Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
We zijn nu in de week voor het reces. Over deze periode wil ik een vraag stellen. Eén of twee weken voor een vakantie mag een leerkracht niet vervangen worden tenzij de school die zelf betaalt. Dat was een beslissing van de Vlaamse Regering in 2015, als ik me goed heb geïnformeerd. Een afwezige collega mag veertien dagen voor of tijdens korte vakantieperiodes niet worden vervangen. Dat geldt ook voor de hele maand juni. Scholen kunnen dat dus wel doen, maar moeten dat dan op contractuele basis met eigen middelen doen.
Hoe gaat dat dan in de praktijk? Collega’s proberen dan voor iemand anders in te springen om een te grote lesachterstand te vermijden. Men vraagt iemand om eens een uurtje les te geven of men zet de leerlingen een uurtje in de studie en dergelijke meer. Minister, uw voorgangster, minister Crevits, gaf aan dat dit alles te maken had met het feit dat de overheid anders tijdens de vakantieperiodes twee keer moet betalen, zowel de vervanger als degene die normaal de les geeft. Een bijkomend argument was dat men voor een vakantieperiode toch al vaak examens heeft, waardoor het probleem minder groot is.
Feit is dat deze ingreep toch heel wat kopzorgen meebrengt voor directies, een extra belasting is voor collega’s die inspringen maar ook voor ouders van wie de kinderen soms wel 10 tot 6 uur les per week zien wegvallen. Denk maar aan een groot vak als wiskunde waar men 8 uur per week van kan hebben of andere vakken met 5 uur per week. Daarnaast vraag ik ook aandacht voor scholen in het buitengewoon onderwijs. Die geven op een heel andere manier les. De gevolgen van dit besluit van 2015 wegen veel zwaarder door voor die leerlingen. Zulke kinderen kun je niet zomaar een week of twee in een studielokaal zetten. In zo’n buso-school (buitengewoon secundair onderwijs) zijn die dagen voor een vakantie gewone schooldagen, er zijn geen examens, lesvrije dagen of deliberaties.
Minister, heeft de Vlaamse Regering de gevolgen van deze besparingsmaatregel wel in kaart gebracht, enerzijds de financiële besparing voor Vlaanderen maar anderzijds ook de negatieve gevolgen voor de scholen? Ik kan me moeilijk voorstellen dat zij geen feedback van de gevolgen heeft gekregen. Als zij die gevolgen niet in kaart gebracht heeft, waarom niet? Als ze het wel gedaan heeft, zou ik graag een rapport zien over het effect in positieve en in negatieve zin. Waarom heeft de Vlaamse Regering de mogelijkheid niet onderzocht om dat dubbel betalen in de vakantie af te schaffen? Als je iemand twee weken laat vervangen, dan vind ik het ook niet nodig dat die dan ook meteen de vakantie doorbetaald krijgt. Maar dat is misschien destijds door de vakbonden afgedwongen, dat weet ik niet, maar allicht wel. Waarom wordt het buso, dat amper 4 procent uitmaakt van het totaal, niet buiten deze regeling gehouden? Bent u bereid om deze besparingsmaatregel te herbekijken? Welke andere initiatieven zult u ter zake desgevallend nog nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Er heeft ter zake geen evaluatie plaatsgevonden. Desondanks is er vroeger al wel de mogelijkheid uitgewerkt waarbij vervangingseenheden van de niet-ingevulde vervangingen kunnen worden ingezet in periodes voor een vakantie. Hierdoor kunnen scholen beter inspelen op lokale noden en hoeven ze geen vervangers aan te stellen op contractuele basis.
De dubbele betaling van zowel de titularis als de vervanger tijdens de vakanties is niet afgeschaft omdat op die manier de vervangers voor de periode van de vakantie op de werkloosheid zouden terugvallen. Dat wilden we te allen prijze vermijden. We willen dat ook voor tijdelijke leerkrachten die ad hoc inspringen de vervanging aantrekkelijk blijft.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het gewoon en het buitengewoon secundair onderwijs. Dat onderscheid is tijdens de onderhandelingen niet aan bod gekomen.
Anderzijds staan we voor grote budgettaire uitdagingen. We willen heel wat extra investeren in het onderwijs ‘as such’, dus we zijn er ook niet van uitgegaan om besparingsmaatregelen uit het verleden in vraag te stellen. Met ingang van het schooljaar 2018-2019 heeft de Vlaamse Regering in het kader van het lerarentekort een aantal maatregelen genomen die betrekking hebben op betere vervangingsmogelijkheden van afwezige personeelsleden.
Een eerste mogelijkheid bestaat erin dat schoolbesturen van het basis- en secundair onderwijs de mogelijkheid hebben om niet-ingevulde vervangingen om te zetten in vervangingseenheden en nadien aan te wenden in de wervingsambten van het personeel. Die vervangingseenheden kunnen eveneens aangewend worden om afwezige personeelsleden te vervangen in perioden die zich situeren binnen de veertien kalenderdagen vlak voor een korte vakantieperiode.
Een tweede maatregel die is ingevoerd en trouwens ook in het schooljaar 2018-2019 van start is gegaan, bestaat erin om vervangingen flexibeler te maken via het pilootproject lerarenplatform. Dat pilootproject komt in een volgende vraag nog aan bod, dus ik ga daar nu niet verder op ingaan.
We bekijken een en ander nog. Wij hebben een afweging gemaakt tussen de grote nood aan middelen in functie van extra investeringen die we nog beogen en we zijn niet uitgegaan van een evaluatie of invraagstelling van maatregelen die in het verleden genomen zijn. Die hadden aanvankelijk een besparingseffect, maar vervolgens zijn er nog milderende maatregelen bij gekomen met betrekking tot vervangingsmogelijkheden. In het kader van de discussie rond de beleidsnota kunnen we nog wel wat voorstellen bespreken, maar dit is de stand van zaken.
De heer Laeremans heeft het woord.
Het ziet er zeer moeilijk en technisch uit, al die mogelijkheden met betrekking tot vervanging en die platformen. Ik ken er veel te weinig van, moet ik eerlijk zeggen, maar ik noteer wel de noodkreet van directies. Zij zullen ongetwijfeld geprobeerd hebben om dit opgelost te krijgen, maar ik stel vast dat zij geen gehoor vinden. Ik kan er nog in komen dat u niet de financiële middelen hebt om dat zomaar voor iedereen te gaan oplossen, maar is er dan geen mogelijkheid om die 4 procent van ons secundair onderwijs een beetje op weg te helpen? Als jullie de goede weg en de mogelijkheden kennen, dan zijn de mensen in het werkveld daar in elk geval niet van op de hoogte. Ik zou er dan toch voor willen pleiten om die directies te briefen over de mogelijkheden om de problemen op te lossen. Ik heb de indruk dat ze zich in de steek gelaten voelen, en dat zou ik toch wel willen verhelpen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is inderdaad juist dat we moeten proberen zieke leerkrachten zoveel mogelijk te vervangen door iemand die bekwaam is. Ik denk dat dat absoluut juist is. Ik wil wel verwijzen naar de omzendbrieven die hierover gaan. Omzendbrieven zijn weliswaar ruim, maar in die brieven staan allerlei mogelijkheden opgesomd. Misschien kan het antwoord van de minister op uw vraag gewoon ook al bezorgd worden, want ik vind dat hij een vrij goed overzicht geeft. Iets wat in sommige scholen soms vergeten wordt, is dat het mogelijk is om leerkrachten overuren te laten werken, die betaald kunnen worden. Leerkrachten willen dat ook wel doen. Het is dan zaak om die leerkrachten op een andere manier te ontlasten, iets wat vooral in het secundair onderwijs mogelijk is.
Naar aanleiding van deze vraag kan misschien gekeken worden om dit hoofdstuk bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) nog wat meer ‘in the picture’ te zetten of een soort van ‘flowchart’ te voorzien – ik weet niet wat het juiste Nederlandse woord voor ‘flowchart’ is, maar u weet dat vast wel, minister –, waarop je kunt volgen wat je in welk geval kunt doen, met de juiste verwijzingen. Dat kan misschien handig zijn.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil in het bijzonder ingaan op de derde vraag met betrekking tot het buitengewoon secundair onderwijs (buso).
U zegt dat de besparingsmaatregelen van de vorige regering niet kritisch tegen het licht werden gehouden bij deze regeringsvorming. Maar is die keuze destijds zo bewust gemaakt? Heeft men er destijds rekening mee gehouden dat we inzake het buitengewoon onderwijs effectief voor een bijzondere situatie staan?
Er is daar inderdaad geen periode waarin examens worden georganiseerd, waardoor misschien, mijnheer Daniëls, mensen met wat overuren zouden kunnen inspringen. De noden in dat buitengewoon onderwijs zijn echt wel zeer specifiek. Daarom zou het toch minstens aangewezen zijn dat de minister, nu hij kennis heeft van die problemen, eens zou onderzoeken of er zich in het buitengewoon onderwijs specifieke noden stellen die ook een oplossing op maat vergen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, dat het domein Onderwijs moeilijk en technisch is, kunnen we allemaal onderschrijven. Maar we mogen de schoolbesturen en directies toch ook niet onderschatten. Ze zijn van heel veel zaken op de hoogte en kennen de kanalen waar ze terecht moeten om hun vragen te stellen.
Minister Weyts heeft het woord.
De problematiek wordt terecht aangekaart. Het probleem van die veertien dagen – en in de praktijk is het wellicht een kortere periode – lijkt mij niet onoverkomelijk op het niveau van het reguliere basis- en secundair onderwijs. Met enige pragmatiek slaagt men er daar wel in om – zeer tijdelijk – voor de nodige alternatieven te zorgen.
Ik veronderstel dat de vraagstelling is ingegeven door de specifieke thematiek vanuit het buso. Want ik begrijp wel dat het daar anders is. Enerzijds zit men daar mogelijk met enige krapte en anderzijds vergt het wel wat specialisatie. Je kunt daar niet eender wie voor inschakelen. In de andere voorbeelden die ik heb gegeven, volstaat het om administratief personeel en dergelijke te laten inspringen voor de opvang.
In dezen zal ik via AGODI nagaan wat het stroomdiagram of stroomschema zou kunnen opleveren. Zo wordt duidelijk welke pragmatische oplossingen er op dat vlak kunnen worden aangewend, wanneer die vraag heel concreet zou komen, voor zulke heel specifieke gevallen. Ik denk niet dat je meteen heel de regelgeving, zoals die geldt voor het basis- en secundair onderwijs in zijn totaliteit, in vraag moet stellen. Maar vanuit enige pragmatiek zou je wel kunnen inspelen op de specifieke noden vanuit het buso.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u om daarin toch een beetje te willen meegaan.
Mijn vraag was heel specifiek gericht op dat buitengewoon secundair onderwijs. Want in de maand juni gaat het over dertig dagen. Dat zijn ongeveer twintig lesdagen. Dan heb je iemand nodig die, soms de hele dag, voor de klas staat, zoals in het lager onderwijs. Daarvoor kun je dan niet iemand van het secretariaat inschakelen. Dat gaat niet. Die specifieke problematiek is te groot. Je hebt daarvoor echt vervanging nodig. Je kunt die jongeren toch niet gedurende een maand aan hun lot overlaten of bij een andere klas proppen.
Ik hoop dus dat uw diensten daar toch eens naar kijken en dat men, via een secretaris bijvoorbeeld, het antwoord bezorgt van hoe die mensen daar nu mee aan de slag moeten. Want het is niet evident. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.