Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer tuinder heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, VDAB is al veel jaren actief als bemiddelaar en heeft nu ook door de staatshervorming een sanctioneringsbevoegdheid. Over het contact tussen VDAB en werkzoekenden zijn een aantal interessante studies en een interne audit gemaakt die misschien aanleiding kunnen geven tot interessante vragen en antwoorden van u, minister.
Zo waren er twee studies vanwege het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) in het kader van het onderzoek naar ‘De rol en impact van de arbeidsbemiddelaar in het nieuwe begeleidingsmodel van VDAB’: een studie vanuit de visie van de bemiddelaars, en één met de visie van de werkzoekende op het model van VDAB. Deze studies werden eind 2017 vrijgegeven.
Ik geef enkele van de conclusies die we uit de eerste studie konden distilleren. Een eerste signaal is de vaststelling dat slechts 27 procent van de bemiddelaars meent dat er richtlijnen gelden voor het bepalen van het aantal te bewijzen sollicitaties. Maatwerk ten aanzien van de werkzoekende is wenselijk als het aankomt op dit aantal, maar dat daaromtrent weinig tot geen richtlijnen gelden, impliceert willekeur. Afhankelijk van de bemiddelaar bij wie je als werkzoekende terechtkomt, kun je andere opdrachten krijgen en dus meer of minder streng worden geactiveerd ter controle van het recht op een uitkering.
Ook wat betreft het overgaan tot persoonlijke dienstverlening met formele opvolging, doet de helft van de bemiddelaars dit op basis van eigen inschatting, terwijl maar 36 procent zich ook gebonden voelt door richtlijnen van de organisatie.
Hoewel er allicht wel duidelijke regels zijn wat betreft formele opvolging, lijkt de discretionaire bevoegdheid en eigen inschatting van de consulent vaker als leidraad te dienen dan de interne richtlijnen van VDAB. Er is onduidelijkheid over de te volgen procedures. 40 procent van de ondervraagden gaf dit aan. Dit kwam naar boven in de vraag naar de ervaring van de bemiddelaars met het ‘persoonlijke dienstverleningsmodel met formele opvolging’.
Men suggereert onder andere om tools uit te werken die bemiddelaars kunnen ondersteunen en willekeur zou vermijden.
Begin februari werd bij VDAB ook een interne audit afgerond, die ingaat op de formele opvolging en transmissie. Daarin komen gelijkaardige bekommernissen naar boven. Ook de wijzigende prioriteiten maken de uitoefening van de job moeilijk, doordat het bepalen van deze prioriteiten ook op de schouders van de bemiddelaars terechtkomt en men blijkbaar te weinig voeling heeft met de manier waarop de prioriteiten worden vastgelegd.
Ook de complexiteit van transmissies wordt aangehaald als mogelijke reden waarom consulenten soms niet overgaan tot het opmaken van een dossier. Dit laatste zou dit jaar worden aangepakt door VDAB, blijkt uit het antwoord op een schriftelijke vraag.
Minister, hoe reageert u op de rapporten van het HIVA en de interne audit bij VDAB? Hoe zult u opvolging geven aan de conclusies van deze verschillende rapporten? Wat zijn de verschillende stappen die intussen gezet zijn en nog zullen worden gezet met het oog op een verbeterde controle, transmissie en sanctionering binnen VDAB?
Hoe verhoudt het aangepaste opvolgingsmodel, waar in de interne audit sprake van was, zich tot het ‘persoonlijke dienstverleningsmodel met formele opvolging’?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, de HIVA-studies sluiten inderdaad aan bij wat VDAB zelf ook via de interne audit, maar ook via dagelijkse, impliciete en expliciete vaststellingen zelf kon constateren. VDAB was op basis van die bevindingen ook al gestart met de opmaak van actieplannen om de controle en bemiddeling te optimaliseren. Ik ben blij om vast te stellen dat wat zij als actieplan naar voren schuiven, naadloos aansluit bij de aanbevelingen die in de studies stonden.
Wat belangrijk is, is dat de onderzoeken bevestigen dat het kader en de visie die VDAB hanteert, de juiste is. De verbeterpunten zijn opgenomen in twee plannen: het actieplan Actief en Consequent Bemiddelen en het versnellingsplan. Die acties worden ook gemonitord. U vraagt daar ook naar. Ze worden binnen de raad van bestuur opgevolgd. De acties met betrekking tot actief en consequent bemiddelen zijn bijna allemaal uitgevoerd.
Er werd ingezet op een zestal punten. Ten eerste, het verduidelijken van verwachtingen ten aanzien van bemiddelaars en instructeurs op het vlak van opvolging van zoekgedrag en het coachen richting de gewenste cultuur. Ten tweede, de coaching- en managementrol van het management. Ten derde, de end-to-endaanpak van het bemiddelings- en opvolgingsproces. Ten vierde, het responsabiliseren van de klant op het vlak van actief zoekgedrag. Ten vijfde, de datamining toepassen ter ondersteuning van de bemiddelaars. Ten slotte, het verkrijgen van sollicitatiefeedback van de werkgevers. Met die zes punten uit het plan zie je al dat er stroomlijning komt en structuur en ondersteuning ten aanzien van die mensen.
De resultaten beginnen vruchten af te werpen, wat zich vertaalt in cijfers inzake controle en sanctionering. We beseffen ook dat er blijvende aandacht en sturing nodig zal zijn omdat sommige acties een langere termijn vergen om volledig ingeburgerd te raken binnen de VDAB-werking.
Er is ook het versnellingsplan met acties die focussen op een versterkte inschatting en een versnelde toeleiding, op een verhoogde kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening en op een administratieve vereenvoudiging, waar we kunnen.
De diverse optimaliseringsplannen zijn dus, zoals ik al naar voren heb gebracht, voorzien van monitoringsaspecten, zodat de voortgang nauwgezet kan worden gevolgd. De acties uit het versnellingsplan komen stilaan op kruissnelheid. Ik hoop dan ook dat we snel tot resultaten zullen komen.
Aansluitend is er het nieuwe organisatie- en dienstverleningsmodel, dat in het najaar van start gaat. Jullie kennen dat wel. Jullie zijn het zelf gaan bekijken bij VDAB. VDAB moet daarmee volgens mij klaar zijn voor de toekomst. Het sectoraal én corporate werken moeten zorgen voor meer focus en een meer klantgerichte benadering. Naarmate de contactstrategie tot volledige ontplooiing komt, zal er ook meer ruimte vrijkomen voor gerichte face-to-facecontacten. Ik denk dat dat een heel belangrijk aspect is. Dankzij de manier van werken zal er echt meer maatwerk mogelijk worden gemaakt. Als VDAB dan nog gaat gebruikmaken van datamining, artificiële intelligentie en verdere digitalisering, zal men er in staat zijn om registratie- en administratieve overlast zo veel mogelijk te vermijden en de klant te empoweren.
Wat uw laatste vraag betreft: de opvolging van de controle op beschikbaarheid gebeurt vanuit de reguliere bemiddeling. Zowel bij de zelfredzame werkzoekende, die zelfstandig met behulp van digitale tools aan de slag kan om werk te vinden, als bij de werkzoekende in persoonlijke dienstverlening wordt het werkzoekgedrag consequent opgevolgd. De bemiddelaar doet dat aan de hand van het aangepaste dienstverleningsmodel Sluitend Maatpak Plus (SMP+). Indien VDAB vaststelt dat de werkzoekende onvoldoende meewerkt, is er binnen het dienstverleningsmodel in voorzien dat er wordt overgestapt naar persoonlijke dienstverlening mét formele opvolging. Ik denk dat je op die manier eigenlijk ook een duidelijke gradatie hebt, en een opvolging die garandeert dat we elke werkzoekende op een goede manier verder opvolgen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Uit het antwoord en uit alle documenten blijkt ook dat het een ‘work in progress’ is. Er is een besef bij VDAB dat een en ander beter moet. Ik denk dat het goed is dat hieromtrent onderzoek is gebeurd, want op zich is het wel verontrustend dat de opvolging vanuit VDAB zo weinig stringent en zo weinig gestroomlijnd gebeurt. Het is goed dat die acties die nu zijn opgezet, er zijn, maar ze zijn ook wel broodnodig, als ik naar de rapporten kijk.
Er is bijvoorbeeld het gebrek aan sollicitatieopdrachten. Heel weinig werkzoekenden kregen daadwerkelijk sollicitatieopdrachten mee, zodat het ook heel moeilijk is om dan te gaan controleren of mensen daadwerkelijk actief op zoek gaan naar werk, terwijl dat toch de basis is van een succesvolle of potentieel succesvolle bemiddeling. Dat komt telkens naar voren, in elk rapport. Er is ook het feit dat veel bemiddelaars en mensen bij VDAB niet kort genoeg op de bal spelen. Dat blijkt niet alleen uit de rapporten die hier voorliggen, maar ook uit de vele gesprekken die ik heb met mensen bij VDAB en mensen die bij tenderpartners van VDAB werken. Mijn gevoel daarbij is altijd dat er eigenlijk nog altijd voor een stuk een lakse houding heerst bij mensen die met werkzoekenden omgaan. Hier wordt het mooi omschreven: men stelt dat vertrouwen geven aan de werkzoekende overweegt op de noodzaak om tot een formele opvolging over te gaan. Ik ben blij dat men vertrouwen geeft, maar de onmiddellijke koppeling met een formele opvolging is wel degelijk nodig en noodzakelijk om tot resultaten te komen. Ik zie bijvoorbeeld dat bij een derde van de werkzoekenden slechts één afsprakenblad werd meegegeven. Normaal zou er na elk gesprek een afsprakenblad met duidelijk afspraken moeten worden meegegeven met de werkzoekende. Ofwel is er dus te weinig persoonlijke opvolging, ofwel wordt na persoonlijke opvolging te weinig concreet overgegaan tot afspraken die zijn hardgemaakt en op papier zijn gezet. Dat blijkt alleszins uit de audits en de documenten die u hebt overgemaakt.
Ik ben dus blij dat u tot actie overgaat, dat er binnen VDAB werk wordt gemaakt van een gestroomlijnde dienstverlening en een mentaliteitsverandering, zoals dat hier in de conclusies van de audit werd omschreven. Een goede opvolging en een efficiënte bemiddeling zijn immers ook belangrijk om de kansen die deze conjunctuur biedt, daadwerkelijk te grijpen.
Minister, er is nu een audit geweest. Er is voorlopig geen audit meer gepland, leer ik uit vragen, maar wanneer wilt u de in gang gezette acties evalueren? Over een jaar, over twee jaar? Is er een moment waarop u opnieuw zult bekijken of hetgeen u in gang hebt gezet aan veranderingen, daadwerkelijk rendeert? Dat is immers wel belangrijk, natuurlijk.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, een ander cijfer dat ik toch ook wel heel frappant vond, is dat bijna 30 procent van de bemiddelaars zelf aangeeft dat de werkdruk onhoudbaar is. Dat is toch ook wel iets dat zeker moet worden meegenomen, dat toch alarmerend is wat mij betreft. Minister, VDAB kan die werklast zelf intern aanpakken door onder andere een haalbare ‘caseload’, het afstemmen van het registratiewerk, realistische streefcijfers, dingen die u voor een stuk ook net hebt aangehaald, maar ik denk dat we ter zake de bemiddelaars zelf niet uit het oog mogen verliezen, en de alarmkreet die ik daar toch voor een stuk in zie. Daarnaast wijst het onderzoek ook uit dat een belangrijke werklastbron zich ook bij de werkgevers situeert. Een versterkte samenwerking kan er via wederzijds leren toe leiden dat meer realistische eisen worden opgenomen in vacatures en dat een ruimere groep werkzoekenden wordt uitgenodigd. Minister, vooral vanuit het oogpunt van die 30 procent van bemiddelaars die aangeeft dat die werkdruk onhoudbaar is, vraag ik u toch om dat aspect ook zeker mee te nemen als u met VDAB gaat overleggen over de plannen die ze nu hebben uitgerold en de verdere opvolging daarvan. Ik vind dat immers toch wel een verontrustend tot zeer verontrustend cijfer.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik heb eerst een vraagje naar achtergronddocumenten. Ik heb net vernomen dat de interne audit beschikbaar is via het antwoord op de schriftelijke vraag van collega Bothuyne. Het zou toch ook wel interessant zijn om een zicht te krijgen op de onderrichtingen die de bemiddelaars krijgen. Kunt u die beschikbaar stellen? Daar staat niks geheims in, maar dat kan ons in ieder geval wat inzicht geven in het kader waarbinnen de bemiddelaars werken. Die hebben een ruime discretionaire bevoegdheid om op maat te kunnen werken, maar het lijkt me wel nuttig om een zicht te krijgen op hoe die worden aangestuurd om die keuzes toch zo correct en objectief mogelijk te maken.
Dan kom ik tot mijn tweede vraag. In de discussie over het sanctioneringsbeleid en het onderzoek daarover viel het op dat 92 procent van de gesanctioneerden laag- en middengeschoolden waren. U erkende toen ook dat de begeleidingsintensiteit leidt tot een hogere sanctioneringsintensiteit. U zou dat bijsturen door de vernieuwde aanpak. Hebt u al indicaties dat dit grote verschil bijgestuurd wordt? Bij hooggeschoolden werd de initiële aanpak pas na negen maanden opgevolgd. Zijn er nu op dat vlak al bijsturingen zodat de begeleidingsintensiteit niet automatisch leidt tot een hogere sanctioneringsintentiteit? Dit is eigenlijk onbillijk.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het eens, zowel met de minister als met de heer Bothuyne, dat dit een belangrijke thematiek is. Naar aanleiding van de cijfers die de RVA had gepubliceerd hebben we een hoorzitting gehad met VDAB. We hebben een aantal accenten meegegeven aan VDAB. Het feit dat de bemiddeling en de controle bij een en dezelfde persoon ligt, kan soms leiden tot een andere manier van begeleiden, die meer empathisch is, en waarbij de controle minder stringent kan zijn. Dat is mensenwerk en het hangt af van persoon tot persoon. Het is geen algoritme, maar een complex verhaal. De audits zijn wel wat ze zijn en ze bevestigen voor een stuk het idee dat we al hadden, namelijk dat er een cultuuromslag aan de gang is die doorgezet moet worden en dat er nog werk te doen is. Het is goed dat de heer Bothuyne dit hier heeft aangekaart en dat de minister meteen al kan aangeven dat hij op dat gebied actie onderneemt. We moeten met zijn allen zeer kort op de bal spelen en dit goed opvolgen. We kunnen ons niet permitteren dat daarmee te laks wordt omgegaan of dat bepaalde zaken worden nagelaten, zoals het doorgeven van de formele afsprakenbladen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
We hebben het hier inderdaad al vaker gehad over de nieuwe controle- en sanctioneringscultuur en de worsteling van de consulenten, zeker in het begin, met die nieuwe dubbele taak. Dit zal ongetwijfeld ook meespelen in de verhoging van de werkdruk, mijnheer Annouri. Het is niet altijd evident om tegelijk de wortel en de stok in handen te hebben. Met het actieplan en het versnellingsplan moeten we de koe bij de horens vatten. We kijken reikhalzend uit naar de goede resultaten daarvan. Ik veronderstel dat de evaluatie daarvan ook hier grondig besproken zal worden.
In het rapport staat onder meer dat 27 procent van de bemiddelaars aangeeft dat er maatregelen zijn en dat de helft van hen de opvolging doet vanuit de eigen inschatting. Is er ook zicht op het profiel van die consulenten? Spreken we dan voornamelijk over jongere of oudere consulenten? Zijn er regionale verschillen? Het kan misschien interessant zijn om dat in kaart te brengen en te analyseren en daar gericht op in te spelen.
De vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties in de raad van bestuur hadden nogal wat schrik van de implementatie van het nieuwe controle- en sanctioneringsysteem. Dan is er binnen de raad van bestuur afgesproken om dat om de drie maand te evalueren. Kunt u dat wat meer toelichten? Gebeurt dat inderdaad? Wat zijn de volgende stappen?
Minister Muyters heeft het woord.
Algemeen moet ik zeggen dat iedereen wel inziet dat dit ‘work in progress’ is. We hadden gewoon kunnen overnemen wat er op het federale niveau bestond, maar we proberen het op een andere, en volgens mij veel betere, manier te doen. We moeten de mensen daar ook de kans toe geven en niet meteen kritiek uiten op wat er zoal misloopt. Dat vind ik belangrijk. We moeten blijven beseffen dat bemiddeling een zekere autonomie van de persoon in kwestie veronderstelt. Ik ben er zeker van dat de werkstress verhoogt als de consulent van alles moet aanvinken en veel papierwerk moet doen omdat dit zo opgelegd wordt.
Ik ben er nogal voorstander van om het organisatorisch bij VDAB zelf te houden en op iets grotere schaal te bekijken hoe we dat moeten doen. Als we gaan morrelen aan de autonomie van de bemiddelaar, zijn we op een verkeerde manier bezig en komen we tot meer robotisering in plaats van meer maatwerk en persoonlijke aanpak. Ik ben er dus geen voorstander van om bijvoorbeeld te zeggen dat er bij elke afspraak een afsprakenblad moet ingevuld worden. Ik laat dat graag over aan de inschatting van de bemiddelaar zelf. Maar als er natuurlijk nooit afsprakenbladen opgemaakt worden bij bemiddelaar a en altijd bij bemiddelaar z, dan is er binnen VDAB misschien wel de ruimte om dat organisatorisch aan te pakken. Dat was mijn eerste reactie op wat de heer Bothuyne naar voren heeft gebracht.
Mevrouw Talpe en mijnheer Bothuyne, er is inderdaad afgesproken om dit per kwartaal te monitoren. Er zijn ook gegevens die specifiek over de twee plannen naar voren geschoven zijn, die worden opgevolgd. Dat is volgens mij de goede manier van opvolgen. We wachten niet tot er over twee jaar een evaluatie wordt gedaan. We bekijken nu al hoe het evolueert. Dat is volgens mij een betere methode. Bij elk monitoringrapport kijken we hoe de cijfers evolueren en wat we daaruit kunnen leren en dan schaven we meteen bij waar nodig. Het is, zoals u zei, ‘work in progress’, maar ik vind het wel een sterk ‘work in progress’. We beginnen op een heel authentieke manier de zaken aan te pakken.
Vorige week was ik in Canada naar aanleiding van het World Anti-Doping Agency (WADA). Ik heb op een vrije voormiddag de ‘port d’emploi de Québec’ bezocht. Als ik hoor hoe zij werken en als ik vertelde wat wij aan het doen zijn, dan kan ik zeggen dat we toch weer voorliggen op wat daar gebeurt. Nochtans heeft men ook in Québec een krapte op de arbeidsmarkt, langdurig werklozen enzovoort. Het is nogal vergelijkbaar, maar als je dan ziet wat wij doen, dan was er veel interesse en vraag om met VDAB daaromtrent meer contact te hebben.
30 procent werkdruk is onhoudbaar. Mevrouw Talpe heeft gelijk als ze zegt dat de verandering dit allicht meebrengt. VDAB zal dit wel opvolgen. Ze hebben er ook belang bij dat de bemiddelaars met volle ‘goesting’ aan het werk zijn. Dit zal zeker opgevolgd worden en blijven.
Mevrouw Kherbache, u vroeg of we de onderrichtingen kunnen krijgen van de bemiddelaars. Ik zal dat navragen en horen of dit een probleem geeft of niet. Ik weet niet op welk niveau dit gebeurt. Als dit individueel is, zeg ik neen. Als dit collectief is, dan is het anders. Ik zal het bekijken en vragen wat we kunnen overmaken.
De vernieuwde aanpak heeft natuurlijk nog geen gevolgen, want die is er nog niet. We beginnen in september met de vernieuwde aanpak. Pas dan stappen we af van het systeem dat als je hooggeschoold bent je pas na x aantal maanden wordt bijgestuurd. Er zal een snellere inschatting zijn, bijvoorbeeld op basis van het zoekgedrag. Ook hooggeschoolden zeggen soms dat ze van VDAB nog niets hebben gehoord. Ook dat aspect is meegenomen in de nieuwe dienstverlening. Het wordt inderdaad meer op maat. Een hooggeschoolde die niet goed weet wat of hoe, zal ook door VDAB vroeger worden gecontacteerd, al was het maar om de dienstverlening nog te verbeteren. Ook de opvolging van wat die persoon doet, zal, binnen de wet op de privacy, verder worden opgevolgd. Neen, er zijn dus nog geen resultaten, want dat kan nog niet. Ik vind het ook niet zinvol om ‘snelsnel’ een aantal maatregelen te nemen als we in september starten met een nieuw systeem. Laat ons dat nieuw systeem effectief van start laten gaan.
Mijnheer Ronse, het is voor die bemiddelaars een andere job. Ze doen niet zozeer de controle, maar wel de opvolging. De controle en de sanctionering gebeuren nog altijd door een gescheiden dienst. Er wordt van de bemiddelaars wel iets anders gevraagd dan wat in het verleden werd gevraagd.
Mevrouw Talpe, u vroeg of we een profiel hebben bij de consulenten. Ik dacht niet dat dit het geval is. Ik zal het navragen, maar ik dacht niet dat het is opgedeeld in leeftijd, geslacht of andere elementen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. We willen allemaal ongeveer hetzelfde, namelijk een actieve bemiddeling, die kort op de bal speelt.
U gaf het voorbeeld van de afsprakenbladen. Het is wel degelijk de bedoeling dat elk gesprek gevolgd wordt door een afsprakenblad. Dat is alleszins de richtlijn die binnen VDAB geldt. Ik hoop dat dit effectief zo wordt uitgevoerd. Dat past perfect in het kader van wat hier in het parlement wordt gevraagd, namelijk een goede en strikte opvolging van elke werkzoekende op maat van de betrokkene.
U gaat elke drie maand opvolgen, wat goed is. Ik wil er toch voor pleiten om binnen één of twee jaar na de nieuwe werking een nieuwe audit op de kalender te zetten bij de interne-auditdienst van VDAB. Op die manier kan een goeie vergelijking worden gemaakt tussen het verleden en de nieuwe manier van werken die we in de komende maanden zullen uitrollen. Ik hoop dat dit gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.