Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Eind maart heeft een coalitie van vijftien organisaties, gaande van milieuorganisaties tot energieleveranciers en distributienetbeheerders, een manifest voorgesteld met de titel ‘Invoering van een rendementseis voor verwarmingsinstallaties in gebouwen en versnellen transitie naar alternatieven’. Verwijzend naar de klimaatdoelstellingen en de afbouw van het gebruik van gas dat gewonnen wordt in de omgeving van Groningen schrijven zij letterlijk: “Om een forse versnelling in de verduurzaming van gebouwen te realiseren, pleiten wij voor het per 1 januari 2021 invoeren van een rendementseis voor nieuw te installeren verwarmingsinstallaties in gebouwen, waarbij de rendementseis zo wordt geformuleerd dat de mono-cv-ketel er niet aan voldoet.”
Zij pleiten voor drie alternatieven, meer bepaald hybride verwarmingssystemen voor de minder goed geïsoleerde bestaande gebouwen, warmtepompen voor nieuwbouw en voor bestaande gebouwen die wel voldoende geïsoleerd zijn, en warmtenetten om restwarmte nuttig aan te wenden.
Ook in onze eigen klimaatresolutie van 23 november 2016 vragen we enerzijds een afbouwscenario voor verwarmingsketels op fossiele brandstoffen en daarmee samen prioriteit te geven aan duurzame alternatieven, zoals warmtepompen en warmtenetten voor het gebruik van restwarmte of groene warmte. Anderzijds vragen we de toepassing van het ‘beste beschikbare techniek’-principe (BBT) bij het bepalen van de resterende energiebehoefte. Onze vragen liggen dus in lijn met het pleidooi van de vijftien Nederlandse organisaties waarvan daarnet sprake, alleen waren wij iets minder expliciet door geen streefdatum naar voren te schuiven. Maar misschien heeft de markt daar wel effectief nood aan.
Minister, bent u op de hoogte van het Nederlandse manifest? Wat is uw mening en visie over deze problematiek? Is een soortgelijke aanpak, waarbij er draagvlak wordt gezocht in de brede sector, mogelijk en wenselijk in Vlaanderen?
Welke stappen zijn er al gezet om een concreet afbouwscenario voor verwarmingsketels op fossiele brandstoffen te verkrijgen? Welke bijkomende stappen zijn nog gepland?
Hebt u plannen om een datum voorop te stellen vanaf wanneer cv-ketels op aardgas niet meer mogen worden verkocht voor nieuwbouwwoningen?
Op welke manier wilt u de keuze voor meer duurzame verwarmingsalternatieven ondersteunen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik dank u voor uw vraag. Ik ben op de hoogte van het Nederlandse manifest en verwelkom uiteraard alle voorstellen die kunnen bijdragen tot een duurzame energietransitie.
Het manifest is op dit ogenblik wel enkel een intentieverklaring van de initiatiefnemers en geen beleidsplan van de Nederlandse overheid. Ik kijk er dan ook naar uit om te vernemen hoe mijn collega’s van de Nederlandse overheid hiermee concreet aan de slag zullen gaan en op welke termijn zij het eventueel realistisch achten om tot de invoering van een dergelijke rendementseis in te gaan.
Wat België betreft, is in het Energiepact opgenomen dat we onze gebouwen ten laatste in 2050 niet meer met fossiele brandstoffen verwarmen, en dat er al vanaf 2035 niet meer in een gasaansluiting zal worden voorzien bij nieuwbouwwijken, tenzij die bedoeld is voor het gebruik van biogas. Dit zullen we nu vertalen in een eigen Vlaams plan van aanpak.
Om de hernieuwbare alternatieven grootschalig uit te rollen, zullen alle beschikbare middelen worden ingezet. Er zal een plan worden uitgewerkt, rekening houdend met het type warmtevrager en met de verschillende technologieën, zoals warmtepompen, zonneboilers, warmtenetten, geothermie, parabolen, pellets, biogas en biomassa.
Het is hierbij cruciaal om in een duidelijke link te voorzien met de ruimtelijke ordening en het lokale beleid, zodat de meest geschikte verwarmingsmethode kan worden gekozen. Deze aanpak houdt uiteraard rekening met omgevingsfactoren, densiteit en type van gebouwen. Deze doelstellingen en het bijhorend ondersteuningsinstrumentarium worden periodiek geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd.
De concrete stappen die reeds zijn genomen, omvatten maatregelen in het Warmteplan 2020, waarmee gefocust wordt op de verschillende alternatieven zoals warmtenetten, biomassa, zonneboilers, warmtepompen en diepe geothermie. Daarnaast verplicht de energieprestatieregelgeving sinds 2014 om een minimumaandeel van de nodige energie in nieuwe woongebouwen te halen uit hernieuwbare bronnen. Deze eis is de voorbije jaren steeds uitgebreid en geldt vandaag ook voor ingrijpend gerenoveerde woongebouwen én nieuwe en ingrijpend gerenoveerde niet-residentiële gebouwen, met uitzondering van industrie en landbouw.
Collega, de verkoop van ketels an sich is een federale bevoegdheid. In het Energiepact wordt vooropgesteld om geen nieuwe mazoutketels meer te verkopen vanaf 2035. Om onze doelstellingen voor 2050 te behalen, zal de volgende stap inderdaad zijn om een halt toe te roepen aan de cv-ketels op aardgas voor nieuwbouwwoningen. Uit overleg met de sector zal dan moeten blijken wat hiervoor realistisch is.
In het kader van het nieuwe Vlaamse Energie- en Klimaatplan zullen we dit overleg opstarten en ook onderzoeken wat de mogelijkheden zijn. Op dit moment ondersteunt mijn beleid al de keuze voor meer duurzame verwarmingsalternatieven. Sinds vele jaren geven de netbeheerders premies voor warmtepompen en ook voor zonneboilers.
Ik ben niet van plan om die premies in de toekomst af te bouwen, omdat er nog een enorm potentieel is om deze groene verwarmingstechnieken in onze gebouwen te integreren.
Het Nederlandse initiatief komt bottom-up, vanuit de sector. Het is heel positief dat er een standpunt wordt ingenomen waarbij heel veel mensen, zowel uit de milieuorganisaties als uit de sector van de leveranciers en de netbeheerders, worden betrokken en een duidelijk en ambitieus standpunt innemen. Ik hoop dat dit op een gelijkaardige manier wordt aangepakt als u het verder overleg over de uitvoering van het Energiepact vorm gaat geven.
Wat we ook kunnen leren van de Nederlanders, is dat men niet zomaar een bepaalde technologie gaat uitsluiten, maar men met een technologieneutrale aanpak gaat werken, met rendementseisen die op die manier tot duidelijke keuzes gaan leiden, maar misschien ook bijkomende innovatie gaat stimuleren in andere technologieën dan diegenen die we vandaag al kennen.
U hanteert de datum van 2035. Dat staat in schril contrast met wat in Nederland wordt voorgesteld, namelijk om in 2021 al duidelijke keuzes te maken. Dat is veertien jaar verschil. Op dat vlak moeten we kijken wat er mogelijk is en misschien een gefaseerde aanpak hanteren zodat we al iets sneller dan in 2035 de transitie kunnen gaan vormgeven.
Ik ben blij dat u de premies voor de zonneboilers en de warmtepompen vermeldt. Het is goed dat u die wenst aan te houden en niet wenst af te bouwen. Dat is zeer positief. Voor de warmtepompen zijn er nog andere problemen inzake rentabiliteit, maar die hebben eerder te maken met de tarieven dan met de premie. Op dat vlak zou wellicht nog bijkomend beleid nuttig zijn.
Tot slot nog een bijkomende vraag. Kunt u wat meer duiding geven bij de timing van het uitwerken van het uitvoeringsplan bij het Energiepact? Wanneer wilt u wat gaan doen? Wie wilt u wanneer betrekken bij de opmaak van dat plan?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is een boeiende vraag omdat het veel breder gaat dan enkel de discussie over het uitfaseren van gasketels. Voor alle duidelijkheid: voor mij moeten de gasketels er niet uit, als we een andere brandstof in die gasketels kunnen pompen. Men kan perfect met biogas of met waterstof werken. Misschien moet de ketel enkel gedemonteerd worden. Voor mij is de infrastructuur niet noodzakelijk een verloren kost. Er moet juist onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn in de toekomst.
Ik ga honderd procent akkoord met een technologieneutrale aanpak. Het rendement moet bepalend zijn, maar desalniettemin is er bottom-up ook een andere beweging bezig in Nederland, wat ik heb vastgesteld in een artikel van het Financieele Dagblad van zaterdag 31 maart over energietransitie. De aanleg van stadsverwarming door Nuon in de Amsterdamse wijk Houthaven wordt daarin toegelicht. Er wordt ook gesteld om huishoudens mee te laten beslissen in de overstap van aardgas naar nieuwe energiebronnen. Nu zullen ze verplicht worden om over te stappen naar de nieuwe stadsverwarming en gaan ze daardoor meer betalen dan ze nu voor aardgas betalen. Die mensen zeggen: ‘Het raakt mijn portemonnee, ik wil wel kunnen meebeslissen of ik die overstap wil maken.’ Ook in de warmtenetten kunnen verschillende kosten zijn. Restwarmte kan goedkoper zijn, of het kan zijn dat men diepe geothermie moet toepassen. Ik zou dus voorzichtig willen zijn als we spreken in dit debat. Dit debat gaat niet over zomaar eventjes de gasketels uitfaseren. Voor mij gaat het debat ook over wat er in de plaats kan komen van aardgas en ten tweede, als we het op een andere manier willen doen, technologieneutraal, moeten we ook zeer goed letten op het kostenplaatje.
De heer Danen heeft het woord.
In deze commissie gaat het vaak over energie en dan gaat het dikwijls ook over elektriciteit, terwijl warmte zeker zo belangrijk is. De mensen die hier zitten, weten dat, maar ik wou het nog eventjes benadrukken. Daarom ook dat we in oktober al, de mensen van de Bond Beter Leefmilieu hier in de commissie te gast hadden, die hier een warmteplan voorstelden en uit de doeken deden. Er zaten heel interessante elementen in, die ik ook terugzie in het manifest van de organisaties waar de heer Bothuyne naar verwijst en waar zijn vraagstelling voor een stuk over gaat.
Hetgeen waar het nu over gaat, is ook gekoppeld is aan de omvorming van ons gasnet. Ik heb al meermaals in de commissie in vraag gesteld of het wel nodig is om overal, massaal en snel, de gasnetten om te vormen, omdat we ook kunnen komen tot mogelijk andere oplossingen in bepaalde delen van Vlaanderen. Dat zal zeker niet overal kunnen, maar het zomaar wegzetten als toekomstmuziek of raaskallerij, vind ik helemaal niet correct. Ik ben blij dat collega Bothuyne, voor een stukje toch, als ik aan de vraagstelling een zekere intentie mag koppelen, die omslag ook heeft gemaakt.
Wat zijn belemmeringen voor een echt duurzaam warmtebeleid? Dat is voor een stuk de ruimtelijke ordening – dat weten we allemaal. Dat is voor een stuk ook de hoge prijs van elektriciteit en de relatief lage prijs van fossiele brandstoffen. Ook het draagvlak is voor een stuk een belemmering waaraan moet worden gewerkt. Maar er is ook het renovatiedilemma van de private huur en van mede-eigendom. We gaan die punten nu niet helemaal kunnen uitdiscussiëren. Er zijn al enkele vragen daarover aan bod gekomen, maar het spreekt voor zich dat een duurzaam warmteplan veel meer moet zijn dan hetgeen nu al voorligt.
Ik ben blij te horen van de minister dat hij werkt aan een opvolger daarvan, maar de termijnen daarvan, 2050 en 2035, liggen veel te ver in de toekomst. Op dat vlak moeten we ook meer ambitie tonen, want anders gaan we een aantal lock-ineffecten creëren, gaan we vandaag dingen doen waar we later spijt van krijgen, wat toekomstige ontwikkelingen nog veel moeilijker maakt. Ik vraag u om op dat vlak zeker ook meer ambitie te tonen. Ook wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om een vraag te stellen. U hebt in het verleden gepleit om voor een stuk belastingen te herschikken weg van elektriciteit, meer naar fossiele brandstoffen. Ik weet dat dit voor een stuk federaal is, maar hoever staat u in die ambitie om op dat vlak een reshuffle te krijgen wat betreft heffingen, zodat bijvoorbeeld warmtepompen meer concurrentieel worden tegenover centraleverwarmingsketels op mazout of op gas, want dat is nu nog altijd niet het geval, ondanks alle premies die u hebt ingesteld.
Meer ambitie, meer voluntarisme, meer optimisme: daarvoor bent u bij mij aan het juiste adres. Alleen, ik moet iedereen mee krijgen. Ik moet een meerderheid, een oppositie, de samenleving en alle mensen mee krijgen die in een situatie zitten waarbij ze in iets hebben geïnvesteerd en waarbij ik op dat moment geen grote voorstander ben om onmiddellijk maatregelen te nemen die mensen raken in wat ze de voorbije jaren hebben gedaan. Met andere woorden, je moet beseffen dat dit een noodzakelijke operatie zal zijn, maar dat het ook een delicate operatie is. In Vlaanderen hebben we de situatie dat het grootste gedeelte van het woonnet aangesloten is op aardgas. Bij het maken van een interfederaal Energiepact waarbij een aantal streefdata zijn ingevoerd voor mazoutketels, moeten we allemaal wel beseffen dat dat niet zo verschrikkelijk hard is voor Vlaanderen, maar voor mijn collega in Wallonië wel een enorme uitdaging is. Het aantal mazoutketels in Wallonië ligt procentueel veel hoger dan in Vlaanderen. Wij zitten aangeschakeld op een gasnet waar misschien in de toekomst andere mogelijkheden mee zijn en waar we nu dus aan een uitvoeringsplan van het Energiepact zullen moeten werken. Ik hoor langs alle kanten pleidooien om streefdata in te voeren. In zijn vraagstelling verwijst de heer Bothuyne naar de klimaatresolutie van 23 november 2016, waarop ik mij echt gebaseerd heb om aan de tafel te gaan zitten om de Stroomversnelling op te bouwen, om het federaal Energiepact te gaan mee onderhandelen, maar daar staat geen streefdatum in. Dat betekent dat er wel een kamerbrede consensus is over het feit dat we het moesten doen, maar, mijnheer Damen, dat op het moment van de opmaak van de resolutie, er nog geen consensus was tussen alle partijen om een streefdatum voorop te stellen.
Het is een verhaal waarbij we in de nodige alternatieven moeten voorzien en we ervoor moeten zorgen dat zoveel mogelijk drempels worden weggehaald om de weg ernaartoe mogelijk te maken, wat mij betreft zo snel als het kan.
Maar ik waarschuw voor één zaak: voor mensen die op dit moment, al dan niet bewust een bepaalde keuze gemaakt hebben – mensen kunnen een huis gekocht hebben dat op aardgas wordt verwarmd – moet ik dat betaalbaar kunnen houden. Ik kan wel een grote voorstander van die wijziging zijn, maar het moet betaalbaar zijn voor wie die investering wil doen. Ik ben mij ervan bewust dat wat betreft een aantal streefdata in de verschillende energiepacten die het land rijk is – zo is er onze eigen energievisie Stroomversnelling en is er daarnaast een pact op het interfederale niveau – de realisatie sneller kan en wellicht ook sneller zal gebeuren. Dat betekent niet dat we onszelf onmogelijke deadlines moten opleggen. We moeten kijken wat er van onderuit mogelijk is om die transitie realistisch te maken, maar ook zo snel mogelijk te laten gebeuren, zonder ongelukken voor individuele klanten en voor individuele bedrijven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u. Dit debat is zeker nog niet uitgeput. Het is goed dat u keuzes hebt kunnen maken over de streefdatum van 2035. Ik denk dat een gefaseerde aanpak nodig is met voortschrijdende normering, zodat de markt zich kan organiseren. We roepen u dus op om in overleg te gaan met alle actoren op het terrein en met deze commissie, die altijd bereid is u te ondersteunen in uw ambities in deze.
De vraag om uitleg is afgehandeld.