Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Pas vorige week werden de resultaten van de nieuwe Digimeter gepresenteerd. Dit jaarlijkse rapport beoogt de trends in kaart te brengen inzake media- en technologiegebruik, adoptie en attitudes in Vlaanderen en wordt door imec geproduceerd op basis van data van zelfrapportage, met name uit een enquête die sinds 2009 wordt voorgelegd aan een statistisch representatieve groep Vlamingen.
Een belangrijke conclusie van de nieuwe Digimeter 2017 is dat het digibesitasfenomeen, namelijk het dwangmatige overgebruik van digitale toestellen zoals smartphones en tablets, zich in Vlaanderen blijft doorzetten. De bevraging bij meer dan 2300 Vlamingen wijst erop dat het gebruik van digitale diensten boomt, maar ook dat onze afhankelijkheid ervan toeneemt. Dat laatste blijkt vooral bij twintigers en dertigers een probleem te zijn.
Bart Vanhaelewyn, onderzoeker bij imec en analist van de Digimeterdata, vat de problematiek als volgt samen: “Steeds meer mensen vinden dat ze te veel tijd besteden aan sociale media: in vergelijking met 2016 steeg dat aantal naar 34 procent van de respondenten – met uitschieters zowel bij de tieners (52 procent), twintigers (56 procent) als dertigers (42 procent). Nog bij die twintigers (31 procent) en dertigers (eveneens 31 procent) leeft trouwens het gevoel dat ze constant in contact moeten blijven met het werk door het gebruik van nieuwe digitale toepassingen. En maar liefst 41 procent van de bevraagde Vlamingen vindt dat digitale toepassingen diep in hun persoonlijk leven zijn binnengedrongen – waarbij in eerste instantie opnieuw de twintigers (51 procent) en dertigers (50 procent) de alarmbel luiden.”
Dat de Vlamingen ondertussen digibesitas lijken te herkennen en erkennen, wordt door de onderzoekers als positief ervaren: zes op de tien Vlaamse smartphonegebruikers leggen zich spontaan regels op om hun gebruik onder controle te houden, maar geven tegelijkertijd aan dat hun dat in de praktijk maar moeilijk lukt. Je ziet meer en meer dat wanneer vrienden samen gaan eten, ze afspreken om de smartphone in de vestzak te laten zitten. Maar dat volhouden is een andere zaak. Daarom werd de studie dit jaar uitgebreid met een Mobile DNA-app waarmee iedereen zijn of haar mediagebruik in detail in kaart kan brengen en op basis van die inzichten gericht aan de slag kan.
Minister, ik denk dat we niet meer moeten benadrukken dat digibesitas ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid en het algemeen welbevinden. Het ligt vaak mee aan de oorzaak van concentratieproblemen en burn-out. Gezien de stijgende, niet-aflatende trend van digibesitas in Vlaanderen, heb ik volgende vragen.
Minister, erkent u de impact van digibesitas op de gezondheid en het algemeen welbevinden van de Vlaming? Op welke manier wordt binnen het welzijnsbeleid aandacht besteed aan het fenomeen van digibesitas en de negatieve effecten die hieruit ressorteren? Plant u bijkomende maatregelen of initiatieven om dit fenomeen een halt toe te roepen? Zo ja, welke en binnen welke specifieke beleidslijnen zullen deze een plaats krijgen? Zo nee, waarom niet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de afhankelijkheid van sociale media van twintigers blijkt volgens de bevraging uit het feit dat 60 procent van de twintigers aangeeft zonder een Facebookaccount updates en evenementenaankondigingen te missen, 54 procent aangeeft te veel tijd op sociale media te spenderen en 27 procent aangeeft geen dag zonder sociale media te kunnen spenderen. Die gerapporteerde uitspraken tonen daarom nog niet aan dat er een bewijs is van impact op de gezondheid en algemeen welbevinden. Een dergelijke impact werd in het onderzoek van imec ook niet bevraagd.
Het is belangrijk om te verwijzen naar de goedkeuring door het parlement nog niet zolang geleden van de strategische gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, waarbij we heel uitdrukkelijk ingaan op levensstijl, dit wil zeggen mentale gezondheid, en meer specifiek voeding, beweging, strijd tegen sedentair gedrag, verslavingsrisico’s aan illegale producten, tabak en alcohol. Daarbij is levensstijl als dusdanig de inzet van de strategische gezondheidsdoelstelling.
Wij leggen beleidsmatig geen specifieke nadruk op het gebruik van de smartphone of het gebruik van sociale media. Rechtstreeks ingrijpen op en via sociale media is niet eenvoudig en wordt zelfs afgeraden. Wel staat vast dat jongeren en hun omstaanders weerbaar moeten worden om met sociale media om te gaan. Ook in het kader van doordachte preventie van psychische problemen blijkt dit namelijk een belangrijke factor te zijn om versterkend in te grijpen.
In de jongerencampagne rond zelfzorg ‘Leef zonder filter’ die recent gelanceerd werd, wordt wel gewezen op het feit dat niet alles altijd even perfect is als de sociale media laten uitschijnen. Met de campagne willen we, onder andere, het belang van interactie met anderen benadrukken door jongeren aan te moedigen om te laten weten hoe het écht met hen gaat. De campagne legt de link naar de tien tips van ‘Fit in je Hoofd’, de methodiek om veerkracht te verhogen. Zoals mijn collega-minister Crevits reeds zei tijdens ‘De Afspraak’, is het nodig dat jongeren leren om te gaan met de smartphone. Hoe dat het best gebeurt, is onderwerp van bespreking tussen leerlingen, ouders en de school.
Wij plannen op dit moment geen specifieke maatregelen omtrent het gebruik van smartphones en sociale media. Ik heb u wel gewezen op de fundamentele strategische optie rond lifestylekwesties. Het onderzoek van imec toont aan dat de Vlaming zelf stappen onderneemt om zijn smartphonegebruik te rationaliseren. De Mobile DNA-app die imec ontwikkelde, kan daarbij helpen door het mediagebruik van de gebruiker tijdens twee weken te monitoren.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het klopt dat het onderzoek van Digimeter zeker en vast niet expliciet de link maakt met de impact op gezondheid en welbevinden, want dat vergt een heel ander soort onderzoek. Dit is echt een registratie van het gebruik van sociale media. Maar we mogen ook niet blind zijn. Als mensen op een bepaald moment zelf gaan rapporteren en het zelf problematisch beginnen te vinden, dan is het tijd dat we ook vanuit het beleid daarnaar kijken.
U weet dat ik mediawijsheid bijzonder belangrijk vind. Ik was ook heel blij te horen dat minister Crevits in ‘De Afspraak’ aangaf dat het bannen van sociale media uit het leven van onze jongeren en kinderen niet de goede optie is. Dat is ook altijd mijn standpunt ter zake geweest. Je moet de mensen verstandig leren omgaan met media. Het kunnen binnen de perken houden van het eigen gebruik van sociale media en het online gedrag hoort daar absoluut bij.
Het gaat over het er technisch mee omgaan, kritisch mee omgaan, creatief mee omgaan maar ook met mate mee omgaan. Dat is een belangrijk initiatief daarin. Het Kenniscentrum Mediawijsheid neemt de zaken ook al op. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Misschien is in 2018 bij u de urgentie niet aanwezig, maar als ik minister van Welzijn zou zijn, zou ik nu wel echt al beginnen nadenken hoe ik samen met minister Crevits en minister Gatz het gebruik van sociale media en de misbruiken ervan zou aanpakken, want dit is maar één aspect natuurlijk, het gaat ook over bullying, pesten enzovoort. Er zijn zovele aspecten aan verbonden dat we dat veel centraler moeten stellen in het beleid. Ik roep u daar graag toe op.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik kan me volledig aansluiten bij de vraag. De problematiek is er, niet alleen bij jongeren, ook bij ons zelf. Ik denk dat we wat zelfkritisch mogen zijn. Jongeren bevinden zich natuurlijk in een kwetsbare situatie. Ik denk ook niet dat we die nieuwe technologie moeten bannen. Het is belangrijk dat we daar op een gezonde manier mee leren omgaan. Er is niet alleen het overmatig gebruik van digitale toepassingen, je hebt bijvoorbeeld ook het effect van het blauwe licht, waar er hier niet op gewezen werd. Dat heeft een belangrijke invloed op onze biologische klok en zeker op het vatten van slaap.
Ik denk dat het zeer belangrijk is dat we onze jongeren goed informeren en hen er leren mee omgaan. Daar ligt inderdaad een belangrijke taak, niet alleen in het onderwijs maar ook bij de ouders.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik kan me aansluiten bij de vraagsteller en ook bij collega Saeys. Wij zijn zeker ook voor het verder promoten van digitale vaardigheden. Er is in het verleden al veel op ingezet maar digibesitas is een serieus probleem. Ik heb thuis een niet-representatief staalonderzoek bij twee jongvolwassenen en twee adolescenten, met ongeveer tien jaar tussen. Het is markant hoe het gebruik van smartphones, iPads en allerhande toepassingen op tien jaar tijd al enorm toegenomen is. Ook het blauwe licht, het slecht de slaap vatten en minder uren effectieve slaap is een probleem.
We weten ook dat bij meisjes in de vroege puberteit en adolescentie de botvorming heel belangrijk is. Ze bewegen gewoon veel minder dan tien tot vijftien jaar geleden. Ik heb daar geen statistische gegevens van, ik heb enkel de staalname thuis, maar ik zie het ook bij de vriendinnetjes en de omgeving. Ik denk dat we de gevolgen daarvan nu nog niet kunnen inschatten. Het woord alludeert ook op obesitas: er is ook een markant risico op gewichtstoename, letterlijk, gepaard gaande met een mindere calcificatie. Dat zijn ook puur fysieke uitdagingen, naast de evidente problemen die al uitvoerig zijn beschreven van fysiek niet-welbevinden waarbij de minister volop inzet met de campagne ‘Leef zonder filter’ en dergelijke. Dat mag zeker niet onderschat worden. Maar ik zie ook markante fysieke uitdagingen voor de toekomst.
Tot slot vind ik dat in het debat in ‘De Afspraak’ werd onderbelicht dat in een aantal landen de evolutie tien tot vijftien jaar verder staat, namelijk in Taiwan, Zuid-Korea en bepaalde regio's in het noorden van Amerika, met name de Verenigde Staten en Canada. Daar zit men tien tot vijftien jaar verder op dat spoor en daar ziet men toch cognitieve repercussies op de vorming van adolescenten en jongvolwassenen. De traditionele cognitieve beeldvorming, zowel van taal als andere cruciale vaardigheden in onze samenleving, gaan er zwaar op achteruit in statistische vergelijkingen. Zonder een onheilsprofeet te zijn, wil ik toch wijzen op gevaren die zowel anekdotisch als statistisch worden aangegeven.
Minister Vandeurzen heeft het woord
Ik mag zeggen dat er vanuit de verschillende beleidsdomeinen rond dat fenomeen wordt gewerkt. Er wordt natuurlijk ook afgestemd als dat nodig is.
Wij zijn ook bezig met betrekking tot sociale media. Als het gaat over radicalisering, wordt er naar de werking van die media gekeken. De jongste campagne die we hebben gedaan, ‘Leef zonder filter’, gaat eigenlijk bijna uitsluitend via de sociale media. Het is dus wel degelijk zo dat we proberen ons rekenschap te geven van het feit dat dat een deel is geworden van het leven van jongeren, en dat daar ook risico’s aan verbonden zijn. Ik wil me ter zake echter graag aansluiten bij wat de heer Persyn zei. Als het gaat over een gezonde levensstijl, dan zitten de strijd tegen sedentair gedrag en voldoende bewegen wel degelijk in de gezondheidsdoelstelling, en als je naar de documenten kijkt om dat te verantwoorden, wordt onder meer verwezen naar het sterk toenemen van gamen en het gebruik van sociale media, en het daardoor niet voldoende actief zijn. Ik denk dus dat dat issue via die weg wel degelijk aan bod komt. Als we breder kijken, is het natuurlijk ook een kwestie, zoals al gezegd, van opleiding, van leren omgaan met. Dat zit natuurlijk niet altijd als eerste in de scope van de hulpverlening.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De link die wordt gemaakt tussen smartphonegebruik en sedentair leven, is er ook niet per se. We hebben de smartphone gewoon heel de dag in onze handen, ook wanneer we ons op straat bewegen, wanneer we stappen, met alle gevolgen van dien, want soms dreig je dan uit te glijden.
Minister, u hoort het: de collega’s sluiten zich hierbij aan en delen eigenlijk ook de bezorgdheid over de ernst en de omvang van de problematiek. Ik wil niet graag problematiseren, maar we leven niet meer met media, we leven gewoon in de media. Van ’s morgens vroeg tot wanneer we ’s avonds gaan slapen, we zijn altijd bezig met media, met sociale media. Onze levensstijl verandert dermate fundamenteel dat ik er echt van overtuigd ben dat we omgaan met die media, leven in die media, ook het ‘internet of things’, veel centraler in het beleid moeten kunnen krijgen. Ik roep u nogmaals op om daar, samen met uw collega’s Crevits en Gatz, de komende jaren een absoluut speerpunt van te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.