Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, voor het eerst is de recreatieve zeevisserijsector aan onze kust in kaart gebracht. Onderzoekers van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) onderzochten in nauwe samenwerking met de vissers zelf de omvang, de vangsten en de directe economische waarde van de recreatieve zeevisserijsector.
In 2017 brachten de ruim 2000 recreatieve zeevissers volgens onze eerste berekeningen samen 212,6 ton visserijproducten uit het Belgisch deel van de Noordzee aan land, wat slechts 1 procent van de totale bekende commerciële en recreatieve aanvoer vertegenwoordigt. De directe uitgavenpost is goed voor ruim 5 miljoen euro, een bedrag dat dient aangevuld te worden met de indirecte economische meerwaarde, onder andere via toerisme, waarover vandaag nog geen exacte cijfers bestaan, als ik me niet vergis.
Deze cijfers voor 2017 zijn volgens VLIZ-onderzoeker Thomas Verleye een primeur voor de Belgische sector. Voor het eerst is er duidelijkheid hoe groot de recreatieve sector is en hoe de vangsten zich verhouden tot de vangsten van de commerciële sector. Volgens de recreatieve visserijsector kan dit onderzoek de basis vormen van een regelgeving ‘op maat’ voor de sector die dat toch niet onbelangrijk vindt.
Minister, zult u op basis van dit onderzoek een regelgeving op maat uitwerken in overleg met de sector? Bent u bereid om meer aandacht te besteden aan vergunningen en controles bij de recreatieve zeevisserij zodat enkelingen de sector niet verder kunnen besmeuren en het kind met het badwater niet wordt weggegooid?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, in 2017 werd inderdaad de recreatieve zeevisserij in kaart gebracht door onderzoekers van het VLIZ en van het ILVO. Deze instituten werken reeds langer samen, maar voor de eerste keer werd er een volledige inventaris van de sector gemaakt. Ze hebben een monitoring gedaan van de vangsten aan de hand van onder andere vrijwillige rapportering door sportvissers, want er is geen registratie- en vergunningsplicht voor de sportvissers op zee.
Momenteel gelden voor de recreatieve zeevisserij enkel technische beperkingen voor de sleepnetvisserij en een baglimiet voor het zeehengelen. Er geldt natuurlijk een algemeen verbod op commercialisatie en er zijn geografische beperkingen. De vangsten op kabeljauw worden beperkt tot 15 kilogram per persoon per dag, en zeebaars mag niet worden aangeland.
Vooral het verbod van vangst op zeebaars kwam zwaar aan bij de recreatieve visserij. Het is een maatregel waarover tijdens de laatste Europese decemberraad, waar de vangstmogelijkheden worden bepaald, uitgebreid werd gediscussieerd. We vernemen dat de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) zijn bestandsraming van de zeebaars mogelijk zal hernieuwen omdat de mortaliteit van teruggezette zeebaars was overschat. Hierdoor kan het ICES-advies gunstiger uitpakken dan het eerste. Bij de bespreking van de total allowable catch (TAC) en quotamaatregelen voor 2019 zal daar dus meer duidelijkheid over zijn. Ik neem deze problematiek uiteraard mee.
Een ander knelpunt dat vaak wordt aangehaald, is de verplichte sluiting van alle visserijen, zowel beroeps- als recreatief, na uitputting van het quotum voor een bepaalde soort. Dit vloeit voort uit de Europese quota, en dat is u allen bekend.
Ik zie niet direct mogelijkheden voor regelgeving op maat door de Europese context. Natuurlijk ben ik steeds bereid om verder in overleg te gaan met de recreatieve vissers om te kijken of er knelpunten zijn waar we wel oplossingen voor kunnen vinden en waar we iets aan kunnen doen.
U vraagt of ik bereid ben om meer aandacht te geven aan de vergunningen. Ik heb zopas aangehaald dat er nu geen registratie- en vergunningsplicht is. Ik ben geen voorstander om dat in te voeren, dat zou heel wat administratieve last meebrengen, maar als de sector vragende partij is, wil ik dit zeker bespreken. We moeten daar dan toch de voor- en de nadelen goed tegen elkaar afwegen.
U vraagt meer aandacht voor controles. Vandaag gebeuren controles door een aantal gespecialiseerde korpsen. Voor een aantal onder hen is de controle van de sportvisserij een prioriteit wegens het relatieve gemak waarmee de regels kunnen worden gehandhaafd. Het aantal inzetdagen van patrouillemiddelen blijft beperkt in verhouding tot het totaal aantal individuele visreizen. Dat is nu eenmaal zo.
In dat verband kijken mijn diensten na wat de mogelijke impact is van een aanpassing die recent werd voorgesteld in het kader van de Europese controleverordening. De aanpassing voorziet in een uitbreiding van de controlebepalingen op recreatieve visserijen. Dat is nog in een vroege fase. We moeten dat goed bestuderen en kijken hoe we daarmee omgaan. Dat moet nog in de Europese Raad en het Europees Parlement worden besproken. Dat komt eraan.
Dat is een heel duidelijk antwoord, minister. Voor alle duidelijkheid, wij zijn zeker niet voor extra administratieve rompslomp en om de mensen nog extra werk te geven. Het gaat over recreatieve visserij, u hebt daar gelijk in. Het is mijn devies: goede afspraken maken goede vrienden. Duidelijke transparantie en afspraken over wat kan en niet kan, kan al veel problemen voorkomen. Dat is het punt dat ik wens te maken.
We hebben nu die monitoring. Dat is een mooie, grote stap vooruit. Dat is heel erg positief. Ik denk dat de sector inderdaad vragende partij is om goed in overleg te blijven, en om dat positief te blijven benaderen. Zij zijn geen vragende partij voor een extra pak administratief werk, dat is zeer duidelijk.
Voor mij zijn het antwoord en de informatie voldoende.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nooit het geduld gehad om te gaan vissen. Ik ben wel een grote consument van vis. Ik heb evenmin ooit goesting gehad om te gaan jagen, toch ben ik een groot amateur van wild. (Opmerkingen)
Ik heb een soort gespleten persoonlijkheid die sommigen misschien gaat intrigeren. (Gelach)
Ik had vroeger een vriend die aan speelvisserij deed. Ik werd overvloedig bevoorraad.
We moeten voorzichtig zijn. De recreatievisserij is een potentiële concurrent voor de beroepsvisserij. Dat moet een beetje in het oog worden gehouden, zodat we geen pseudovissers krijgen door de recreatievisserij.
Ik heb geluisterd naar de minister, en men moet bijna een computer aan boord van zijn vaartuig hebben om te weten welke vis men wanneer, hoe lang en hoe groot mag binnenhouden en landen. Het is niet ‘aan land brengen’ maar ‘landen’. Een vis kan landen. Ik dacht dat alleen vliegende vissen konden landen, maar ook gewone vissen kunnen landen.
Sommige Hollandse lijnvissers bedienen zich van de vergunningen en komen in onze waters vis plegen.
Er is een LIVIS-project (lage-impactvisserij), een convenant rond duurzame visserij. Daar zijn ze tot een rapport gekomen. Ik weet niet of u daarover vragen hebt gekregen en/of antwoorden gaat geven. Het zou interessant zijn om te weten welke voorstellen daar voorliggen.
Om de natuur te beschermen wordt bijna alles zo mathematisch uitgerekend dat men op den duur niet meer weet wat wanneer mag door wie en waar.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Mijnheer De Croo, de monitoring die nu gebeurd is, is het vervolg van het LIVIS-traject dat een aantal jaren gebeurd is. Dat zit wel zeer goed. Ik ben zeer blij dat de monitoring gebeurt en dat we toch een beetje zicht beginnen te krijgen op de Vlaamse recreatieve visserij.
Ik denk dat de heer Vandenberghe met zijn tweede vraag vooral doelt op de zogezegde grijze zone die er bestaat. Er is een soort semiprofessionele visserij. We mogen die woorden niet uitspreken omdat dat zogezegd niet bestaat. Mijns inziens bestaat dit nog altijd. Ik stel straks nog een vraag over een niet-wetgevend rapport van het Europees Parlement. Er is gisteren over gestemd. Het is een zeer interessant rapport dat ik iedereen die begaan is met de recreatieve visserij, aanraad om te lezen. Zij geven dat een andere naam, ze spreken daar over de semizelfvoorzieningsvisserij, niet de semiprofessionele visserij. In het rapport geven ze aan dat het toch echt wel bestaat.
De heer Vandenberghe vraagt hoe we ervoor kunnen zorgen dat de sector niet verder wordt besmeurd. Dat zijn dus vooral personen die te veel vis vangen en deze gaan verkopen aan restaurants en dergelijke zonder de visveiling te passeren. Het is dus niet voor eigen gebruik. Of ze trakteren heel de straat met een visbarbecue. De semiprofessionele visserij bestaat echt, het is een grijze zone. We moeten kijken hoe we dat kunnen aanpakken. Met handhaving of meer controles? Of moet er verder worden gewerkt aan de uitbreiding van een kleinschalige professionele visserij? Dat zou een optie kunnen zijn. Ik kijk halsreikend uit naar oplossingen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil iets zeggen in de geest van mevrouw Vermeulen. Ik heb eerst een interpretatieve vraag aan de minister.
Is dat ene procent dat naar voren komt uit het onderzoek van het ILVO een probleem? Of is dat geen probleem? Is dat iets om te negeren of om in te dijken? Hoe moeten we daarnaar kijken? Het lijkt wel veel in tonnenmaat, maar het is misschien wel heel erg weinig verstorend voor het ecologisch systeem.
Mijn tweede vraag gaat over de handel, over het semiprofessionele en semicommerciële systeem dat daarachter zit. Minister, is het mogelijk om daar in Europees verband een onderscheid te maken tussen de pure recreatie, mensen die het voor hun hobby doen en minimale hoeveelheden vis meenemen, en mensen die daar toch handel mee drijven? Die laatsten bevinden zich ongetwijfeld op de rand van de legale handel. Moeten we daarin een onderscheid maken? Dat lijkt mij wel aangewezen.
Ik wil nog een kleine beschouwing in de rand geven. Het valt me op, zowel in deze commissie als op andere vergaderingen, dat het ILVO vermeld wordt door collega's uit meerderheid en oppositie als een gezaghebbende bron. Dat gebeurt niet alleen in deze commissie, we hebben het al veel meegemaakt. Hieruit blijkt volgens mij toch wel dat het gaat over een instelling binnen een bepaalde sector die algemeen vertrouwen geniet. Dat kan niet van alle overheidsinstellingen worden gezegd.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Straks staat er nog een vraag over recreatieve visserij op de agenda. Een aantal bijkomende vragen die hier worden gesteld, hebben daarop betrekking en zullen straks zeker aan bod komen. Het LIVIS-rapport, mijnheer De Croo, is het basisrapport. Dat is het rapport waarop de vraag van de heer Vandenberghe is gebaseerd. Dat is een zeer waardevol werk dat het ILVO en de VLIZ-voorzitter samen hebben gerealiseerd.
1 procent is inderdaad heel beperkt en het is goed dat dat beperkt is, collega Caron. Dat is goed voor de duurzaamheid, want het is een beperkte vangst. Aan de andere kant is de concurrentie voor de professionele visserij kleiner. Voor alle duidelijkheid, het ene mag niet tegenover het andere worden gezet. Het gaat hier over een heel andere problematiek, de recreatieve versus de professionele visserij.
Aan de hand van de gegevens die we nu hebben, trekken we een aantal lessen. We moeten het niet nodeloos moeilijk maken voor de vissers om hun hobby te beoefenen. Het is zoeken naar een evenwicht: voldoende controle en regelgeving en de hobby uitoefenen. Ik heb begrepen dat dat ook de zorg is van collega Vandenberghe. We zullen waar we kunnen graag ingaan op de bezorgdheden in de sector.
Ik vond het een heel interessant debat. Uiteindelijk moeten beide sectoren worden gerespecteerd, zowel de professionele als de recreatieve. Ze hebben allebei hun belang. Zoals mevrouw Vermeulen zegt, moet de grijze zone worden aangepakt. Dat bedoel ik inderdaad met die besmeuring. Maar ook in de recreatieve visserij bedoelen de meesten het goed. Dat is een positief punt om af te sluiten. We moeten blijvend en voortdurend de twee op elkaar afstemmen in het belang van alle actoren. Als we daarin slagen, kunnen ze perfect met elkaar samenleven.
Ik zal dit verder opvolgen. We mogen dit zeker niet uit het oog verliezen. Mevrouw Vermeulen zal dat wel samen met mij goed opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.