Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, samen met de heer Hendrickx ben ik zeer actief in het Beneluxparlement, onder meer in de commissie Buitenland. We hebben ons daar de afgelopen jaren gebogen over de mogelijke gezamenlijke organisatie of samenwerking voor de deelname aan internationale tentoonstellingen.
Het gaat over meerdere wereldtentoonstellingen, het gaat over meerdere initiatieven, meerdere types van tentoonstellingen. Er wordt vaak gedacht dat er alleen maar de grote wereldtentoonstellingen zijn zoals in Shangai of Milaan. Maar er zit wel wat meer achter het Bureau International des Expositions (BIE).
De Federale Regering besliste een budget van 13 miljoen euro vrij te maken voor deelname aan de wereldtentoonstelling te Dubai in 2020. Daarmee zal wel een en ander kunnen worden gerealiseerd. Dat is een federale beslissing, maar er zijn heel wat andere aspecten aan deze materie verbonden.
Zoals ik zei: het BIE deelt de exposities in in vier types. Er zijn de klassieke wereldtentoonstellingen met miljoenen bezoekers, grote paviljoenen, veel prestige; iedereen wil zich daar van zijn beste kant laten zien en tonen hoever de samenleving staat op diverse terreinen. Dat zijn de grote uitwisselingsfora en daar wordt over grote universele uitdagingen nagedacht. Zo hadden we stedenbouw in Shanghai en recentelijk voeding in Milaan. Dan zijn er de internationale gespecialiseerde tentoonstellingen. Deze internationale events staan in het teken van de oplossingen voor een specifieke uitdaging voor de mensheid. We hadden er zo een rond de bescherming van de oceanen te Yeosu in 2012. Deze expo’s zijn kleiner en de deelnemende landen komen niet met een eigen paviljoen maar maken gebruik van grotere zalen en expositieruimtes om hun stand in te richten. Er zijn wereldtentoonstellingen specifiek gericht op de horticultuur, met de nadruk op innovatie en vorming. Dan kennen we nog een speciale. Voor Vlaanderen met onze modeacademie en andere ‘fashiongerichte’ ondernemers is dat interessant. Ik doel op de Triënnale van Milaan.
Vorig jaar vond van 10 juni tot 10 september een internationale gespecialiseerde tentoonstelling plaats te Astana waar België niet aan deelnam. Het thema was nochtans zeer actueel: ‘future energy’. Er gaat nauwelijks een week voorbij dat minister Tommelein niet aan de weg timmert voor toekomstgerichte energie in Vlaanderen. Nederland, dat een van de grootste investeerders is in Kazakhstan, was daar goed vertegenwoordigd, met een eigen paviljoen.
In maart van dit jaar heeft Flanders Investment & Trade (FIT) een oproep gelanceerd aan de Vlaamse bedrijven om deel te nemen aan de realisatie van de grootse Belgische tuin op de wereldtentoonstelling te Beijing over horticultuur volgend jaar. Voor deze sector, die in Vlaanderen sterk is uitgebouwd, zal deze tentoonstelling ongetwijfeld opportuniteiten bieden. Dat is niet ver weg. Het is goed dat FIT daar volop op inspeelt.
In 2022 en 2025 worden wereldtentoonstellingen gepland. Deze exposities zijn ook een opportuniteit om eventueel in Benelux -verband te werken aan een gezamenlijke internationale presentatie. Zowel bij enkele handelsmissies als op cultureel gebied werd al samengewerkt tussen Vlaanderen en Nederland. Voor die samenwerking, minister-president, hebt u mee aan de weg getimmerd.
In zijn aanbeveling over de Benelux-samenwerking in het kader van internationale events, die in november 2015 werd aangenomen in de plenaire vergadering, verzoekt het Beneluxparlement de regeringen om de Benelux-samenwerking te concretiseren op internationale tentoonstellingen door een Benelux-paviljoen op te richten, waarbinnen elke lidstaat én deelstaat het gekozen thema autonoom kan invullen. De tentoonstellingen bieden een uitgelezen kans om ook op dit gebied samen te werken in Benelux-verband, en om ons internationaal samen met Nederland, Luxemburg en de andere gefedereerde entiteiten aan de wereld voor te stellen. We denken ook dat er schaalvoordelen mogelijk zijn, wat de kosten kan drukken.
Welke contacten zijn er met de regeringen van de Benelux-landen, de Federale Regering of de regeringen van de andere deelstaten over de gezamenlijke deelname in Benelux-verband aan internationale events en tentoonstellingen?
Ziet u een opportuniteit in de deelname van Vlaanderen aan de tentoonstellingen waar België niet aan deelneemt? Kan in die gevallen worden overwogen om hier met andere Benelux-partners wel aan deel te nemen zonder dat de federale overheid moet participeren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Kennes, ik heb kennisgenomen van de vraag van het Beneluxparlement. Ik heb geen weet van contacten over een gezamenlijke deelname in Benelux-verband aan internationale events en tentoonstellingen. Ik heb kennisgenomen van het antwoord van het Comité van Ministers. Dat zegt dat dit geval per geval moet worden bekeken. Het kan maar als drie landen tegelijk zeggen dat ze dat willen doen in een Benelux-samenwerkingsverband. De Benelux op zich kan niet beslissen om deel te nemen, aangezien het BIE alleen nationale lidstaten erkent als lid.
Het zou inderdaad kostenbesparend kunnen zijn. Ik zie dat in de motivering staat: ‘Benelux nam niet deel of neemt minder vaak deel wegens de kosten’. België en Luxemburg zouden een samenwerking of synergie kunnen creëren. Uit mijn ervaring met gecoördineerde handelsmissies wil ik zeggen dat dit goed moet worden bekeken. Als men daar concurrerende sectoren of bedrijven bijeenbrengt, werkt dat niet. Die gaan niet meedoen.
Ik krijg dergelijke signalen, bijvoorbeeld van onze voedingssector. Die zeggen: handelsmissies met Nederland, no way met ons. Het moet dus gaan om zaken waar je complementariteit hebt. Als men in één paviljoen komt en men komt daar opeenvolgend Vlaamse en Nederlandse bedrijven tegen die elkaars grote concurrent zijn op wereldvlak, dan zal dat niet werken. Daarom moet dat worden bekeken. Naargelang de aard van de expositie kan dat wellicht wel, met hen die minder concurrentieel zijn, maar een expositie is natuurlijk meestal gericht op bepaalde sectoren, en dan riskeer je natuurlijk wel dat die concurrentie er is. Dat is dus een element dat ik toch zou willen meegeven vanuit de ervaring met die handelsmissies.
Tot slot is het volgende ook duidelijk, denk ik, als het gaat over Vlaanderen alleen. Het BIE laat alleen staten toe. Stel dat België beslist niet deel te nemen, dan kan Vlaanderen niet zeggen dat het op zich zal deelnemen. Wij zijn immers geen partner. Het zijn immers de lidstaten die lid zijn van het BIE.
De heer Kennes heeft het woord.
Het is een wat kort antwoord. Ik begrijp dat het allemaal niet zo voor de hand ligt, maar ik vond het toch belangrijk om dit punt nog eens onder de aandacht te brengen, wat bij dezen is gebeurd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.