Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over modulaire woningen
Vraag om uitleg over mobiele mantelzorgwoningen
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, vorige week hebben we in Het Laatste Nieuws gelezen dat het OCMW van Gent een mobiele containerwoning heeft gekocht en verhuurt aan mensen die een tijdelijke nood hebben, ziek zijn of zorgen nodig hebben. De container wordt verhuurd en geplaatst. Zeker in het licht van de bevolkingsprognoses, zijn er in onze huidige samenleving steeds meer ouderen en singles. Er is nood aan bijkomende woongelegenheden. Veel mensen hebben nood aan een rusthuisbed, maar daar zijn wachtlijsten voor.
Minister, volgens mij kunt u, als minister van Ruimtelijke Ordening, met betrekking tot tal van facetten een oplossing bieden, op voorwaarde dat de regelgeving flexibel is. Momenteel zijn er eigenlijk geen specifieke normen voor deze containerwoningen of modulaire aanbouwunits.
Hoewel dat in Het Laatste Nieuws niet het geval was, vind ik bovendien dat deze woningen soms negatief worden voorgesteld. Het lijkt er dan op dat de mensen in een container wonen, wat een negatief beeld oproept. We zien echter ook veel positieve, hippe voorbeelden die zelfvoorzienend, ecologisch en duurzaam zijn. Een voorbeeld is Ark Shelter. Heel wat jonge mensen die in de stad wonen, vinden dit een leuk en vernieuwend concept. Er is weinig energieverbruik en het is een vorm van betaalbaar wonen of een eerste stap om te kunnen wonen.
Nu valt dit allemaal nog onder de specifieke regels voor de bijgebouwen. Het gaat om maximaal 40 vierkante meter. Dat is al redelijk en het is mogelijk aan die regel te voldoen. Voor een bijgebouw of een containerwoning moet dit zeker volstaan. De maximale hoogte is 4 meter, wat ook oplosbaar is. Dit geldt ook voor de regels inzake 3 meter en 2 meter. Het is natuurlijk typisch Vlaams dat de mensen in hun tuin al een bijgebouwtje hebben, zoals een tuinhuis, een ander bijgebouw of een hok voor de dieren. In dat geval kan de tijdelijke container niet worden geplaatst.
Daarnaast zijn er nog de vele lokale reglementeringen die dergelijke initiatieven onmogelijk maken. Het wordt verboden door verouderde bouwverordeningen en zeer verouderde bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) maken het onmogelijk. Ik weet dat er recent wijzigingen zijn geweest en dat bepaalde regels in BPA’s ouder dan vijftien jaar als ongelezen kunnen worden beschouwd. Zeker als er veel plaatsgebrek is, moeten moderne woonvormen als deze units positief worden benaderd.
Mininster, ik stel deze vraag om uitleg ook naar aanleiding van een aantal andere facetten. U weet beter dan ik dat veel architecten in Vlaanderen in 308 gemeenten actief zijn. Naast de Vlaamse regelgeving en alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) en lokale bepalingen, moeten ze ook naar de lokale bouwverordeningen kijken. De lokale overheid heeft natuurlijk autonomie, maar volgens mij kan ook een pleidooi worden gehouden om bepaalde regels uniform te maken. Dat zou veel minder administratieve lasten met zich meebrengen.
Ik geef een voorbeeld. In de ene stad moet de hoogte van de vloer tot aan het plafond 2,20 meter zijn om als woonoppervlakte in aanmerking te komen. In andere steden is dat 2,40 meter of 2,60 meter. Het wordt nog moeilijker als de oppervlakte moet worden berekend. In de ene stad is het de binnenmuur en in de andere stad is het de buitenmuur. Soms worden de ruimtes onder de trap of de sanitaire cellen niet meegeteld. Het wordt heel ingewikkeld, want in Vlaanderen zijn er nog veel woningen onder een dak. De vraag is dan vanaf welke helling elke oppervlakte meetelt. In sommige steden is het vanaf 1,80 meter en in andere steden is het 2 meter of 2,20 meter.
Zou u met de Vlaamse regelgeving voor meer conformiteit kunnen zorgen om die creatieve containerwoningen mogelijk te maken?
Hebt u kennisgenomen van het initiatief van het OCMW? Ik heb het eens nagevraagd. Blijkbaar kost een container 85.000 euro. Een lokaal bestuur kan die container verhuren voor 100 tot 150 euro per maand. Als het om zorg gaat, betreft het meestal een tijdelijke oplossing. Mensen kunnen misschien niet permanent verbouwen als de zorg, hoe erg het ook moge zijn, maar twee of drie jaar zal duren. Dergelijke containers vormen vaak een menselijke oplossing, zeker als het mogelijk is te huren. Dit moet echter mogelijk zijn.
Plant u aanpassingen of zult u afwijkingen mogelijk maken op de regelgeving die nu van kracht is om dergelijke initiatieven toe te laten? Ik weet dat nu gedurende negentig dagen van de bestemming kan worden afgeweken, maar als iemand ziek is en gedurende een half jaar of een jaar zorg nodig heeft, valt dit natuurlijk niet onder die afwijking van de bestemming en is het initiatief eigenlijk niet mogelijk.
Hoe zult u sensibiliseren? Staat u hier al dan niet achter?
Vindt u dat dit enkel van toepassing kan zijn op de zorgbehoevende aspecten of vindt u dat dit ook moet kunnen voor studenten, voor mensen die werken, zoals e-mama’s die misschien niet veel plaats hebben, of voor zelfstandigen die niet meteen een kantoor kunnen huren maar thuis wat te krap zitten en voor wie een container tijdelijk als een werkplek kan fungeren?
Minister, hebt u suggesties voor de aanpassing van deze regelgeving?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, mijn excuses, er staat een kleine inhoudelijke fout in mijn vraag. Er staat dat men voor zo’n unit geen omgevingsvergunning moet indienen als deze kleiner is dan 40 vierkante meter. Dat stond zo in de pers, maar dat klopt niet.
Het verhaal is natuurlijk genuanceerd. Enerzijds is er zeker een pro, want deze tendens laat toe om zorg beter uit te bouwen. Dit komt tegemoet aan onze partijoverschrijdende ambitie voor meer inbreiding en meer ruimtelijk rendement. In Nederland kent de toepassing van dit soort woningen al succes. We moeten dat hier op een intelligente manier kunnen toepassen. Anderzijds moeten we omzichtig zijn. Gaan we zoiets toelaten in landbouwgebied? In woonuitbreidingsgebieden? Hoe gaan we daar dan mee om? Als dat daar staat, is dat voor sommige mensen meteen een verworven recht. Dat moet aansluiten bij het ruimtelijk rendement en inbreiding.
Bovendien, wat komt er na de fysieke zorgrelatie? Gaan die containerwoningen dan een eigen leven leiden? Kunnen ze dan als een afzonderlijke woonunit worden doorverkocht als studio of appartement? Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Ik denk dat er altijd een rechtstreekse fysieke link moet zijn tussen de woning en de zorgrelatie. Dat is een heel debat.
We hebben de sector gehoord. Deze wees op de diversiteit tussen de gemeenten, wat het niet gemakkelijk maakt voor hen, ook op het gebied van rechtszekerheid. In de ene gemeente mag men zich daar domiciliëren, in de andere niet.
Voor mijn fractie zijn er drie punten van belang. Een, het moet altijd in lijn zijn met ruimtelijk rendement en inbreiding. Twee, het is de facto tijdelijk en gelinkt aan een zorgrelatie. Drie, rechtszekerheid is belangrijk; het moet duidelijk zijn voor investeerders en gebruikers of men daar een domicilie mag hebben, tijdelijk of niet.
Minister, ik zal mijn vraag meer algemeen stellen dan in mijn ingediende vraag om uitleg. Hoe denkt u over heel deze materie? Hoe ziet u dat verder evolueren?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, ik heb een vraag over hetzelfde thema. Het viel me wel op dat de collega’s de discussie dadelijk verruimd hebben. Zelf wil ik graag focussen op zorgwoningen en echte mantelzorgwoningen, want dat is de eerste vraag die ons bezighoudt, veeleer dan nu al te vragen voor welke andere toepassingen die containers nog zouden kunnen worden gebruikt.
We hebben het al gehoord van de collega’s: een mobiele mantelzorgwoning kan een oplossing bieden om mensen met een zorgnood in een vertrouwde omgeving te laten wonen. Vanuit die invalshoek past het concept in de trend van de vermaatschappelijking van zorg. Dit komt in de commissie Welzijn heel vaak ter sprake. Hoe kunnen we vanuit de maatschappij meer zorg opnemen? Hoe kunnen we mensen die zorg nodig hebben, verder deel laten uitmaken van een gemeenschap met al de mensen rondom hen die ze graag hebben, maar die de zorg mee opnemen? Hoe kunnen we hen laten deelnemen aan andere activiteiten en dergelijke? Dit past perfect in het concept van buurtgerichte zorg.
Het is een alternatief wanneer mensen wel bereid zijn om op hun grond tijdelijk faciliteiten te bieden voor iemand met een zorgnood, maar geen ingrijpende of dure wijzigingen aan hun eigen woning willen of kunnen doorvoeren. We kunnen ons allemaal zulke voorbeelden voor de geest halen. Het is niet in elke woning mogelijk om de nodige aanpassingen te doen.
Het idee van de mobiele mantelzorgwoning krijgt steeds meer vorm. De aanleiding voor deze vraag, ook voor de collega’s, denk ik, is het initiatief van de stad Gent of van het OCMW van Gent. Men heeft een zorgcontainer gekocht, die inwoners op termijn zullen kunnen huren om mantelzorg te verlenen aan zorgbehoevenden in een containerwoning op hun eigendom.
Over het concept en het project ‘Naar een toekomst van mobiele zorg’ is reeds meermaals in de commissie gesproken. Ik heb zelf al een aantal vragen gesteld aan Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vandeurzen. Het project werd opgestart in 2013 door de toenmalige minister van Economie in het kader van het ‘Nieuw Industrieel Beleid Zorgeconomie’ en het onderzoekt de verschillende facetten van mobiele wooneenheden. Het betreft immers een thema dat raakt aan verschillende beleidsdomeinen: Welzijn, Wonen, Economie en Omgeving. Er werd voor vier geselecteerde projecten een leerplatform opgericht binnen het Agentschap Innoveren en Ondernemen waar kennisdeling en afstemming gebeurt, zowel wat betreft de ervaringen binnen de projecten zelf als de afstemming met de regelgeving van diverse beleidsdomeinen.
In antwoord op een recente schriftelijke vraag, namelijk van 1 december vorig jaar, zei minister Vandeurzen dat het project was verlengd tot eind 2017. Uit het antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van mij van 4 juli 2017 bleek dat voor het plaatsen van tijdelijke mobiele units geen regelgeving Ruimtelijke Ordening bestaat, maar dat ze wel vergunbaar zijn indien er geen strijdigheid is met verordening, verkaveling, BPA of RUP. Ondanks het feit dat een mobiele unit in een woonzone kan worden vergund, kan er geen Z-code worden bekomen, aangezien de unit niet voldoet aan de definitie van een zorgwoning in de codex. Daarentegen verzet de wetgeving Ruimtelijke Ordening zich niet tegen het toekennen van een volwaardig huisnummer aan de zorgunit. Dit betekent dat de unit als volwaardige woning gaat gelden.
De nood aan een oplossing ter zake is duidelijk. We hebben hier al meerdere stemmen gehoord. Ook vanuit mijn fractie kan ik dat standpunt naar voren schuiven. We zien toch mogelijkheden in die mobiele mantelzorgwoningen, maar er is nood aan een kader daarrond dat duidelijkheid biedt inzake de tijdelijkheid en het bestaan van de zorgrelatie. Als we die twee niet in de hand houden, laten we alles toe en dan is het geen mantelzorgwoning meer maar gewoon een tweede woning.
Er bestaan goede voorbeelden in Nederland waar de zorgrelatie specifiek moet worden geattesteerd. Op die manier wordt de tijdelijkheid mee gegarandeerd.
Ik heb hierover volgende vragen, minister. Hebt u reeds kennis kunnen nemen van het eindrapport ‘naar een toekomst van mobiele zorg’ en de eventuele aandachtspunten daarin op het vlak van ruimtelijke ordening? Wat zijn de resultaten? Welke conclusies trekt u daaruit? Welke maatregelen koppelt u daaraan?
Welke struikelblokken zijn er op het vlak van ruimtelijke ordening nog om te komen tot een algemene Vlaamse regelgeving omtrent mobiele mantelzorgwoningen?
Bent u bereid om het mogelijk te maken een Z-code toe te kennen aan een mobiele mantelzorgwoning?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Beste commissieleden, ik heb uw vragen gebundeld naar inhoud. De eerste reeks vragen heeft betrekking op het eindrapport, de tweede op de vergunningen en de vergunningsplicht, de derde gaat over het inschakelen van een architect, en dan is er nog de Z-code natuurlijk.
Ik beschik niet over het eindrapport ‘Naar een toekomst van mobiele zorg’. Volgens mij is er ook nog geen. Ik kan het dan ook niet bespreken.
Het initiatief van het OCMW van Gent inzake mobiele assistentiewoningen vernam ik vooralsnog enkel via de pers.
Over de vergunningsplicht voor losstaande mobiele zorgwoningen wil ik graag een en ander verduidelijken. Het Vrijstellingenbesluit somt limitatief op wat vrijgesteld is van een vergunningsaanvraag: “(…) van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen.” De bepaling ‘niet voor verblijf bestemde bijgebouwen’ is hier van groot belang. Het project is in dat geval vrijgesteld van vergunning, voor zover het past binnen de bekende bepalingen rond oppervlakte, hoogte en afstand tot de perceelsgrenzen. ‘Niet voor verblijf bestemd’ is duidelijk. Vrijstaande mobiele containerwoningen zijn dus nooit helemaal vrijgesteld van vergunning.
Voor mobiele containerwoningen die een gelijkvloerse uitbreiding van de woning betekenen, wordt de vergunningsplicht onder voorwaarden vervangen door een meldingsplicht. Ook daar gelden een aantal beperkende voorwaarden. Dat is vandaag al zo.
Ik heb recent op Batibouw gezien dat er heel wat initiatieven bestaan inzake de mobiele zorgwoning. In sommige gevallen kan het plaatsen van zo’n module een gepaste oplossing zijn voor een tijdelijke zorgsituatie. Het lijkt me niet onlogisch dat we enige voorzichtigheid aan de dag leggen en een aanvraag door de gemeente aan de goede ruimtelijke ordening laten toetsen. We kunnen moeilijk zeggen dat men overal in Vlaanderen containers mag zetten zoals men dat wil.
Er is toch een verschil in impact tussen een tuinhuisje, waar mensen in de zomer een of twee keer per week naartoe gaan om hun grasmachine te halen of een barbecue te doen, en een permanent bewoonde mobiele zorgunit. Die zorgt voor beweging en mogelijk privacyhinder voor de aanpalende percelen en dergelijke. Met andere woorden: iedereen vindt dat hijzelf zonder vergunning zo’n unit moet kunnen plaatsen, maar dat de buren dit het best niet doen, als ik het zo kort mag samenvatten.
Mevrouw Van Volcem, u vroeg of we de regels niet meer kunnen uniformiseren. Het is inderdaad zo dat artikel 4.2.5. van de Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) de lokale besturen de mogelijkheid geeft om vrijgestelde handelingen meldingsplichtig te maken, en meldingsplichtige handelingen vergunningsplichtig te maken. De vergunningsplicht inzake ruimtelijke ordening is de enige vergunningsplicht in Vlaanderen die overal anders is omdat de situatie vaak anders is en die van geval tot geval moet worden afgewogen.
Ik kan enkel opmerken dat een vorige poging om het artikel 4.2.5. van de VCRO op te heffen, geen meerderheid in het parlement vond. De lokale autonomie is blijven bestaan, en volgens mij is het een goede zaak dat we daarop kunnen rekenen.
De vergunningsplicht is iets anders dan de vergunbaarheid. Het is niet omdat iets vergunningsplichtig is dat het niet kan worden vergund. Integendeel, een vergunningsplicht hoeft niet problematisch te zijn. Een losstaande of modulaire zorgwoning is in principe immers perfect vergunbaar. Wel moet er een omgevingsvergunning worden aangevraagd, en die moet worden getoetst aan de geldende stedenbouwkundige voorschriften.
Die verenigbaarheid kon tot voor kort problematisch zijn, zeker als men strikte verouderde voorschriften had in een BPA of een RUP. Dat kan gaan over bouwdieptes of de typologie van woningen. We hebben daar met ons allen een oplossing voor gezocht en gevonden met de recente codexwijziging bij decreet van 8 december 2017. We hebben de volgende oplossingen aangereikt.
We versoepelden de procedure van verkavelingswijzigingen, en schreven in dat verkavelingsvoorschriften die meer dan vijftien jaar oud zijn geen weigeringsgrond meer kunnen zijn. We stellen een soepeler planwijzigingsprocedure in voor het opheffen of aanpassen van inrichtingsvoorschriften van BPA’s en RUP’s. We boden een afwijkingsmogelijkheid voor BPA’s ouder dan vijftien jaar. Dit soort ingrepen moet helpen om rendementsverhogende projecten zoals modulaire woonunits te faciliteren.
Er werd gevraagd of modulaire units enkel vergunbaar zijn voor zorgwonen. Momenteel kan dat voor alles, als de plaatsing voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften en aan de goede ruimtelijke ordening.
In het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de architect is bepaald of de medewerking van een architect vereist is voor de plaatsing van een mobiele containerwoning. In sommige gevallen zal dat zo zijn, in andere niet. Dat hangt af van de afmetingen en van de constructie.
En dan nog de Z-code. Het klopt dat een mogelijk struikelblok niet altijd de vergunning is, maar vaak de inschrijving in het bevolkingsregister en de daaraan gekoppelde gevolgen inzake fiscaliteit en sociale zekerheid. De regeling inzake de inschrijving in het bevolkingsregister behoort echter niet tot mijn bevoegdheid. Het is een federale bevoegdheid, namelijk van de FOD Binnenlandse Zaken.
Vanuit de wetgeving Ruimtelijke Ordening bestaat er geen enkel beletsel om twee brievenbusnummers toe te kennen aan een hoofdwoning en een zorgunit – net zoals er bij een appartementsgebouw twee, vijf of tien brievenbusnummers worden toegekend. Ik hoor klachten dat gemeenten niet geneigd zijn om een extra brievenbusnummer toe te kennen. Ik ben echter niet bevoegd inzake de wetgeving met betrekking tot de toekenning van huisnummers. Ik kan dat vanuit Ruimtelijke Ordening niet aanpassen.
Een andere mogelijkheid zou zijn om aan de bewoners van de zorgunit een Z-code toe te kennen in het bevolkingsregister. Dit gebeurt nu al voor de zorgwoningen die aan de definitie van de VCRO voldoen.
Dit is een goed voorstel, een mooie oplossing, maar ook dat is een zaak voor de federale minister van Binnenlandse Zaken Jambon. Hij kan de bevoegdheid voor het bevolkingsregister regelen.
Dit is inderdaad een oplossing voor een aantal uitdagingen op het terrein. We hebben al heel veel gefaciliteerd vanuit Ruimtelijke Ordening, maar het is goed dat er nog een lokale toets kan gebeuren.
Minister, de wetgeving is natuurlijk constant in evolutie, daarom zitten we hier ook. Als er nieuwe initiatieven zijn, nieuwe noden en nieuwe visies, denk aan het pleidooi van de Vlaamse Bouwmeester om aan verdichting te doen, zie ik het ruimer dan de collega’s van CD&V. ik zie die modulaire units niet alleen in functie van zorg.
In de samenleving van vandaag leven heel veel singles. Veel mensen scheiden of trouwen niet meer. De eengezinswoning is een verouderd begrip. We kunnen niet meer zeggen wat een gezin inhoudt. Ik ben ervan overtuigd, minister, ik hoop dat u mij daarin kunt volgen, dat het niet aan de overheid is om te bepalen met wie men leeft, of dat binnen een gezinsvorm is, met twee vrouwen of met twee mannen, of in een klassiek gezin zoals vroeger.
De vraag is: wat is een gezin vandaag? Leven zoals men wil, met wie men wil, zolang men dat wil, komt niet toe aan de lokale ambtenaar noch aan een Vlaamse ambtenaar noch aan de politiek. Dat mag geen rol spelen in het beleid inzake ruimtelijke ordening. De wereld is helemaal in verandering, het samenleven is helemaal in verandering.
Soms is een woning te groot, soms wordt ze te klein. Stel dat de partners in een nieuw samengesteld gezin elk drie kinderen hebben. Met twee is hun huis te groot, maar als die zes kinderen de helft van de tijd komen, is de woning veel te klein. We kunnen er wel eens mee lachen, maar deze situaties komen echt wel voor. De ruimtelijke ordening moet daar een beetje meer open zijn. De term ‘een gezin’ is niet meer controleerbaar. Ik zou nooit in een samenleving willen leven waar de ambtenaar komt controleren met wie men samenleeft en voor hoelang. We moeten naar een ruimere, meer open regelgeving gaan.
Minister, die containerwoningen kunnen ook een oplossing bieden voor nieuw samengestelde gezinnen. De druk van zoveel kinderen op het zelfde moment in een huis dat geschikt is voor twee of drie mensen, kan groot zijn. We moeten mee evolueren en bekijken wanneer welke ruimte nodig is.
Ik denk niet aan containers die op een vrachtwagen gestaan hebben, begrijp me niet verkeerd. Ik ben voor betaalbare, duurzame, zelfvoorzienende containers die een kwalitatief leven mogelijk maken. We moeten daar als overheid een visie op ontwikkelen zodat die schaalvergroting mogelijk wordt en dat het eigenlijk goedkoper wordt. Dat is zoals indertijd met de zonnepanelen. Die waren eerst duur en dan veel goedkoper. Dat kan ook met die units het geval zijn.
Ik vind het een interessant idee, maar ik vind dat wij vanuit de overheid niet altijd moeten achterophinken, maar vooruitstrevend moeten zijn. We moeten wetgeving maken die diverse initiatieven mogelijk maakt in plaats van afremt.
Minister, uw antwoord is vrij volledig, en ik kan mij erin terugvinden. Het moet gaan om ruimtelijk rendement en inbreiding. Verder wijst u op het verschil tussen vergunningsplicht en vergunbaarheid. De vergunningsplicht behoort voor een deel tot de lokale autonomie.
Ik leid daaruit een aantal zaken af. Voor u kunnen die modulaire woningen of containerwoningen. Ze zijn de facto van tijdelijke aard. Het moet om een zorgrelatie gaan, zoals mevrouw Schryvers heel duidelijk stelde. Het moet aantoonbaar zijn. Het is niet de bedoeling dat de container nadien als een afzonderlijke unit/studio/appartement wordt verkocht.
U wijst op de regelgeving die wij gezamenlijk recent hebben aangepast. Het waren belangrijke aanpassingen. De VCRO ziet vijftien jaar oude voorschriften niet meer als weigeringsgrond en laat gemeenten toe om af te wijken van oude voorschriften. Ik denk dat we daarmee aan de bekommernissen van mevrouw Van Volcem tegemoetkomen.
Net doordat we dat toelaten in het kader van ruimtelijk rendement, zeggen we eigenlijk letterlijk dat een eengezinswoning, bijvoorbeeld een verkaveling, daardoor kan worden gesplitst. Er kunnen hier en daar andere woonvormen ontstaan. De gemeenten kunnen bouwplaatsen toekennen voor bepaalde woningen om net dat ruimtelijk rendement te halen en zodat andere, atypische woonvormen mogelijk worden. Die wetgeving hebben we dus recent hervormd. We moeten daarvan gebruikmaken. De modulaire woningen, zolang ze tijdelijk zijn en, zoals mevrouw Schryvers zei, zolang er een echte zorgrelatie is, moeten kunnen.
Wat voor mij wel problematisch blijft, en daar hebt u niet op geantwoord of onvoldoende zekerheid verschaft – het is ook niet helemaal uw bevoegdheid, het is gedeeltelijk een federale bevoegdheid –, is het domicilieverhaal. Ik vind het absurd en kafkaiaans dat men in Vlaanderen in de ene gemeente wel in zo’n zorgwoning zijn domicilie kan hebben en in de andere niet. Als we zoiets vergunnen, en de mensen investeren daarin om hun grootmoeder, schoonmoeder of -vader te huisvesten, moeten we zorgen dat die mensen daar hun domicilie kunnen krijgen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil nog enkele zaken beklemtonen of toevoegen.
Ik noteer dat het rapport nog altijd niet is afgeleverd of afgewerkt. Dat is op zich al een spijtige zaak, want daar keken we al een hele tijd naar uit. Ik denk en hoop dat daar toch een aantal knelpunten duidelijk gaan worden aangegeven en hopelijk ook een aanzet tot oplossingen. Dat is dus nog even wachten.
Minister, ik onderschrijf natuurlijk volledig wat u zegt en wat de collega's ook zeggen, het is niet omdat er een vergunningsplicht is dat er geen vergunbaarheid zou zijn. Dat is absoluut zo. De gemeenten hebben ter zake ook een eigen beleid dat ze zelf kunnen invullen. Ze kunnen de toets aan de goede ruimtelijke ordening doen.
Er zijn recent een aantal aanpassingen gebeurd die de wijzigingen van de verkavelingsvoorschriften en dergelijke iets makkelijker maken. De lokale besturen die een aanvraag krijgen om een unit te plaatsen, stellen zich volgens mij de vraag wat het kader is om die units als woongelegenheden te vergunnen en op welke wijze ze misschien de deur op een kier zetten om dadelijk heel wat meer aanvragen te krijgen. Volgens mij is er bij de gemeenten vraag naar een kader.
Als we het er allemaal minstens over eens zijn dat dit tijdelijk kan in een zorgrelatie, dan denk ik dat – mits het bepalen dat dergelijke mobiele mantelzorgwoning ook echt in het kader van decreetgeving als een zorgwoning kan worden beschouwd – dat toch wel voor veel lokale besturen een houvast kan bieden in de afweging of de nodige vergunningen kunnen worden afgeleverd. Indien het als een zorgwoning kan worden gecatalogeerd, staat de weg open naar nieuwe besprekingen met de federale wetgever, die de regels omtrent het bevolkingsregister en de inschrijvingen bepaalt.
Ik herinner me nog dat er heel wat jaren geleden, toen de methode van de zorgwoningen pas ingang vond, ook al problemen waren met de inschrijvingen. Eerst vonden de lokale besturen die dergelijke aanvragen kregen, dat ze moesten instappen in wat toen nog de kangoeroewoningen werden genoemd. We vinden allemaal dat dit moet kunnen. De mensen blijven langer thuis wonen. Nadien was er natuurlijk een probleem met de inschrijvingen. De besprekingen met de federale wetgever hebben toen tot de speciale code geleid. Indien we de stap zouden zetten naar een bepaling van de mobiele mantelzorgwoningen als echte zorgwoningen, wat in se al in het woord vervat zit, dan denk ik dat de weg openligt naar een toekenning van die code en naar een regeling voor de inschrijvingen. Op die manier kunnen we de lokale besturen een duidelijk kader geven om binnen de eigen gemeente de afwegingen te maken in verband met de vergunningen en de vergunbaarheid.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, de eengezinswoningen staan eigenlijk niet in de codex. Dat staat in veel verkavelingsvoorschriften, BPA’s en RUP’s, maar in de codex zelf staat dit in die zin eigenlijk niet vermeld. Het gaat vaak om een adres en om een aantal mensen die in een huis samenwonen. De ruimtelijke ordening houdt zich echter helemaal niet bezig met de vraag hoe dat gezin is samengesteld. Dat is niet relevant. Ik denk dat wat verwarring is ontstaan. Indien tien mensen in een woning willen wonen, en daar is een adres, kunnen ze dat in principe doen. Indien er inschrijvingsproblemen zijn, is dit een andere problematiek. Op zich is het geen probleem dat mensen in eenzelfde huis samenwonen en ervoor kiezen samen een gezin te vormen. De ruimtelijke ordening moeit zich niet met wie daar woont. Ze kunnen allemaal aparte adressen opgeven en aparte fiscale codes gebruiken, maar die problematiek valt buiten en niet binnen de ruimtelijke ordening.
Als we enkel naar de ruimtelijke ordening kijken, schuilt de oplossing volgens mij in wat we zeer recent hebben goedgekeurd. De codex biedt een oplossing. Het klopt natuurlijk dat gemeenten hier soms op een andere manier mee omgaan. Dat geldt ook voor de vergunningswijze en voor de Z-codes. Het beste wat we kunnen aanreiken, zijn goede voorbeelden. We kunnen tonen wat kan gebeuren, maar het valt onder de lokale autonomie hier al dan niet verder over te beslissen.
Het is in dit verband zeer goed dat we proefprojecten zijn gestart. Het is van belang dat we er, samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), voor zorgen dat we een aantal goede praktijken en voorbeelden geven van hoe dit lokaal het best wordt aangepakt. Daar werken we nu vooral aan.
Volgens mij zit de echte rem niet bij de ruimtelijke ordening, maar in andere regelgeving waar we nog verder aan werken. Indien iemand een woning in een meergezinswoning wil opsplitsen, botst hij natuurlijk wel op de voorschriften. Om die reden is het van belang dat de verkavelingsvoorschriften gemakkelijker kunnen worden aangepast en dat de oude voorschriften geen weigeringsgrond meer kunnen zijn. Ook dan zal er echter altijd nog een lokale toetsing aan de goede ruimtelijke ordening zijn.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik deel niet volledig uw mening. Indien iemand van een eengezinswoning een meergezinswoning maakt, valt dat eigenlijk onder de appreciatie van de ambtenaar en gaat het eigenlijk om een stedenbouwkundige overtreding. Dat is wel een probleem. (Opmerkingen van Bart Nevens)
Indien er meerdere mensen wonen, is de vraag of dit als meerdere gezinnen moet worden geïnterpreteerd. Indien twee alleenstaanden, bijvoorbeeld twee studenten, samenwonen, zouden we strikt juridisch kunnen stellen dat ze eigenlijk elk in een eengezinswoning wonen. Dat zijn problemen die vaak naar voren komen en die ertoe leiden dat er geen ruimtelijk rendement is.
We verschillen op dit vlak van mening. Volgens mij bestaat de oplossing erin die termen niet meer te gebruiken en te waken over de minimale oppervlakte in vierkante meters per persoon. We kunnen erover discussiëren hoeveel vierkante meters dat moeten zijn, maar het zou een betere graadmeter zijn om overbevolking of overbezetting te vermijden. Enkel op die wijze zouden we tot meer ruimtelijk rendement kunnen komen zonder vage begrippen te gebruiken die voor interpretatie vatbaar zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil het over de kern van de zaak hebben, namelijk de vraag of modulaire woningen of containerwoningen, zoals het OCMW van Gent ze heeft geïmplementeerd, in Vlaanderen kunnen. Ik leid uit dit debat af dat het kan. De vergunbaarheid en de vergunningsplicht vallen onder de lokale autonomie. De hele domiciliëringsproblematiek zou moeten worden verholpen. Voor mantelzorgers en voor de sector zelf is het een belangrijk signaal dat dit op deze wijze kan. We zullen dit verder opvolgen in dit huis.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u nogmaals voor uw antwoord. Het is een goede zaak dat we deze problematiek en de goede voorbeelden verder op de voet zullen volgen. Er is het onderzoeksrapport over de toekomst van de mobiele mantelzorg. Volgens mij staat het vast dat daar vraag naar is. We willen inspanningen leveren om de mensen die zorg nodig hebben, geïntegreerd te laten wonen en met zorg te omkaderen. Dat is een van de beleidsdoelstellingen die we op deze wijze verder kunnen waarmaken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.