Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de Week van de Geletterdheid, die liep van 9 tot 15 september 2019, lag de focus op ouders met kinderen in het kleuter- en lager onderwijs. Er werd benadrukt dat de school een belangrijke hefboom is om aan de geletterdheid van ouders te werken. Er verscheen daarover trouwens een interessant artikel in Klasse, waarin professor Maurice De Greef die stelling onderschreef en illustreerde.
Uit het Strategisch Plan Geletterdheid, dat de Vlaamse Regering in september 2017 goedkeurde, weten we dat heel wat partners aan zet zijn om de strategische en operationele doelstellingen ervan via meerdere acties na te streven en te realiseren. In een van de doelstellingen wordt ook het leerplichtonderwijs expliciet genoemd. Daar is sprake van het structureel verankeren van geïntegreerde geletterdheidstrajecten voor ouders met kinderen in het basis- en secundair onderwijs. Het leerplichtonderwijs enerzijds en de expertisecentra zoals de centra voor basiseducatie (CBE’s) en de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) anderzijds, zijn heel belangrijke actoren die daar samen aan kunnen werken. Ondertussen konden we vaststellen dat er ook op dat vlak mooie acties worden ontwikkeld op het werkveld. Ook gekoppeld aan datzelfde Strategisch Plan Geletterdheid om goede praktijken structureel te verankeren, is dat uiteraard een goede zaak.
In het nieuwe regeerakkoord lezen we de juiste analyse dat de verlaging van de leeftijd waarop de leerplicht aanvangt, vanaf het schooljaar 2020-2021 een bijkomende opportuniteit vormt om nog eerder gericht in te zetten op de geletterdheid van alle jonge kinderen. Als vanzelfsprekend houdt die verlaging ook in dat onze basisscholen eerder kennis kunnen maken met meer ouders van jonge kinderen.
Ook vanuit de overtuiging dat de geletterdheid van kleuters nog beter versterkt kan worden als ook hun ouders, als ze daar nood aan hebben, in hun geletterdheid worden versterkt, zou ik u graag volgende vraag stellen, minister.
Welke nieuwe mogelijkheden ziet u om, naar aanleiding van het verlagen van de leeftijd waarop de leerplicht aanvangt, in samenwerking met expertisecentra en de basisschool van hun kinderen bijkomende initiatieven te ontwikkelen die de geletterdheid van de ouders van leerplichtige kleuters nog versterken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk in eerste instantie dat de verlaging van de leerplichtleeftijd van zes naar vijf jaar op dat vlak echt een opportuniteit biedt, waarbij we maximaal moeten proberen om kinderen zo vroeg mogelijk maximaal vertrouwd te maken met het Nederlands. Het gaat misschien nog om een kleine groep die nu nog niet ingeschreven is of voldoende aanwezig is op vijf jaar, maar het gaat in dat geval vaak net over kwetsbare kinderen, die die taalstimulansen en taalontwikkeling net heel hard nodig hebben. Anderstalige kleuters krijgen zo, door het intensief volgen van Nederlandstalig kleuteronderwijs en door een heel deel van de dag ondergedompeld te worden in een Nederlandstalige omgeving, meer onderwijskansen om het lager onderwijs te kunnen aanvatten.
Uiteraard gebeurt die onderdompeling in de onderwijstaal het best ook maximaal voor de leeftijd van vijf jaar. Dat spreekt voor zich. Net daarom blijven we ook maximaal inzetten op kleuterparticipatie vanaf de leeftijd van drie jaar. We hebben daarvoor ook oog voor de samenwerking met Kind en Gezin, omdat dat toch wel de instantie is die echt over de vloer komt bij de mensen.
Van alle vijf- tot zesjarigen gaan we een uniforme net- en koepeloverschrijdende gestandaardiseerde taalscreening afnemen. We koppelen dat aan de verlaging van de leerplichtleeftijd en we gaan die screening dus ook verlagen, waarbij we de bestaande ‘toolkit’ willen omvormen tot één taalscreening. Ik denk dat er vandaag vier of vijf verschillende taaltesten of taalscreeningsmogelijkheden bestaan. We willen daar een uniforme, net- en koepeloverschrijdende en gestandaardiseerde taalscreening van maken. Dit moet overal te lande vergelijkbaar zijn.
Door meer anderstalige kleuters naar ons onderwijs te leiden, zullen we ook meer ouders van die kinderen bereiken. Om de geletterdheidsvaardigheden van die ouders te versterken, zullen we het Strategisch Plan Geletterdheid verder uitvoeren. Op basis van het wetenschappelijk onderzoek stellen we immers vast dat er een correlatie is. Dit plan is eind 2017 door de vorige Vlaamse Regering goedgekeurd, maar loopt nog tot 2024.
We zullen ook inzetten op de samenwerking tussen de scholen in het basisonderwijs en de centra voor basiseducatie. De school kan een belangrijke hefboom zijn om de geletterdheid van ouders te versterken. Ik geef enkele voorbeelden van de acties die we hebben ondernomen of die nog op stapel staan.
In 2019 was de campagne ‘Week van de Geletterdheid’ specifiek gericht op schoolteams in het basisonderwijs. Het was de bedoeling te informeren over de problematiek van laaggeletterdheid bij ouders en concrete tools aan te reiken om de geletterdheid van die ouders te kunnen versterken. In navolging daarvan zullen we volgend voorjaar een studiedag organiseren om de scholen in het basisonderwijs en de centra voor basiseducatie nog dichter bij elkaar te brengen.
In het licht van de nulmeting voor het Strategisch Plan Geletterdheid hebben dertien centra voor basiseducatie gerapporteerd dat er in het schooljaar 2017-2018 al 103 samenwerkingen met scholen waren. Door die samenwerkingen bereikten de centra voor basiseducatie over alle onderwijsniveaus heen, dus in kleuter-, basis- en middelbare scholen, tijdens dat schooljaar 1423 ouders. Dat is toch al een serieus aantal.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk het belangrijk is te vermelden dat een op zeven volwassenen in Vlaanderen problemen heeft met de omgang met informatie. Dat gaat dan ook over e-mail, internet en rekenen. Ik denk dat we het wat ruimer moeten zien dan enkel de focus op taal, want problemen met geletterdheid zorgen ervoor dat iemand niet kan meedraaien in de kennismaatschappij. Dit gaat veel ruimer dan enkel het kennen van het Nederlands.
Ik vind het belangrijk dat in het Vlaams regeerakkoord staat dat de basiseducatie op dat vlak een belangrijke taak heeft gekregen met betrekking tot de vorming van mensen die de taal niet machtig zijn. Ik hoop dat de inspiratiedagen en de Week van de Geletterdheid een goede basis kunnen zijn om scholen en leerkrachten te vormen. Ze moeten aandacht hebben voor ouders die niet mee zijn, die problemen hebben om hun kinderen te begeleiden, die niet kunnen helpen met het huiswerk en dergelijke.
Ik hoop dat we dit ruimer kunnen opentrekken dan enkel de anderstalige kleuters. Ook de kleuters die kwetsbaar zijn, die het thuis moeilijk hebben en die geen begeleiding krijgen, moeten worden begeleid.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, het Departement Onderwijs en Vorming is een van de partners die in verband met dit dossier hun verantwoordelijkheid duidelijk moeten en zullen opnemen. Dit dossier moet echter samen worden bekeken met de ministers verantwoordelijk voor de beleidsdomeinen Welzijn en Integratie en Inburgering.
Het spreekt voor zich dat het zeer belangrijk is dat de ouders van schoolgaande kinderen een basisgeletterdheid hebben. In het derde Strategisch Plan Geletterdheid lezen we dat laaggeletterdheid, ondanks alle rees geleverde inspanningen en toegekende middelen, voor de Vlaamse Regering een belangrijk aandachtspunt blijft.
Het is positief vast te stellen dat er een halvering is van het aantal volwassenen zonder diploma van het secundair onderwijs en dat het aandeel volwassenen met een diploma van het secundair of hoger onderwijs met 10 procent is gestegen.
Minister, zult u met uw collega’s van Welzijn, Inburgering en Integratie overleggen om werk te maken van meer geletterdheid? Het is immers ontzettend belangrijk dat ook nieuwkomers geletterd functioneren in een samenleving, zoals overigens ook te lezen staat in het regeerakkoord.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik denk dat er geen discussie bestaat over het belang van geletterdheid en geletterdheid bij de ouders. De achterstand waarmee kansarme groepen vandaag worden geconfronteerd, wordt alleen maar versterkt wanneer de ouders de taal niet machtig zijn. Het verlagen van de leerplichtleeftijd kan daar volgens mij een belangrijke bijdrage in leveren. Er is een heel grote participatie vanaf de leeftijd van 2,5 jaar, maar het is juist binnen de groep waarop we vandaag maximaal moeten inzetten, dat die participatiegraad lager ligt.
Minister, worden er acties ondernomen om ook ouders van kinderen uit risicogroepen er nog meer toe aan te zetten hun kleuters al vanaf de leeftijd van 2,5 jaar naar school te brengen? Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat die ouders vanaf het moment dat zij hun ouderlijke plicht vervullen, worden opgenomen in een traject waarin zij de taal machtig zijn en in die taal kunnen communiceren met de school. Dat is cruciaal, zowel voor de ouders zelf als voor de toekomst van hun kinderen binnen het Vlaams onderwijs.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, u maakt in de beleidsplannen meer geld vrij voor het kleuteronderwijs. Ik denk dat kleuters enkel aan taalverwerving kunnen doen op school als er voldoende kleine klassen zijn. Het is dus heel belangrijk dat er meer leerkrachten in de klassen komen. Mijn dochter zit in de tweede kleuterklas en in haar klas zijn negen van de negentien kinderen anderstalig. Ik denk dat die anderstalige kinderen weinig aan taalverwerving doen, precies omdat er zo’n grote diversiteit is. Er is nood aan meer leerkrachten in het kleuteronderwijs om die kleuters het Nederlands te kunnen aanleren. Uit onderzoeken blijkt immers dat de kleuters het meest leren van de kinderverzorgster die de pampers ververst en de dingen benoemt. Ik hoop dan ook dat daar werk van gemaakt zal worden.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik wil even reageren op de laatste tussenkomst, maar ook op de thematiek. Als ik het goed heb begrepen, wijzen heel wat onderzoeken uit dat kinderen vooral van kinderen leren en dus niet van de kinderverzorgster die de pamper ververst. Zij leren vooral van de vriendjes met wie ze nadien gaan spelen. Ik ben helemaal voor kleinere klassen, maar als we de geletterdheid van de groep waar de heer De Gucht over spreekt, willen optrekken, hebben we alle belang bij een goede mix in de scholen. Net dat zorgt voor een grotere geletterdheid. In die zin denk ik dat maatregelen zoals de afschaffing van de contingentering en het naar beneden halen van die brede inschakeling en van de mix, ervoor zal zorgen dat de geletterdheid van die groep achteruit zal gaan in plaats van vooruit.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer De Witte, ik was niet van plan om tussen te komen, maar u gooit hier wel een aantal zaken door elkaar. U koppelt de dubbele contingentering aan geletterdheid. Ik zou daar toch voorzichtig mee zijn, als u wilt dat kinderen Nederlands kunnen spreken. Ik ken heel wat klassen in een stedelijke context waar er geen Nederlands kan worden gesproken omdat het Nederlands er gewoon niet de gemeenschappelijke taal is. (Opmerking van Kim De Witte)
Dat is niet noodzakelijk zwart. In Sint-Gillis-Waas, dat eigenlijk een landelijk dorp is, spreekt ook niet iedereen dezelfde taal. Er zijn heel veel verschillende talen en die zijn niet noodzakelijk zwart. En dan komen we bij de maatregel die de minister naar voren heeft geschoven, namelijk de taalscreening en taalbaden, waar we heel sterk op moeten inzetten. Het is belangrijk om die kinderen maar ook hun ouders zo snel mogelijk die taal te laten spreken. Dat is ook heel belangrijk wanneer we het hebben over inburgering en integratie.
Ik heb nog een laatste punt, wat die contingentering betreft. Heel die complexe problematiek van de dubbele contingentering heeft helaas één ding aangetoond, namelijk dat het in de feiten niet zo heel veel heeft veranderd. Ik zou er dus toch mee opletten al die zaken op één hoop te gooien.
Mevrouw Tavernier heeft heel terecht gewezen op dat Strategisch Plan Geletterdheid, dat heel veel elementen bevat.
Minister Weyts heeft het woord.
Gelukkig hebben we voor het kleuteronderwijs al extra financiering. Er komt ongeveer 60 miljoen euro bij en dat biedt wel wat mogelijkheden. Anderzijds wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat laaggeletterdheid gemakkelijk van generatie op generatie wordt doorgegeven. We moeten maximaal trachten via de ouders de kinderen te bereiken en via de kinderen de ouders.
De vraag werd gesteld om samen te werken buiten het beleidsdomein Onderwijs. We werken nauw samen met Kind en Gezin en met het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (EXPOO). Ik heb daarvan enkele concrete voorbeelden gegeven. Maar we zullen de komende maanden nog nagaan, in samenwerking met Kind en Gezin en het Netwerk Basiseducatie, of we themapakketten kunnen ontwikkelen die bestaan uit een specifiek inhoudelijk aanbod dat de centra voor basiseducatie kunnen aanbieden aan laaggeletterde ouders, in samenwerking met partners van Kind en Gezin. Het zijn vooral zulke concrete zaken.
Het staat als een paal boven water – en ik hoop dat we het daar allemaal over eens zijn – dat de kinderen zelf maximaal baat hebben bij een volledige onderdompeling, zo vroeg mogelijk, in een Nederlandstalige omgeving.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, ik stel deze vraag, de eerste vraag in de commissie Onderwijs die ik mag stellen, omdat ik zelf lid ben van de raad van bestuur van Basiseducatie Brugge-Oostende-Westhoek.
Ik heb daar heel wat geleerd en gezien. Ik heb vooral gezien dat er een groot taboe is rond het ontbreken van de juiste competenties of rond ongeletterdheid. Er werd hier heel vaak gesproken over taal, maar ik wil nogmaals benadrukken dat geletterdheid over veel meer gaat dan je enkel kunnen uitdrukken in een bepaalde taal. Het gaat over het begrijpen van dingen die je in het dagdagelijkse leven meemaakt, over kleine briefjes en mails, maar ook over kennis van bepaalde zaken die je eigenlijk gewoon moet hebben om te kunnen leven, werken en kinderen op te voeden. Dat wil ik nog eens benadrukken.
Er is nog heel wat werk om dat taboe te doorbreken. Het zijn niet alleen anderstaligen of mensen die naar hier komen, die problemen hebben. Een op de zeven mensen heeft problemen rond geletterdheid.
Maar ik ben hoopvol, want ik heb hier heel wat goede voorbeelden gehoord. Ik hoor dat er 103 samenwerkingen waren tussen de CBE’s en het leerplichtonderwijs. Ik zie ook opportuniteiten in het regeerakkoord. Ik hoop dat we daarvan verder werk kunnen maken in de komende vijf jaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.