Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Deze vraag vertrekt vanuit dezelfde studies waarvan daarnet sprake was.
We hebben een uitgebreid model van publieke bemiddeling, waarin fors wordt geïnvesteerd. In de werkingsmiddelen van VDAB zit een forse stijging, tot ruim boven 800 miljoen euro tijdens deze legislatuur. Tegelijk zetten we steeds meer in op tendering, op samenwerking met externe partners. Daarom wil ik graag een vraag stellen over het tenderbeleid van VDAB.
De bedoeling is natuurlijk om de werkzaamheidsgraad omhoog te krijgen en de werkloosheid naar beneden. We willen uiteraard een zo hoog mogelijk effect van de inzet van middelen in onze publieke bemiddelingsdienst en zijn partners.
Verschillende doelgroepen met mogelijk dure tenders zouden momenteel onvoldoende resultaat opleveren. Gespecialiseerde dienstverlening kan voordelen hebben, maar dat hoeft niet per definitie zo te zijn. Zo kregen we onlangs nog een bericht van een oudere werkzoekende die vond dat de dienstverlening en de verplichte uitbestede opleidingen bij tenderpartners een maat voor niets waren. “Ze dragen niets bij”, was zijn letterlijk citaat.
Ook eerder al vernamen we – zowaar van een gemandateerde partner zelf – dat er veel meer resultaatgedreven moet worden gewerkt met het oog op de uiteindelijke aanwerving, wat bij verschillende tenders niet wordt opgenomen in de tenderovereenkomst.
Eind 2017 werden de twee eerder genoemde studies van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en samenleving (HIVA) opgeleverd, beide passend in het onderzoek naar ‘De rol en impact van de arbeidsbemiddelaar in het nieuwe begeleidingsmodel van VDAB’. Het geeft de visie van de bemiddelaar op het activeringsbeleid weer. Daarnaast was er ook nog een interne VDAB-audit over de controle en bemiddeling.
Ik geef enkele citaten weer die ingaan op het tenderbeleid. In het HIVA-rapport lees ik: “We stellen vast dat de bemiddelaars te weinig discretionaire ruimte ervaren wat betreft de doorverwijzing van werkzoekenden naar tenderpartners omwille van de hoge druk die uitgaat van de tenderquota (…) Meer dan acht op de tien bemiddelaars neemt de beslissing wie moet worden uitgenodigd op basis van een eigen inschatting van de urgentie van het klantendossier. Zes op de tien laat zich (ook) leiden door rode knipperlichten. Opvallend, 27 procent van de bemiddelaars nodigt werkzoekenden uit in functie van een tender. (…) 76 procent van de bemiddelaars meent dat er richtlijnen zijn met betrekking tot het bepalen of een werkzoekende in een traject bij een tenderpartner dient te stappen.” Dat is enigszins tegenstrijdig aan het tweede punt, waar men beslist op basis van eigen inschatting.
Ik vervolg het citaat: “We stellen vast dat bemiddelaars het meest inspraak geven aan werkzoekenden bij het bepalen van het jobdoelwit en het minst bij het nemen van de beslissing om de werkzoekende door te verwijzen naar een tenderpartner. 75 procent van de bemiddelaars geven veel inspraak bij de bepaling van het jobdoelwit, 30 procent bij het bepalen van het aantal te bewijzen sollicitaties en 15 procent bij het beslissen of de werkzoekende in een traject bij een tenderpartner start.”
Werkzoekenden hebben dus weinig keuze om al dan niet bij een gespecialiseerde partner te gaan voor opleiding/bemiddeling. Voor de duidelijkheid, dit is niet noodzakelijk slecht.
In de interne audit over transmissie lezen we: “De wijzigende prioriteiten (tenders vol krijgen, opleidingscentra vullen, 50-plussers oproepen, strengere controle werkzoekgedrag,…) wordt door de consulenten aangegeven als een van de voornaamste belemmerende factoren in de uitoefening van hun job.”
Hier stoot vooral de omschrijving ‘tenders vol krijgen’ als prioriteit tegen de borst voor mensen die bij VDAB aan bemiddeling doen. De prioriteit zou het matchen van de werkzoekende met de vraag op de arbeidsmarkt moeten zijn. Tenders vol krijgen vinden wij niet meteen een prioriteit voor VDAB.
Ook in het verleden hebben er al studies plaatsgevonden over het tenderbeleid van VDAB. Zo was er eind 2012 de discutabele enquête van het ABVV met slechts tweehonderd bevraagden, maar het was toch een teken aan de wand.
Een andere studie van de Universiteit Gent toont aan dat er ook nuancering nodig is. In 2005-2007 kon men eerder positief zijn wat betreft de kansen van werkzoekenden na een extern begeleidingstraject. Het is dus zeker niet per definitie een slechte manier van werken.
Maar het budget dat aan tenders gespendeerd werd, nam het voorbije decennium wel flink toe. In 2008 ging dit nog over 50 miljoen euro, in 2012 al over 100 miljoen euro en in 2015 over 236 miljoen euro. Uit recente cijfers die u me hebt bezorgd, blijkt dat het bedrag dat aan tendering is gespendeerd, nog verder is gestegen. De volledige stijging van de werkingsmiddelen voor VDAB is in deze legislatuur integraal naar uitbesteding gegaan. Dat is een duidelijke beleidskeuze om externe diensten in te schakelen.
Minister, kunt u schetsen hoeveel van het totale budget naar partners vloeit waarmee wordt samengewerkt bij bemiddeling en opleiding?
Worden alle tenders voorzien van resultaatsfinanciering? Op welke manier wordt dat concreet vormgegeven?
Wanneer werd het tenderbeleid voor het laatst grondig geëvalueerd? Wordt er nog een evaluatie in het vooruitzicht gesteld?
Hebt u zicht op de manier waarop andere performante bemiddelingsdiensten, zoals de Duitse en de Scandinavische, gebruikmaken van tendering? Kunnen we daar iets uit leren?
Hoe kijkt u naar de visie van de bemiddelaars en de interne audit waarbij men ervaart dat men haast doelgericht moet zoeken naar profielen die naar tenderpartners kunnen worden gestuurd en waarbij tendering een doel op zich lijkt te worden in plaats van de bemiddeling?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik ga niet herhalen wat ik u vorige week heb bezorgd naar aanleiding van uw schriftelijke vraag. Ik vind het zelf een beetje raar dat u die vragen opnieuw stelt in een vraag om uitleg, maar dat is natuurlijk uw goed recht.
Wat de cijfers betreft, heb ik al gereageerd in het antwoord op uw schriftelijke vraag. Ik kan daar wel nog twee cijfers aan toevoegen. Zo is er voorzien in 50.761.000 euro voor de effectieve uitgaven in het kader van overheidsopdrachten, en in 186.526.000 euro in het kader van subsidies.
VDAB werkt in alle tenders met een resultaatsfinanciering. Afhankelijk van de tender – doelgroep en type opdracht – worden de resultaatsparameters vastgelegd.
Wat uw vraag over de laatste grondige evaluatie betreft, verwijs ik opnieuw naar uw schriftelijke vraag van 10 april. Aan dat antwoord kan ik nog toevoegen dat er op dit moment geen overkoepelend evaluatieonderzoek naar tenders is gepland. Maar u weet dat elke tender na afloop ervan, wordt geëvalueerd door de raad van bestuur. Dat antwoord heb ik ook gegeven aan mevrouw Talpe op een van haar vragen.
De meerderheid van de Europese bemiddelingsdiensten heeft geen eigen opleidingscentra, dus dit gegeven wordt sowieso uitbesteed. In Duitsland wordt de overgrote meerderheid van het actief arbeidsmarktbeleid, opleiding maar ook begeleiding, getenderd. De kost van het tenderen op zich is daar minder van belang dan de kwaliteitsborging.
Er wordt ook opgekeken naar het Verenigd Koninkrijk waar men een streng resultaatgebonden tenderbeleid voert: niet de manier waarop men het contract uitvoert telt, maar wel het resultaat. Ik denk dat wij inzake tenderbeleid niet echt grondig verschillen van wat er in andere bemiddelingsdiensten gebeurt.
Tenders worden in de markt gezet na een grondige arbeidsmarktanalyse. We moeten daar telkens bij nagaan wat VDAB zelf kan doen en wat beter door anderen kan gebeuren. Veel tenders worden uitgeschreven in functie van specifieke doelgroepen die een maatgerichte aanpak vereisen en waarvoor VDAB soms ook niet de juiste expertise in huis heeft.
Als een dergelijke tender wordt uitgeschreven, wordt natuurlijk rekening gehouden met het aantal potentiële deelnemers die er in een specifieke populatie zouden kunnen zijn. Die aantallen zijn echter geen statische gegevens en kunnen tijdens de looptijd van een tender worden bijgestuurd. Indien we ten aanzien van een bepaalde doelgroep een tender creëren, moet VDAB daar natuurlijk de nodige mensen naartoe sturen. Als we dan zien dat er effectief meer of minder mensen komen dan oorspronkelijk werd geschat, moet dit worden bijgestuurd. Om die reden werkt VDAB steeds meer met raamovereenkomsten die toelaten flexibel om te gaan met de toe te leiden aantallen.
Ik ben het ermee eens dat het geen doelstelling mag zijn vijfhonderd mensen te sturen omdat in de tender staat dat er vijfhonderd mensen moeten komen. De inhoud van de tender en de doelgroep zijn belangrijker dan het aantal. De toeleiding moet zeker goed zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik ben het er, voor alle duidelijkheid, helemaal mee eens dat we de expertise moeten halen waar ze zit. Als VDAB die expertise zelf niet in huis heeft, kan die ongetwijfeld bij externe partners worden gevonden.
Ik stel vast dat de tenders een steeds grotere plaats in de werking van VDAB innemen. Dit slaat zowel op het aantal trajecten en de mensen die hierdoor worden gevat als op het budget. Vorig jaar is in totaal 277 miljoen euro aan externe financiering besteed. Dit is deels door middel van subsidiëring en deels door middel van echte uitbestedingen gebeurd. Het is dan ook goed dat we een vinger aan de pols houden.
Tegelijkertijd pleit ik ervoor de lag hoog genoeg te leggen. Op basis van partiële informatie heb ik soms de indruk dat de tenderpartners de lat in het geval van resultaatsfinanciering niet hoog genoeg leggen. Ik pleit ervoor daar zeker de nodige aandacht aan te besteden. Naast u zitten specialisten die u op dat vlak ongetwijfeld kunnen bijstaan.
Wat het vullen van tenders betreft, ben ik blij dat u dit hebt tegengesproken. Als er wordt uitbesteed, kan het nooit de bedoeling zijn de tenders te vullen. Dat er flexibiliteit is in het contingent van het aantal plaatsen in een dergelijke uitbesteding, is bijzonder belangrijk. Het vullen van tenders mag nooit een doelstelling van VDAB of van zijn consulenten zijn.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, gezien het belang van uitbestedingen in het arbeidsmarktbeleid treed ik uw bekommernissen bij. We moeten dit goed opvolgen. De uitbesteding aan gespecialiseerde partners kan op zich zeker een meerwaarde hebben, maar de resultaten zijn natuurlijk afhankelijk van de kwaliteit van de dienstverlening en van de focus op resultaatgerichtheid. Er is op dat vlak een groot verschil tussen de organisaties of ondernemingen die een tender uitvoeren. Het lijkt me belangrijk die verschillen naar boven te halen en, waar nodig, de knelpunten bij te sturen.
Minister, u hebt verklaard dat er geen overkoepelend onderzoek is. In 2015 is een onderzoek uitgevoerd om de profitsector en de non-profitsector met betrekking tot tendering te vergelijken. Is het niet aangewezen een opvolgingsonderzoek te voeren? Ik denk dat we daar zeker iets uit kunnen leren, temeer omdat dit steeds belangrijker wordt in het arbeidsmarktbeleid. Een uitbesteding mag niet betekenen dat iets van de radar verdwijnt of dat het Vlaams Parlement of de beleidmakers dit niet meer nauwgezet moeten opvolgen. We doen dat met VDAB en we zouden dat dus ook moeten doen met de verschillende arbeidsmarktdienstverleners, zowel in de profitsector als in de non-profitsector.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ook wij ondersteunen uiteraard de tenders. VDAB is de regisseur van de arbeidsmarkt en moet een beleid voeren die de private partners een volwaardige rol laat spelen op de markt van de arbeidsmarktbemiddeling, zeker als gespecialiseerde knowhow nodig is. We weten dat VDAB veel kennis in huis heeft, maar ook niet alles. Dat willen we ook niet. Op dat ogenblik moet de tendering een meerwaarde vormen.
Minister, ik heb u al verschillende schriftelijke vragen gesteld, onder meer over de resultaten en over een vergelijking tussen VDAB en de private partners. U hebt verduidelijkt dat dit een andere kostenstructuur oplevert.
Ik wil vanuit een andere insteek nog een punt aanhalen. Er wordt hier naar de resultaten verwezen, maar ik hoor dat die grote tenders scherp zijn geprijsd en dat er een stevige resultaatsfinanciering aan vasthangt. Ik zou dan ook anders redeneren. Hoe scherper de prijs, hoe minder mensen een private partner soms op een dossier kan zetten. Dat is een bedenking die ik maak. Die bedenking gaat in tegen de redenering dat we het zo scherp mogelijk moeten stellen. De kwaliteit moet vooropstaan.
Er is bezorgdheid over de kandidaten die naar de tenders doorstromen. Ik heb opgevangen dat de profielen niet altijd sporen met de omschrijving in de tender. Ik heb begrepen dat aan de kwalitatieve invulling wordt gewerkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Heel wat vragen die hier worden gesteld, zijn zeer sterk op het operationele aspect gericht. Dit is geen toeval.
Mevrouw Talpe, u hebt het gehad over de scherpe prijssetting in verband met de grote tenders. Mevrouw Kherbache, u hebt gezegd dat het belangrijk is dit goed op te volgen. Mijnheer Bothuyne, ik denk dat hetzelfde geldt voor uw opmerkingen.
Volgens mij kunnen we dit niet beter opvolgen dan door de raad van bestuur te vragen over elke tendering te beslissen. De sociale partners, de werkgevers en de vakorganisaties, beslissen over elke tender en evalueren ook de resultaten van elke tender.
Dat is de beste opvolging die we kunnen doen. Het gaat over het operationele. We hebben beslist om het operationele niet in de eerste plaats politiek te volgen, maar via de raad van bestuur te werken. Ik heb er vertrouwen in dat dit op die manier sterk en goed gebeurt. Ik heb geen indicaties dat het niet goed gebeurt.
Ik heb vandaag dan ook niet de behoefte om opnieuw een grote studie te doen over de tendering. De basis is gekend. Uit de studie van 2015 hebben we lessen getrokken. Er is vandaag niet meteen behoefte om buiten die evaluatie tender per tender nog een grote oefening te doen. Daarvoor is het te vroeg. We zullen met de VDAB verder bekijken wanneer dat zinvol lijkt te zijn.
Dat de tenders belangrijker zijn geworden, daar ben ik het mee eens. Dat heeft te maken met het feit dat de markt meer expertise heeft dan vijftien jaar geleden. Dat is een eerste aspect. Het is ook beter om flexibel te kunnen inspelen, om regelmatig een beroep te doen op de markt. Dat is een tweede aspect. Het budget van het arbeidsmarktbeleid is ook fundamenteel verhoogd in die jaren door de extra bevoegdheden die naar Vlaanderen zijn gekomen, waardoor we extra zaken kunnen tenderen, die vroeger niet te tenderen waren. Het budget dat u noemde en de stijging ervan moeten we toch mee in rekening nemen.
U vroeg ook of de resultaatsfinanciering wel of niet voldoende was. Het is moeilijk om dat algemeen te bespreken. Dit hoort geval per geval, tender per tender te worden beslist. Waarom besteden we dit uit? Doen we dit niet zelf? Daarna moeten we de resultaten van die tendering goed opvolgen, monitoren en bespreken op de raad van bestuur. Dat lijkt me een sterke opvolging die vandaag gebeurt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Die opvolging is inderdaad belangrijk. Dat was ook een vraag in de rapporten van het Rekenhof. Wordt er wel voldoende afweging gemaakt tussen inhouse-oplossingen en uitbesteding? Het is een beleidsvraag die we moeten stellen, maar die moet op een operationeel niveau worden ingevuld, door een directie op een raad van bestuur. Het is toch niet onbelangrijk om ook hier in het parlement de vinger aan de pols te houden. We spreken over een budget van 277 miljoen euro aan externe partners die via de VDAB worden gefinancierd in 2017. We moeten zeker de vinger aan de pols houden en erop aandringen dat het ingezette geld ook effectief rendeert in een betere en efficiëntere begeleiding van werkzoekenden richting werk. We zullen dat dan ook blijven doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.