Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik heb een vraag over de geplande wijzigingen aan het toewijzingssysteem in de sociale huur. De laatste weken rijzen er vanuit het werkveld een aantal vragen rond de geplande schrapping van het SVK-puntensysteem (sociaal verhuurkantoor). Zo geeft Tom Vandromme, onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen (UA), in een interview met het Vlaams Huurdersplatform aan dat er altijd een dubbel spoor van toewijzingen moet worden bewandeld: eentje op basis van chronologie en eentje voor meer acute situaties van woonnood. Eric Vos, directeur van Huurpunt, had een vergelijkbaar betoog gehouden in een vrije tribune in Knack. Daar werd zelfs gewaarschuwd voor een nakende stijging van de dakloosheid.
Een andere passage in het regeerakkoord gaat over de mogelijkheden die er aan steden en gemeenten worden gegeven in dit kader. Het betreft volgend citaat: “De gemeente kan maximaal 50% van het totale aantal sociale huurwoningen in de gemeente met voorrang toewijzen aan specifieke doelgroepen waarop tevens de lokale binding op van toepassing wordt. De gemeente kan daarvoor in overleg treden met welzijnsactoren en de sociale huisvester.”
In plaats van één centraal puntensysteem, kunnen gemeenten dan zelf accuraat inspelen op de specifieke noden in hun gemeenten en/of regio. Dat systeem heeft volgens onze fractie potentieel, want het blijft zo dat er voor zwakkere doelgroepen een segment van sociale woningen blijft voorbehouden. Ten tweede wordt aan een belangrijk mankement – dat ook door beide bovenvermelde auteurs wordt vermeld – van het huidige SVK-puntensysteem verholpen, namelijk dat op dit moment veel mensen het gevoel hadden dat ze voorbij gestoken werden door iemand binnen het SVK-puntensysteem. De gemeente kan immers veel beter uitleggen waarom een bepaalde doelgroep voorrang verdient ten opzichte van andere woonbehoeftigen dan dat de Vlaamse overheid dat voor het hele grondgebied kan.
Minister, hoe wilt u tegemoetkomen aan de bezorgdheden die er op dit moment leven? Wat kunt u doen om duidelijkheid te verschaffen?
We zien heel veel potentieel in de mogelijkheden die lokale besturen door het regeerakkoord krijgen in het toewijzingssysteem. Hoe kunt u lokale besturen ondersteunen om adequaat om te gaan met het nieuwe toewijzingssysteem?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega, dank voor uw vraag.
Het is inderdaad zo – en dat wil ik ook beklemtonen – dat de ene maatregel, zijnde de afschaffing van het SVK-puntensysteem, niet los kan of mag worden gezien van de maatregel waarbij lokale besturen de vrijheid krijgen om maximaal 50 procent van het totaal aantal sociale huurwoningen in de gemeente met voorrang toe te wijzen aan specifieke doelgroepen. Die twee zaken hangen wel degelijk samen. U geeft dat ook terecht in uw vraag aan.
Merk op dat de huidige bovengrens van maximaal 30 procent daarmee aanzienlijk bijgesteld wordt naar boven. Bovendien zal ook de versnelde toewijzing van artikel 24, § 2, van het kaderbesluit Sociale Huur blijven bestaan. Op basis van die bepaling kan minstens 5 procent van de toewijzingen gebeuren aan daklozen, personen met een geestelijk gezondheidsprobleem en jongeren die begeleid zelfstandig gaan wonen. Die 5 procent blijft dus evengoed overeind. Er hoeft dus geen vrees te zijn dat kandidaat-huurders met een hoge woonnood geen toegang meer zouden krijgen tot de sociale huisvesting.
Anderzijds verzekert het nieuwe toewijzingssysteem dat de andere woningen chronologisch worden toegewezen aan kandidaat-huurders die tot de doelgroep van de sociale huisvesting behoren, maar geen specifieke woonnood kunnen aantonen. Met deze maatregel kom ik tegemoet aan de verzuchting op het terrein, zoals u zelf ook aanhaalde, dat kandidaat-huurders zonder specifieke woonnood steeds worden voorbijgestoken door dringendere gevallen. Het draagvlak voor sociale huisvesting zal op die manier alleen maar vergroten. Een paar maanden geleden heb ik ook al aangegeven dat ik dat heel duidelijk merk in de mailbox. Mensen voelen zich meestal onheus en oneerlijk behandeld door dat voorbijsteken. Het is soms heel moeilijk uit te leggen, ook al kunnen er zeer goede redenen voor zijn. Het is niet evident voor mensen op een wachtlijst.
Er zal dus na de wijzigingen aan het toewijzingssysteem zeker sprake zijn van een dubbel spoor van toewijzingen, zoals u ook vermeldde in de inleiding bij uw vragen.
Hoe het nieuwe toewijzingssysteem en meer specifiek de toewijzing aan specifieke doelgroepen er precies zal uitzien, is op dit ogenblik nog niet bekend. De uitwerking ervan zal in nauw overleg gebeuren met de stakeholders: de woon- en welzijnsactoren en de besturen.
Zoals u zelf aangeeft, hebben gemeenten nu al de mogelijkheid om een doelgroepenbeleid te voeren voor de toewijzing van sociale huurwoningen op hun grondgebied. Heel wat gemeenten hebben dan ook een lokaal toewijzingsreglement met een doelgroepenplan. Ook inzake versnelde toewijzingen in de zin van artikel 18 van het kaderbesluit Sociale Huur, is in vele gemeenten een protocolakkoord of afsprakenkader opgemaakt.
Gemeenten kunnen bij het agentschap Wonen-Vlaanderen terecht als ze vragen hebben over het reguliere toewijzingssysteem en over de mogelijkheden van een lokaal toewijzingsreglement. Wonen-Vlaanderen begeleidt de gemeenten, als zij dat wensen, ook bij de opmaak van lokale toewijzingsreglementen zelf. Dat is vandaag zo en dat zal in de toekomst, met het nieuwe toewijzingssysteem, niet veranderen. Wij zorgen wel degelijk voor de nodige ondersteuning.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U legt heel duidelijk de link tussen enerzijds de afschaffing van het SVK-puntensysteem en anderzijds de mogelijkheden die de gemeenten krijgen en die door het regeerakkoord worden vergroot. Ik miste dat tot op heden voor een stuk in het debat.
Ik heb natuurlijk oor voor de bekommernissen rond de afschaffing van het puntensysteem, maar we mogen het inderdaad niet los zien van wat gemeenten kunnen doen. Ik denk dat er echt wel mogelijkheden liggen en dat we er ook voor zullen kunnen zorgen dat het woonbeleid meer op maat van de stad en de gemeente wordt gevoerd. In mijn gemeente ligt er een bijzonder groot Vlaams psychiatrisch ziekenhuis. Ik kan u zeggen dat dat ook een invloed heeft op de woonmarkt. Het zou kunnen dat onze gemeente hier rekening mee zal houden. Die mogelijkheid krijgen we ten volle.
Minister, misschien hebt u het gezegd, maar er bestaan al heel wat mogelijkheden om de lokale besturen te ondersteunen. Ziet u ook een opdracht weggelegd voor bijvoorbeeld de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om hiermee aan de slag te gaan en om bijvoorbeeld modelreglementen of pilootprojecten te ontwikkelen? De VVSG was een partner waaraan ik dacht, maar ik weet niet of hij relevant kan zijn.
De heer Veys heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat ook mijn fractie een groot voorstander is van een tweede spoor. Met een ‘tweede spoor’ bedoel ik niet alleen toewijzing op basis van chronologie, maar ook op basis van die woonnood. Want in de gesprekken met de sector merken we dat die SVK’s voor heel veel mensen een zeer dringende oplossing kunnen bieden. Ik vrees een beetje dat die 5 procent, met het systeem van versnelde toewijzing, niet voldoende zal zijn om dat te behouden. Bovendien, wat het voorbehouden van die 50 procent betreft, als het gaat over dak- en thuislozen, is de lokale binding daar wel degelijk nog op van toepassing. “De gemeente kan maximaal 50% van het totale aantal sociale huurwoningen in de gemeente met voorrang toewijzen aan specifieke doelgroepen waarop ook de lokale binding van toepassing wordt. De gemeente zal daarvoor in overleg treden met lokale welzijnsactoren (…)”
Ik wijs even op het onderscheid tussen die 50 procent uit het Lokaal Toewijzingsreglement en de 5 procent voor daklozen. Voor die 5 procent in verband met daklozen is de lokale binding niet van toepassing, voor die 50 procent wel.
Ja, dat heb ik niet beweerd. Er is de 5 procent op basis van artikel 24 en op basis van het Lokaal Toewijzingsreglement. Daarbij moet een sociale woonactor een sociale actor aanmelden in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) of een centrum algemeen welzijnswerk (CAW), wat ook al een extra drempel is. Maar dan verwijst u naar die 50 procent voor specifieke doelgroepen waarop de lokale binding van toepassing is. Die lokale binding zorgt ervoor dat daklozen tegen de muur lopen, want zij hebben heel vaak geen domicilie – ze zijn niet zonder reden dakloos. Voor hen is het natuurlijk moeilijk om dat aan te tonen. Bovendien zijn kwetsbare mensen heel mobiel. Ik vrees dat dit geen voldoende oplossing zal zijn.
Hoe dan ook zal mijn fractie steeds meewerken om in een systeem te kunnen voorzien om te kunnen toewijzen op basis van die woonnood. Maar dan komen we telkens opnieuw bij dezelfde vraag: waar moeten die mensen naartoe als dit niet volstaat? Komt er dan een druk op de OCMW’s? Vandaag ervaren we dat sommige OCMW’s een treinticket naar Brussel kopen voor mensen. Dat gebeurt effectief. Als rijke regio zouden we in 2020 toch wat meer ambitie kunnen tonen.
Tot slot heb ik nog een vraag, minister. In de commissie van 13 februari reageerde u op een andere vraag van mij, over het afschaffen van dat SVK-puntensysteem. U zei toen dat we daar pas tegen het einde van volgend jaar mee zouden klaar zijn. Begrijp ik het goed? Eind 2021 zal het puntensysteem verdwenen zijn en tegen 1 januari 2023 gebeurt de fusie naar één woonactor?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Zoals terecht werd aangehaald, minister, is er heel veel onrust op het terrein. Groen deelt die onrust zeker. Uit de werking van het SVK-puntensysteem blijkt dat de SVK’s voor het grootste deel personen met de hoogste woonnood bereiken. De cijfers van 2018 tonen dat twee derde van de kandidaat-huurders uit die categorie van hoogste woonnood binnen het jaar een woning had via een SVK. 70 procent van al die mensen waren dakloos of liepen een reëel risico daarop.
U zegt dat lokale besturen na afschaffing van het SVK-puntensysteem met een nieuwe regelgeving dan inderdaad maximaal 50 procent van het totale aantal sociale woningen met voorrang kunnen toewijzen aan specifieke doelgroepen. Maar daarmee is natuurlijk niet gezegd dat zij, ten eerste, 50 procent zúllen toewijzen, en, ten tweede, dat ze het aanbod zullen toewijzen aan de mensen met de hoogste woonnood. Want als we nu kijken naar de bestaande lokale toewijzingsreglementen, zien we dat die voorrangsregels vooral worden gebruikt voor andere doelgroepen, bijvoorbeeld senioren. Dat zou kunnen veranderen, maar we zijn daar niet zeker van. Ik hoor u en mevrouw Jans zeggen dat we die twee beslissingen niet los van elkaar mogen bekijken, dat ze verbonden zijn. Ú kunt dat wel vinden, maar als die regelgeving verandert, dan ligt de bal in het kamp van de lokale besturen. En als de lokale besturen dat níét vinden, dan staan we daar. Ik ben daar dus absoluut niet zo optimistisch over. Stel dat de lokale besturen die visie níét volgen, dan zullen we effectief, zoals de heer Eric Vos zegt, een nakende stijging hebben van de dakloosheid. Minister, u bent daarvoor bevoegd. Wat zult u doen? Hoe zult u die mensen opvangen?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, het nieuwe systeem dat eraan komt, zal op vele vlakken tegemoetkomen aan de verzuchtingen op het terrein. U hebt er zelf al naar verwezen. Op lokaal vlak zullen steden en gemeenten hierdoor zelf beleid kunnen voeren door voorrang te geven aan die specifieke doelgroepen.
Maar er is ook het zeer frustrerende systeem waarbij kandidaat-huurders zonder specifieke woonnood telkens opnieuw worden voorbijgestoken door de dringende gevallen. Dat is een heel grote frustratie op het terrein waaraan we tegemoet zullen moeten komen. Ik begrijp de ongerustheid wel degelijk. Bij elke hervorming is er ongerustheid en hier hebben we dan ook nog eens te maken met specifieke doelgroepen. Ik begrijp zeker de onrust die daarover bestaat, maar ik veronderstel dat er na de invoering van dit systeem een evaluatie zal gebeuren. Dan zullen we kunnen zien of er nog problemen op het terrein zijn waarvoor we een oplossing moeten vinden. De evaluatie is zeker op zijn plaats.
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega's, de bezorgdheden die jullie uiten over de afschaffing van het puntensysteem vanuit de SVK's bereiken ons ook. We gaan daarover in dialoog, zoals we al verschillende keren gedaan hebben, en we nemen dat wel degelijk mee. De hervorming loopt nu en we zijn bezig met de rondetafelconferenties. De vraag was of de VVSG daarbij kan worden betrokken; zij zitten mee aan die rondetafelconferenties. In die zin zijn ze dus wel betrokken.
We zijn ermee bezig. De bezorgdheden worden nu uitgepraat en we zullen kijken wat daarvan het resultaat is. Er zijn natuurlijk ook veel meer andere initiatieven genomen, zoals Housing First enzovoort. Samen met Welzijn is er nog heel wat te doen. We zullen zien welk concreet voorstel daaruit zal komen.
Mijnheer Veys, die 5 procent versnelde toewijzing voor daklozen blijft sowieso bestaan bij de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s). Dat moet je natuurlijk relatief bekijken. Tegenover een SVK is een SHM relatief gezien veel groter. Als je bij SVK's bijvoorbeeld 1000 toewijzingen per jaar hebt en bij SHM's bijvoorbeeld 10.000, dan is 5 procent daarvan al 500. Dat is de helft van de toewijzingen bij SVK's. In die zin is die 5 procent relatief gezien wel degelijk heel belangrijk.
Het voorbeeld van het OCMW dat treintickets koopt, dat wil ik wel eens horen. Dat is inderdaad onaanvaardbaar, daarover zijn we het eens.
Het puntensysteem zal worden ingevoerd samen met die regelgeving, zodat er één woonactor komt. We moeten nog een heel traject doorlopen in de komende jaren. Dat zal samen gebeuren.
Mevrouw Moerenhout, u merkte op dat lokale besturen die bevoegdheid hebben. Ja, dat klopt. Lokale besturen zijn daarvoor bevoegd. Het is een principiële keuze die we hebben gemaakt in het hele woonbeleid dat lokale besturen het best geplaatst zijn om die verantwoordelijkheid op te nemen. In die zin lijkt me dat te verdedigen. Ik blijf erbij dat ze daar een bijzondere rol te spelen hebben. Ik ga er wel van uit dat ook lokale besturen de juiste intentie hebben, ongeacht de partijen die aan het stuur zitten, om die problemen op te lossen. Het voorbeeld van dat OCMW dat treintickets zou kopen naar Brussel, spreekt dat misschien wel wat tegen, maar het gros van de lokale besturen heeft wel degelijk de juiste intenties inzake die problematiek.
Wij delen jullie bezorgdheden en nemen die ook mee naar de gesprekken die we in de komende weken en maanden zullen hebben. Hoe de hervorming er uiteindelijk zal uitzien, zullen we zien na die gesprekken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik stel voor dat we de lokale besturen, die de verantwoordelijkheid in handen zullen krijgen, zo sterk mogelijk ondersteunen. De bezorgdheid over het afschaffen van dat puntensysteem en daaraan gelieerde zaken, het is goed dat die naar boven komt, zodat we die zo vroeg mogelijk kunnen capteren. Dan kunnen we in dialoog gaan. Misschien kunnen we daar in de toekomst in de commissie nog verder rond werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.