Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, naar aanleiding van een aantal concrete situaties waarop directeurs me hebben gewezen, stel ik deze vraag om uitleg over iets wat me opmerkelijk lijkt. In de omzendbrief SO/2005/04, die de afwezigheden in het secundair onderwijs regelt, staat in artikel 2.1.7, dat zijn grond vindt in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 1997, artikel 14ter inzake de gewettigde afwezigheden, over “het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling” te lezen dat de leerlingen van rechtswege gewettigd afwezig zijn voor “het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerlingen, overtuiging die door de school moet worden gerespecteerd. De desbetreffende afwezigheden moeten vooraf door de betrokken personen gemeld worden aan de school met verwijzing naar het feit dat de betrokken leerling zal deelnemen aan de feestdag. In die scholen waar een keuzevrijheid rond de cursus godsdienst/niet-confessionele zedenleer bestaat, is de door de leerling gemaakte keuze niet voldoende om de afwezigheid voor de beleving van de feestdag te wettigen. Op zich is deze gemaakte keuze zelfs niet determinerend om recht te hebben op een dergelijke afwezigheid. Uitsluitend de hoger vernoemde melding is doorslaggevend.”
In mensentaal komt deze bepaling er, bijvoorbeeld, op neer dat de ouders van een leerling van het officieel onderwijs die er vanuit zijn geloofsovertuiging voor heeft gekozen het vak katholieke godsdienst te volgen in theorie twee dagen vrijaf kan vragen voor het Loofhuttenfeest van de joodse religie, een religie waarvoor hij niet heeft gekozen.
Indien het enkel theorie zou zijn, zou ik deze vraag om uitleg niet stellen, maar het blijft echter niet bij theorie. We hebben vanuit het onderwijsveld concrete voorbeelden gekregen. We hebben een aantal zeer concrete bekommernissen hieromtrent.
Minister, wat is uw standpunt over het feit dat een leerling die een keuze aangeeft – want dat moet je doen in het officieel onderwijs – voor een bepaalde levensbeschouwing of niet-confessionele zedenleer, na die keuze afwezigheden op feestdagen van andere godsdiensten, waarvoor hij niet heeft gekozen, toch inroept als gewettigd afwezig? Kan de school de afwezigheid weigeren, dus ongewettigd maken, in het concrete voorbeeld, omdat de betrokken leerling feestdagen volgt van een religie die zijn ouders niet aanhangen, confer de keuze die hij maakte?
Minister, overweegt u de regelgeving of de omzendbrief aan te passen, zodat de leerlingen enkel gewettigd afwezig kunnen zijn voor de levensbeschouwelijke feestdagen die verband houden met hun opgegeven keuze, weliswaar als die binnen het reguliere schooljaar vallen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, uw vraag is interessant.
U verwijst terecht naar het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 1997 op de controle van de inschrijvingen van leerlingen in het secundair onderwijs. Dat besluit bepaalt dat schoolafwezigheden wegens het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling, als gewettigde afwezigheid gelden.
De enige voorwaarde is dat de ouders of de meerderjarige leerling zelf de school daar vooraf van in kennis stellen. Als hieraan is voldaan, kunnen dergelijke afwezigheden nooit – nóóit! – als ongewettigd worden beschouwd. Een school kan met andere woorden dus niet weigeren dat een leerling op de dag van de feestdag afwezig blijft op school. Uiteraard wil dat niet zeggen dat de leerling de leerstof die op die dag behandeld wordt, niet moet beheersen. En als er die dag een evaluatiemoment is gepland, dan zal die leerling dat examen moeten inhalen of op een andere manier moeten worden geëvalueerd.
In het officieel onderwijs maakt een leerling bij het inschrijven een keuze tussen een van de levensbeschouwelijke vakken, zedenleer of de vrijstelling. In die zin kun je verwachten dat in de meeste gevallen de keuze van levensbeschouwelijke cursus en het afwezig zijn op bepaalde feestdagen terug te brengen zijn op dezelfde levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling in kwestie. In het vrij onderwijs is dat niet het geval omdat er, vertrekkend van het pedagogisch project, meestal slechts één levensbeschouwelijke cursus wordt ingericht.
Collega Daniëls, als men de lijn van overeenstemming zou doortrekken, dan zouden leerlingen in het vrij onderwijs nooit vanuit hun overtuiging op school gewettigd afwezig kunnen zijn. Want er zijn heel veel leerlingen die een andere levensbeschouwing aanhangen en toch in het katholiek onderwijs schoollopen. Dat zou wat mij betreft niet alleen een schending betekenen van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de leerlingen, maar ook officiële en respectievelijk vrije scholen in een soort van ongelijke positie brengen. Dat staat in grote spanning met artikel 19 van de Grondwet, waarin staat dat een persoon meer dan één levensbeschouwing kan aanhangen. We zitten daar om die reden dus in een wat moeilijke situatie.
De kernvraag is: kan een leerling, zich beroepend op de vrijheid van godsdienst, gewettigd afwezig blijven op school tijdens een religieuze feestdag? Het antwoord hierop is ‘ja’. Ik geef nog een voorbeeld. Een kind kan ouders hebben die elk een andere levensbeschouwing aanhangen – dat maken we ook mee in Vlaanderen – en het kind dus opvoeden naar deze twee levensbeschouwingen. En wat doe je dan? Het is dan de feestdag van de mama of de feestdag van de papa. Je zit daar ook wat mee gewrongen.
Ik raakte het daarnet al even kort aan en wil het hier ook benadrukken: ouders die wegens het pedagogisch project voor een vrije school kiezen, kunnen hun kinderen toch laten deelnemen aan feestdagen eigen aan hun levensbeschouwelijke overtuiging.
Mijnheer Daniëls, ik vind het belangrijk dat u voorbeelden geeft van potentieel misbruik. Want elke regel die we in Vlaanderen hebben, kan worden misbruikt. En als we zien dat er systematisch regels worden misbruikt, dan vind ik ook dat we moeten bekijken op welke manier we ingrijpen. Maar de deur meteen sluiten, lijkt mij ook geen juiste keuze, omdat je dan weer anderen zult treffen.
Op dit ogenblik heb ik geen harde gegevens dat er grote problemen zouden zijn. Ik zal hier de regel toepassen die ik al vaak heb toegepast. Als jullie wél signalen krijgen vanuit scholen, zullen wij dat met onze administratie sowieso opnemen. Want het is uiteraard nefast indien leerlingen, zoals u zelf suggereert, zouden ‘levensbeschouwingen hoppen’ om meer feestdagen te hebben. Op die manier schiet je natuurlijk ook in je eigen voet.
Mijnheer Daniëls, ik ben bereid om een bevraging te doen over het probleem dat u aankaart en te bekijken of dat op veel plaatsen als een probleem wordt erkend. Op dit ogenblik zou ik liever geen omzendbrieven aanpassen, om redenen die ik u al heb gemeld, namelijk omdat je langs de andere kant van het spectrum met een probleem zit. Maar ik pik het wel op en bespreek het zeker met de mensen van mijn administratie. Zij kunnen dus ook nagaan in hoeverre er misbruiken zouden zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp het voorbeeld dat u geeft. Als een leerling kiest voor een school die op confessionele gronden is ingericht, zoals een katholieke school, en die leerling is van thuis uit niet katholiek, dan begrijp ik dat u zegt: ‘Als we dat zouden doen, dan kan die bijvoorbeeld niet op een feestdag van zijn godsdienst thuisblijven en dan komen we in de problemen met de Grondwet.’ Dat begrijp ik.
Maar in het officieel onderwijs maak je wel degelijk een keuze. En die keuze wordt getekend door beide ouders. Ik hoop nu niet dat we nu nog verder zullen gaan in het officieel onderwijs en dat we zullen zeggen: ‘Je mag twee keuzes van godsdienst maken.’ Want dan zie ik mijn collega Krekels naast mij, die schepen van Onderwijs is, in de planning van haar school helemaal door het dak gaan. En dan denk ik dat de discussie over opgeleide leerkrachten die dat moeten geven, nog zeer regelmatig door collega Sminate zal worden gesteld. En dan wil ik het ook nog niet hebben over de mogelijke organisatie van het onderwijs. Dat lijkt mij dus geen wijs idee te zijn.
Anderzijds – en het gaat inderdaad toch over onderwijs – proberen we maximaal elke onderwijsdag te gebruiken. Ik zie scholen die proberen om pedagogische studiedagen te beperken. Ik zie scholen die vanuit de doorlichting opmerkingen krijgen over dat ze een halve examendag te veel hebben ingericht en dat de leerlingen bijgevolg te weinig les hebben gehad. Dan kunnen we toch niet toelaten dat, als een leerling zeer duidelijk voor één godsdienst in het officieel onderwijs heeft gekozen, die leerling dan, creatief als leerlingen zijn – waarvoor we hen natuurlijk moeten feliciteren – toch alle andere feestdagen meeneemt als vakantie.
Minister, ik wil oproepen om aan dat zottekesspel – laat ons eerlijk zijn – paal en perk te stellen, ook in het belang van de scholen. Een school weet welke godsdienst leerlingen in het begin van het schooljaar hebben aangeduid en kunnen er, in het officieel onderwijs, redelijkerwijs rekening mee houden dat die leerlingen er niet zullen zijn op bepaalde momenten. Wanneer andere leerlingen dan meedoen omdat het fijn is om niet naar school te moeten gaan, dan stelt mijn fractie daar toch vragen bij. Kunnen we dat niet beter in kaart brengen?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik was voor mijn examen chemie wel graag voor één dag moslima geweest. Ik had dan ook het fantastische resultaat van 26 op 100.
Het is niet omdat je afwezig bent dat je het examen niet moet afleggen, mevrouw Brusseel.
Het was een grapje.
Dit is een zeer interessante maar ook moeilijke discussie. De godsdienstvrijheid impliceert mijns inziens niet dat je vrijaf moet kunnen krijgen maar, en u mag me corrigeren als ik fout ben, ik denk dat de omzendbrief om vrijaf te geven voor feestdagen een redelijke oplossing is voor een probleem dat zich anders zou stellen. Maar de Grondwet houdt de vrijheid in om te geloven wat men wil. Mijnheer Daniëls, men mag de ritus aanhangen die men verkiest, men is daarin vrij. Men is ook vrij om niet te geloven, ook dat is een belangrijk aspect van die Grondwet. Het zijn eigenlijk vaak de ouders die gelovig zijn en die keuzes maken voor hun kinderen. Eigenlijk zou ik de grondwetspecialisten daarover wel eens samen willen zetten met de kinderrechtencommissaris om ten gronde een aantal zaken te bespreken.
Men kan dus perfect in september katholiek zijn en tegen het eind van het schooljaar joods of moslim, niets houdt dat tegen. Ik begrijp niet altijd de mechanismen die spelen in bekeringen, ik begrijp ook niet altijd de mechanismen die spelen in geloof, maar de vrijheid is er en die is belangrijk.
De vraag is hoe we omgaan met feestdagen die vallen tijdens examens. Ik denk dat dat een heikel punt is, ook omdat ik oog heb voor de problemen waar leerkrachten mee worden geconfronteerd, want daar hebben we het nog niet over gehad. Er wordt van hen gevraagd om zeer grondig, degelijk te evalueren, om erop toe te zien dat leerlingen eerlijk worden geëvalueerd en zij dus geen moeilijker examenvragen krijgen wanneer ze een uitgesteld examen hebben dan zij die de eerste maal het examen hebben afgelegd. Zij krijgen met andere woorden een uitgesteld examen eind juni, maar dat mag niet moeilijker of gemakkelijker zijn dan het examen dat de rest van de klas begin juni heeft afgelegd. Dat zijn praktische zaken die daaruit voortvloeien en die voor de leerkrachten niet altijd evident zijn. Ik wil erop wijzen dat daar dus gevolgen aan verbonden zijn.
Ik begrijp wel dat het zeer gevoelig zou liggen om het Suikerfeest niet te kunnen vieren wanneer iedereen dat viert, maar ik als ouder, zoals mijn moeder destijds voor mijn examens deed, zou toch de keuze maken om de focus te leggen op studeren. Maar nogmaals, de Grondwet heeft het over vrijheid en de omzendbrief bepaalt dat men thuis mag zijn. Vraag is dan, minister, of er mogelijkheden zijn om dat te bespreken en daar praktische oplossingen voor te vinden, om rekening te houden met de verzuchtingen van de leerkrachten, en dat is een vraag die ik heel nadrukkelijk wil stellen.
Indien we geen godsdienstonderwijs zouden hebben, indien godsdienst in alle vrijheid een privéaangelegenheid zou zijn en het officieel onderwijs LEF zou aanbieden in plaats van godsdienst, dan hadden we niet het probleem dat men eerst kiest voor het ene en dat men vervolgens afwezig is op een vrije dag voor de andere godsdienst. Dan kan men alvast die discussie niet hebben.
De heer De Meyer heeft het woord.
De Grondwet en godsdienstvrijheid zijn natuurlijk geen onbelangrijke zaken en die wijzigt men niet in een paar minuten. Dat is ook niet de bedoeling van deze vraag om uitleg.
Ik begrijp een aantal zorgen die de heer Daniëls heeft geformuleerd maar het blijft voor mij, maar dat kan misschien worden verduidelijkt, op dit moment een beetje theoretisch. Om het echt beter te kunnen inschatten, zou ik graag meer zicht krijgen op die concrete voorbeelden en de zorgen die daarover leven in de betreffende scholen. Gaat het over twee scholen in Vlaanderen, gaat het over tientallen scholen, gaat het over honderd scholen?
Wanneer er sprake is van een aanpassing van de regelgeving, moeten we goed weten of het vooral gaat over een theoretisch probleem, over een uitzonderlijk probleem of over situaties die zich dagelijks voordoen. Ik ben bereid om daar verder over te discussiëren, maar ik zou graag nog wat meer informatie krijgen om het goed te kunnen inschatten.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, ik ben daarnet een engagement aangegaan ten aanzien van de heer Daniëls dat ik dit verder zal bekijken. De administratie heeft daar nu geen zicht op, maar ik wil dit zeker opnemen. Mevrouw Brusseel heeft terecht geschetst wat de contouren van de regelgeving zijn, maar daarbinnen moeten we wel proberen misbruiken te vermijden. We volgen dit zeker verder op.
De heer Daniëls heeft het woord.
Op dit moment ontstaat er een debat over wat er met elkaar in verhouding staat. Het zijn die gewichten waar het over gaat. Wij vragen daar aandacht voor. We denken dat we van mensen, ouders en leerlingen een vorm van redelijkheid mogen verwachten. Je mag om het even welke godsdienst aanhangen, maar een school is geen private plaats maar een gestructureerde organisatie.
Verder is er ook het belang van de leerling zelf. Het is niet wijs om jezelf de kans te ontnemen om onderwijs te krijgen.
Ik kijk dan heel concreet naar de examens. Scholen proberen nu in het kader van de ramadan leerlingen te verzetten naar de namiddag, maar het is zeer lang licht. Er zijn leerlingen die tijdens de examens flauwvallen, leerlingen die volledig uitgeput zijn, die zeer geagiteerd zijn. Minister, en dan zijn we aan het spreken over de ongekwalificeerde uitstroom. Ik hoor hier dan organisaties ervoor pleiten dat leerkrachten op basis van afkomst in een delibererende klassenraad beslissingen zouden nemen. Tja, men kijkt naar objectieve cijfers. Leerlingen kunnen niet op hun stoel blijven zitten of vallen echt flauw: het lijkt me dan niet volledig uit de lucht gegrepen dat ze dan niet zo’n goed examen zullen afleggen.
Op dat vlak wil ik hier in de commissie Onderwijs in het belang van de leerlingen er toch wel toe oproepen het gezond verstand te doen zegevieren. Feestdagen in het licht van de godsdienst die men aanhangt, in het officieel onderwijs? Ja. In het vrij onderwijs? Ook ja, denk ik, maar dan wel één, en niet alles aankruisen wat er is. Collega’s, in het licht van de gekwalificeerde uitstroom moeten we nog eens goed nadenken over hoe we ouders en leerlingen kunnen motiveren, voor hun eigen toekomst, om in maximaal goede omstandigheden examens af te leggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.