Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
De Arteveldehogeschool startte vorig jaar met een online enquête. Meer dan zeshonderd jongeren tussen 15 en 24 jaar vulden die in. Uit het onderzoek blijkt nu dat de grote meerderheid van de jongeren vooral nieuwsberichten raadpleegt via Facebook. Voor bijna de helft van de jongeren is Facebook zelfs de belangrijkste nieuwsbron.
Opvallend is dat jongeren die hoger opgeleid zijn zich er vaker van bewust zijn dat ‘fake news’ wordt verspreid via Facebook. Ze kennen dat begrip wel degelijk. Maar dat wil niet zeggen dat ze valse nieuwsberichten ook meteen herkennen als valse nieuwsberichten. Zowel laag- als hoogopgeleide gebruikers hebben het daar moeilijk mee. Onderwijs maakt echter wel een belangrijk verschil inzake de draagwijdte van desinformatie, volgens de onderzoekers. En dat is ook logisch: wie een sterke kennisbasis heeft, laat zich niet zomaar alles op de mouw spelden.
Volgens de laatste Eurobarometer, de jaarlijkse grootschalige enquête die wordt gehouden onder Europese burgers over allerlei thema’s, ervaart 83 procent van de Europese burgers ‘fake news’ immers als problematisch voor de democratie. De Europese Commissie bindt al enige tijd de strijd aan met ‘fake news’. De High Level Expert Group on Fake News and Online Disinformation pleit er onder andere voor een gedragscode te formuleren waaraan online platforms en sociale netwerken zich moeten houden. Europese media worden aangemoedigd maatregelen te nemen om de zichtbaarheid van betrouwbaar nieuws te verbeteren en de toegang voor gebruikers te vergemakkelijken. De groep wil instrumenten ontwikkelen om gebruikers en journalisten mondiger te maken tegen onjuiste informatie.
Het rapport omschrijft mediawijsheid als een basisvoorwaarde om in de 21e eeuw volwaardig te kunnen functioneren. Daarom adviseren de onderzoekers onder meer om de vaardigheid op te nemen in de PISA-metingen (Programme for International Student Assessment) om vooruitgang meetbaar te maken. Verder wordt aangegeven dat aandacht voor mediawijsheid een belangrijk onderdeel zou moeten vormen in de lerarenopleiding.
Op Vlaams niveau gaf Minister Gatz het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid 600.000 euro subsidie om de bevolking te sensibiliseren voor ‘fake news’. Het kenniscentrum kreeg deze legislatuur de opdracht om uit te groeien tot hét referentiepunt voor mediawijsheid in Vlaanderen. Het biedt onder meer praktijkondersteuning en vorming aan voor iedereen die het internet gebruikt en richt zich ook specifiek naar kwetsbare doelgroepen als ouderen en alleenstaande ouders.
Minister, hoe reageert u op de verontrustende cijfers die uit het onderzoek van de Arteveldehogeschool naar voren kwamen? Welke maatregelen neemt u om mediawijsheid onder jongeren te versterken? Plant u bijkomende inspanningen te leveren gezien het advies van de expertgroep verbonden aan de Europese Commissie? Op welke manier zult u, in het onderbouwen van mediawijsheid, rekening houden met onderwijsniveaus en onderwijsvormen of studierichtingen?Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Brusseel, ik ben het eerst en vooral met u eens dat mediageletterdheid en mediawijsheid een van de meest belangrijke 21e-eeuwse vaardigheden zijn. Binnen de Vlaamse Regering zetten we daar sterk op in. We werken als Departement Onderwijs structureel samen met het Kenniscentrum Mediawijsheid. Binnen die samenwerking, die ook door ons financieel wordt ondersteund, bepalen wij jaarlijks ook een aantal inhoudelijke prioriteiten waarrond men zal werken.
Ook de beheersovereenkomst tussen minister Gatz en het Kenniscentrum Mediawijsheid bevat heel wat acties om de mediawijsheid van kinderen en jongeren te verbeteren en om leraren te ondersteunen bij het lesgeven over de opportuniteiten en risico’s van digitale media. ‘Fake news’ is daarbij uiteraard slechts een van de aandachtspunten.
Op een meer generiek niveau is er al heel lang aandacht voor informatieverwerving en -verwerking in het onderwijs. Dat is al ingebakken in de huidige eindtermen en biedt ook een aantal kapstokken om hier verdiepend aan te werken.
Ik denk trouwens – en veronderstel dat u dezelfde mening toegedaan bent – dat zo’n structurele aanpak de beste methode is om kinderen en jongeren al van heel jong weerbaar te maken tegen propaganda en ‘fake news’. Daarnaast is het uiteraard belangrijk dat scholen en leraren voldoende ondersteuning krijgen om dat goed aan te pakken. Ik denk daarbij aan een specifieke vorming en aan het ter beschikking stellen van tools en lesmaterialen.
Het Kenniscentrum Mediawijsheid, maar ook onze educatieve portaalsite KlasCement, die trouwens haar 20e verjaardag vierde, hebben daarbij een belangrijke rol te spelen.
Welke maatregelen nemen we om die mediawijsheid bij jongeren nog te versterken? De voorbije jaren cofinancierde het departement, in samenwerking met dat Kenniscentrum Mediawijsheid het ‘Mediacoach’ nascholingstraject voor leraren, vooral uit het secundair onderwijs en volwassenenonderwijs. Wat is Mediacoach? Het is een opleiding voor professionelen die werken met jongeren en volwassenen en die mediawijsheid willen integreren in hun eigen werkpraktijk.
De opleiding bestaat uit een aantal modules, waarvoor telkens één dag wordt uitgetrokken. Er zijn specifieke modules over informatievaardigheden, mediaproductie en burgerschap waarbij het probleem van ‘fake news’ expliciet aan bod komt.
Ik geef u een cijfer. In het schooljaar 2016-2017 hebben 83 deelnemers dat traject Mediacoach doorlopen. Dit schooljaar zijn er 93 deelnemers. De opleiding Mediacoach vindt nu plaats in Antwerpen, Gent en Leuven.
Mediawijs zorg ook voor heel wat ondersteunende projecten en tools voor scholen. Dat helpt hen om te werken aan mediawijsheid in het algemeen en aan informatievaardigheden in het bijzonder.
Ik kan ter zake verwijzen naar De Schaal van M, een mediawijsheidsproject voor scholen van het lager onderwijs. Ik heb daarnet immers ‘zo jong mogelijk’ gezegd en ik had alleen nog maar voorbeelden uit het secundair onderwijs gegeven. Er is Nieuws in de Klas, waarmee zevenduizend klassen worden bereikt. Dat zijn gratis krantjes in samenwerking met Vlaamse Nieuwsmedia. Men reikt daarbij ook thematische dossiers aan over onderwerpen die de online nieuwsmedia behandelen. Er is een deelproject met VRT en het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA) om KLAAR-nieuwsberichten voor bso en tso te verspreiden. Je voelt dus dat ter zake echt wel heel wat aan het leven is.
Dan is er ook de online les https://iedereenjournalist.mediawijs.be. Op Mediawijs zijn er ook lessenpakketten te vinden over onder andere ‘fake news’, en er is ook de informatieaffiche ‘Betrouwbare info of toch fake?’, die je ook op www.mediawijs.be vindt. Er is het project rePresent over de representatie van jongeren met een migratieachtergrond in de media. Ook dat is te vinden op Mediawijs, en daar is ook het dossier ‘Nieuws- en informatiegeletterdheid’ te vinden.
Dan is er KlasCement. Als je daar eventjes gaat zoeken, dan vind je meer dan twintig lesmaterialen specifiek over ‘fake news’. U weet dat, voor je iets kunt zetten op KlasCement, er ook wel wordt gescreend of het kwalitatief is.
Wat bijkomende inspanningen betreft: in het kader van de acties van het Plan Geletterdheid zullen we volgend schooljaar in een bijkomend traject voor mediacoach voor de basiseducatie voorzien, omdat we ook mensen die geen diploma secundair onderwijs hebben, die een bepaalde scholing niet hebben gehad, zeker de kans moeten geven om mediawijs te worden. Inhoudelijk wordt het traject afgestemd met de sector van de basiseducatie. Ik zal daarvoor in 25.000 euro voorzien.
Met betrekking tot de digitale vaardigheden is er ook heel wat te doen bij de eindtermen. Dat weet u wellicht ook. De prioriteiten waaraan scholen moeten werken, moeten voor iedereen duidelijk zijn. Ook voor digitale geletterdheid, informatievaardigheden en mediawijsheid zullen we moeten kiezen wat basis is en wat niet.
Het Kenniscentrum Mediawijsheid heeft ook een aantal nieuwe zaken in de steigers staan. Eentje ervan geef ik u mee: Mind over Media, een klastool over propaganda. Dat is eigenlijk een onderdeel van een Europees project. We maken dat dus niet alleen. Doel daarvan is een tool aan te reiken om in de klas aan de slag te gaan met beelden en propaganda. Er is ook een website, waarop u veel informatie kunt terugvinden, namelijk http://mindovermedia.eu.com.
Hoe zullen we rekening houden met onderwijsniveaus en onderwijsvormen? Mevrouw Brusseel, ik heb al wat voorbeelden gegeven van bso, tso, lager onderwijs, basiseducatie, aso. We zetten daar dus echt wel op in, omdat ik er echt van overtuigd ben dat je in dezen geen eenheidsworst kunt gebruiken. Als je jong wilt beginnen met mediawijsheid, moet je dat aangepast aan het niveau doen, en in het secundair onderwijs is aso-jongeren mediawijs maken helemaal anders dan jongeren mediawijs maken die beroepsonderwijs volgen. We proberen dus ook te zorgen voor heel wat diversiteit.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, dank u wel. Dat is heel wat, inderdaad aangepast aan het niveau van de leerlingen. Ik denk dat het heel belangrijk is om heel gestructureerd te werken, zoals u ook eerder aangaf, met inderdaad eindtermen, aangepast didactisch materiaal, bijscholing voor de leerkrachten et cetera. Dat is absoluut nodig. Ik wist uiteraard af van het bestaan van het Kenniscentrum Mediawijsheid en van het feit dat er al zaken werden aangepakt in onze scholen. De vraag was natuurlijk hoe gestructureerd het eraan toegaat. Kan iedereen daar goed mee overweg? Een tijd geleden heb ik andere zaken onderzocht met betrekking tot digitalisering, heb ik op de Bett-conferentie ook met de educatieve dienst van Microsoft en met andere bedrijven gesproken. Ik hoorde telkens opnieuw dat leerkrachten die enthousiast zijn over alles wat digitalisering en sociale media betreft, die daarvoor interesse hebben, zich daarvoor inzetten, en dat er voor andere leerkrachten nog altijd een grote kloof is, omdat ze zelf eigenlijk niet zijn opgegroeid met die tools en daar zelf niet zo goed mee kunnen werken of er niet zo graag mee werken, er niet zo veel vertrouwen in hebben. Het is dus ontzettend belangrijk dat er structurele ingrepen zijn. Met de huidige eindtermen is er al een begin van aanpak, en met betrekking tot de vernieuwde eindtermen is het belangrijk te bekijken wat dan inderdaad de prioriteiten zijn.
Voor onze partij is ‘fake news’ echt een heel belangrijk item. De federale minister bevoegd voor de digitale agenda houdt daar toevallig deze avond een conferentie over in BeCentral. Het is interessant om mee te geven dat daar eigenlijk kritiek op kwam: mag een overheid zich wel inlaten met een thema als’ fake news’? Wordt de overheid dan niet te sturend? Ik denk echter dat het in het belang is van de democratie en van burgers en hun rechten om correct te kunnen worden geïnformeerd over alles, en om het onderscheid te kunnen maken tussen wat echt klopt en wat maar een beetje klopt, wat maar voor de helft klopt. Niet al het ‘fake news’ is immers volledig op niks gebaseerd, maar de indruk ontstaat dan toch veel te snel dat het helemaal klopt.
Een andere belangrijk punt dat we voor ogen moeten houden, en dat verband houdt met de andere eindtermen voor om het even welk vak, is dat je maar kritisch kunt zijn over informatie die je vindt op het net als je een stevige kennisbasis hebt. Dat geldt dan voor alle vakken. Dat geldt voor geschiedenis, voor aardrijkskunde, voor politiek en dergelijke meer. Daarom hamert onze fractie ook op een stevige kennisonderbouw. Als je dan vreemde theorieën leest, googelt, dan weet je ten minste of er een kans is dat ze waar zijn. Met die beschouwing wil ik afronden. Ik hoop dat, met al hetgeen dat vandaag wordt geproduceerd en wordt gesteund door de Vlaamse overheid en door Europa, de leerkrachten ermee aan de slag gaan.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Mediawijsheid is een belangrijk gegeven. De toekomst is sowieso digitaal en daarom zal mediawijsheid steeds belangrijker worden. Denk maar aan het opkomende probleem rond cyberpesten. Pesten kan de klok rond, 24 uur op 24 uur.
Jongeren slagen er niet altijd in om de impact van hun online daden correct in te schatten. De puberteit is een periode waarin veel emoties ontstaan, onzekerheid ook. Tieners kunnen soms heel hard voor elkaar zijn, maar ook hard voor zichzelf. Ik verwijs naar internetfora waarop jongeren ervaringen met elkaar delen over zelfverminking. Ook de schrijnende verhalen over leerlingen waarbij sexting helemaal uit de hand is gelopen, staan dagelijks in de krant
Twee weken geleden lazen we in De Morgen de noodkreet van verschillende ouders rond de populaire tienerapplicatie Sayat.me, waarbij tieners anoniem commentaar op elkaar kunnen geven. Dat is uiteraard om problemen vragen en werkt pesten in de hand.
Kinderen en jongeren informeren over het juiste en veilig gebruik van IT-technologie en hen sensibiliseren over de impact van sociale media op hun omgeving en hun privéleven is een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de ouders, als van het onderwijs en de maatschappij in haar geheel. Hoewel het onderwijs niet alle problemen van elke jongere kan oplossen, kan het wel situaties opmerken en bespreekbaar maken, en een ondersteunende en gidsende rol opnemen.
Natuurlijk, als je tegen tieners zegt dat ze iets niet mogen doen, dan zullen ze het uiteraard wel doen. We moeten er daarom voor zorgen dat leerkrachten kunnen rekenen op voldoende kwalitatief lesmateriaal rond mediageletterdheid.
Zoals ik reeds zei: de toekomst is digitaal. Mediawijsheid is daarom een steeds belangrijker wordend gegeven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Dit is een niet onbelangrijke vraag van mevrouw Brusseel. Zij verwijst ook naar het federale initiatief dat genomen wordt. Ik las in de krant van 2 mei dat federaal minister De Croo van Digitale Agenda ook een initiatief neemt rond ‘fake news’. Bent u daarvan op de hoogte gebracht, minister? Hij roept een expertenpanel samen voor een bevraging. Is het Vlaams Kenniscentrum voor Mediawijsheid daarbij betrokken?
Als er gepleit wordt voor een structurele aanpak dan is het in ons landje niet onbelangrijk dat alle niveaus daar op een gecoördineerde wijze bij betrokken worden.
De heer Cordy heeft het woord.
Waar we het hier over hebben, is eigenlijk een fundamentele vaardigheid die in elke opleiding zou moeten zitten en dit heet: bronnenkritiek. We hebben het nu over ‘fake news’, propaganda en dergelijke, dat is niet nieuw, dat is zo oud als de straat. Wie zich ooit met oude geschiedenis heeft beziggehouden, weet dat dat zeer oud en zeer verspreid is.
Het is een basisvaardigheid die men deels door kennis aanleert, maar ook door te leren omgaan met de hedendaagse media. We mogen niet vergeten dat de jongeren die vandaag opgroeien met de hedendaagse media, over twintig of dertig jaar in een totaal andere mediaomgeving zullen zitten met een totaal ander instrumentarium. Ze zullen dan misschien ook niet meer aangepast zijn als we puur op de media gaan focussen en wat zich vandaag in de media voordoet. Bij die bronnenkritiek moeten we zorgen voor voldoende achtergrondkennis en dergelijke. Dat is de basis om dit helemaal te kunnen uitwerken.
Collega's, ik ben het eens met alle aanvullende opmerkingen, zeker ook met uw opmerking, mijnheer Cordy. Het klopt dat dit van alle tijden is.
Het nieuws bereikt ons nu natuurlijk wel veel sneller. Vroeger moest men het nieuws met de postduif opsturen – ik overdrijf opdat het zou overkomen. Nu is het nieuws permanent overal, je moet bijna overal oren en ogen hebben om het te zien. Een interessante oefening die ik soms maak, is krantenkoppen ‘s morgens naast elkaar leggen. De krant van de dag opent soms met twee totaal tegenstrijdige berichten. En dan denk ik: wat is hier nu eigenlijk juist? Meestal blijkt dat het ‘ontnuanceringen’ zijn van genuanceerde verhalen. (Opmerkingen van Paul Cordy)
Ik heb zelfs al meegemaakt dat de artikels identiek zijn, maar de koppen tegenstrijdig, ook dat is mogelijk in deze tijden. Het gaat allemaal heel snel, wat ervoor zorgt dat jongeren via de sociale media er nog veel heftiger mee worden geconfronteerd dan vroeger. Dat is het verschil. De basis is wel gelijk. Wie niet opgeleid is – men heeft daar uiteraard een goede kennisbasis voor nodig, mevrouw Brusseel –, wie nooit geleerd heeft om kritisch te denken en de juiste vragen te stellen, heeft het bijzonder moeilijk en is een gemakkelijkere prooi voor degene die wil verleiden met ‘fake news’.
Mediawijs, waar ik al herhaaldelijk naar heb verwezen, heeft vorig jaar de cyberscan ontwikkeld. Ik heb het hier al gezegd naar aanleiding van vragen van collega Celis. Dat lijkt me logisch, als ik aan pesten denk, denk ik aan haar. Dat heeft niets met haar persoonlijk te maken, maar wel met de vragen die ze stelt. Die vragen zijn geen pesterij, maar gaan over pesten. De cyberscan is een methodiek om een beleid tegen cyberpesten op school op te zetten. We hebben dat eigenlijk al, we kunnen er al mee weg.
Mevrouw Brusseel, ons Departement Onderwijs heeft een zeer goed contact met Microsoft maar ook met andere digitale spelers rond de vernieuwde raamovereenkomst die wordt opgesteld, het Microsoft-KIS. Ook inhoudelijk wordt daarover van gedachten gewisseld. Bijvoorbeeld met de onderwijskoepels is er overleg over de digitale educatieve noden bij de school, de leerkrachten en de leerlingen.
KlasCement krijgt er net twee voltijdequivalenten bij om de kennisdeling te versterken. Zij hadden een heel grote vraag naar ICT-coördinatoren net om dat te versterken, niet alleen puur technisch maar ook inhoudelijk-educatief. Op het verjaardagsfeestje vorige week heb ik aangekondigd dat ze die twee extra voltijdequivalenten daarvoor krijgen. We zien dat steeds meer leerkrachten een beroep doen op KlasCement en dat dit als een zeer betrouwbare bron wordt aanzien. Dat is een goede zaak.
Collega De Meyer, ik moet navragen of we heel actief betrokken zijn bij het initiatief van minister De Croo. Wij volgen zeer goed op wat er leeft. Ik vermoed dat er wel contacten zijn, maar ik kan dat niet bevestigen. Dat moeten we navragen bij de diensten. Het is voor mij de logica zelf dat je beleid onderling op elkaar afstemt. Ik heb nog geen kwalijke effecten gezien maar het is een goede suggestie. Ik wist het niet. U hebt mij nieuws gegeven, geen ‘fake news’, veronderstel ik, maar echt nieuws. We gaan eens kijken in welke mate we daar een gezamenlijk traject gelopen hebben. Ik heb nagevraagd op het kabinet of ze dat eens willen bekijken.
Tot daar mijn aanvullend antwoord. Bedankt voor alle aanvullende suggesties. Die nemen wij zeker mee.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Wat het evenement van vanavond betreft, denk ik dat het goed zou zijn, collega De Meyer, dat de verschillende niveaus samenwerken rond bepaalde doelstellingen. Mocht minister De Croo vergeten dat wij in Vlaanderen daar ook plannen rond hebben, zou dat een beetje sneu zijn want wij hebben de minister van Media in onze eigen partij. Mocht hij durven vergeten dat daar in onderwijs aan wordt gewerkt, dan kunnen wij hem daar zeker aan herinneren. Ik zal niet nalaten om dat te doen. Het evenement wordt georganiseerd vanuit de bekommernis dat ‘fake news’ en ongenuanceerd nieuws een ondermijning van en een risico voor de democratie is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.