werkzaamheden vandaag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.