Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In 2015 keurde het Parlement de resolutie over vroegtijdige detectie en behandeling van postnatale depressie goed. In 2016 werden vervolgens twee proefprojecten perinatale geestelijke gezondheidszorg opgestart. Een van die projecten, een samenwerking tussen de moeder-kind-eenheid van Sint-Camillus en het UZ Gent, legt intussen de laatste hand aan een screenings- en behandelingsprotocol voor postnatale depressie. Ze willen met het protocol hun eigen werking optimaliseren en uiteindelijk het protocol uitrollen in heel Vlaanderen.
De projectmedewerkers benadrukken in hun aanpak hoe belangrijk het is dat het hele gezin, en dus ook de vaders, bij het genezingsproces betrokken worden. Nu blijkt intussen uit internationale studies dat ook jonge vaders een postnatale depressie kunnen ontwikkelen. Daarbij lopen vaders waarvan de partner, de moeder van het kind, zelf kampt met een postnatale depressie, een verhoogd risico om zelf een postnatale depressie te ontwikkelen. Bij 50 procent van de postnatale depressies bij vaders, heeft de partner een postnatale depressie. Dat maakt het er voor het koppel niet eenvoudiger op om steun bij elkaar te zoeken. We mogen het belang van ambulante gezinstherapie dan ook niet onderschatten. Dat benadrukt ook het proefproject van Sint-Camillus en het UZ Gent.
Minister, gelet op het feit dat het draaiboek voor het screenings- en behandelingsprotocol bijna afgerond is, hadden wij graag een antwoord op volgende vragen.
Wat is de stand van zaken in de uitvoering van de resolutie? Worden de twee proefprojecten perinatale geestelijke gezondheidszorg verlengd? Zult u in extra middelen voorzien om het ontwikkelde screenings- en behandelingsprotocol uit te rollen? Het proefproject van Sint-Camillus en UZ Gent benadrukt het belang van ambulante therapie. Bent u bereid bijkomende middelen vrij te maken om het aanbod aan ambulante therapie te versterken? Bent u bereid om de scope van de maatregelen met betrekking tot postnatale depressie te verruimen naar vaders?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ga proberen globaal op de vragen te antwoorden omdat ze een zekere overlap vertonen. Beide projecten hadden als doelstellingen een regionaal perinataal zorgpad te ontwikkelen, alsook een hierin geïntegreerd getrapt screenings- en assessmentprotocol. Het project in de provincie Antwerpen van Emmaüs is verlengd in tijd zonder extra middelen. De oorspronkelijke einddatum van 31 augustus 2017 werd verlengd tot 28 februari 2018. Wegens personeelsproblemen slaagde Emmaüs er niet in om het project in de aanvankelijk voorziene periode te realiseren. De doelstellingen van het project en het beschikbare budget werden niet gewijzigd.
Het project in de provincie Oost-Vlaanderen werd afgerond op 30 september 2017. Vervolgens werd een nieuwe projectsubsidie toegekend aan UZ Gent om bijkomende projectdoelstellingen te realiseren, namelijk: implementatie en evaluatie van het ontwikkelde regionaal perinataal zorgpad; brede implementatie van het zorgpad in Oost-Vlaanderen aan de hand van de ontwikkeling van een draaiboek; de organisatie van sensibiliseringscampagnes; training en opleiding van zorg- en hulpverleners en de ontwikkeling van een multidisciplinaire perinatale raadpleging; samenwerking realiseren met de website https://depressiehulp.be rond een luik perinatale depressie; exploratie van de noden en zorgen rond de specifieke kwetsbare groep van moeders met alcohol- en middelengebruik met psychiatrische comorbiditeit. Deze doelstelling moet worden gerealiseerd in de projectperiode van 1 oktober 2017 tot 30 september 2018.
Na afronding van beide projecten zullen we op basis van een grondige en gezamenlijke evaluatie aan de hand van de ervaringen en de beschikbare verantwoordingsstukken beslissen of er nog een vervolgtraject komt en er eventueel bijkomende projectdoelstellingen gedefinieerd kunnen worden. Op dat ogenblik zullen we ook bekijken hoe de ontwikkelde tools verder over Vlaanderen uitgerold kunnen worden, alsook of er hiervoor nog extra financiering noodzakelijk is. Het is momenteel nog te vroeg om hierrond uitspraken te doen. Het screenings- en behandelingsprotocol is overigens niet gekoppeld aan een bijkomend behandelaanbod. Het is een protocol waarvan de visie, methodieken enzovoort binnen de reguliere hulpverlening toegepast moeten worden. Er is in 2018 dan ook niet in extra middelen voorzien om het aanbod aan ambulante therapie te versterken. Momenteel zijn vaders niet meegenomen in de scope van de projecten. Dit aspect kunnen we wel meenemen op het moment van evaluatie van beide projecten in de tweede helft van dit jaar.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het is uitermate belangrijk. Ik ben al zeer blij dat er een verlenging komt binnen het UZ Gent van het project om het te implementeren en het breder uit te rollen naar Oost-Vlaanderen en zeker ook het meer bekendmaken bij de zorgverstrekkers. Dat er heel specifieke aandacht gaat naar alcohol- en middelengebruik bij zwangeren is zeker positief. Ik ben alvast benieuwd naar de conclusies die er op 30 september zullen komen. Ik hoop alvast dat er een vervolg aan kan worden gebreid.
Ik denk dat heel wat mensen op het terrein vragende partij zijn om bij het ontwikkelen van dat perinataal traject te gaan naar een centralisatie om de opvang rond postnatale depressie weg te halen uit de psychiatrie en dat te bundelen met gynaecologie en pediatrie. Dan zit men samen op één plaats. Dat zal veel laagdrempeliger zijn om de stap te zetten naar hulp. Mijn vraag daarrond is of er binnen het UZ Gent al zaken rond gebeuren, want er is op het terrein vraag naar om dat op een veel efficiëntere manier te doen door een centralisatie.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik wil collega Saeys danken voor de interessante vraag en de minister voor zijn antwoord. Ik wil de minister een beetje bijtreden, en collega Saeys komt daar ook toe op het einde van haar repliek, dat we dit moeten integreren in het perinataal zorgtraject, dat we hier via een resolutie ondersteund hebben, en dat we geen bijkomend spoor creëren, omdat we niet louter reactief willen zijn, maar ook preventief er vroeg bij willen zijn. Dat betekent voor de bevalling, al in de begeleiding van de zwangerschap, heel attent blijven voor risicofactoren. Ik denk aan middelengebruik, maar ook andere kritische factoren bij de personen die in contact zijn met de toekomstige moeder van het gezin, kunnen al een aantal alarmbellen doen afgaan. Zo wordt het niet een louter reactief verhaal waar vaak de zorgnood al enorm toegenomen is. Ik pleit er met mijn fractie voor om het in te bedden in een bredere perinatale aanpak en geen apart bijkomend spoor te creëren binnen de geestelijke gezondheidszorg.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat laatste is intuïtief ook mijn benadering. Het zou niet verstandig zijn om de complexiteit nog te vergroten. Hoe men dat concreet doet in het vervolgtraject in het UZ Gent, moet ik navragen. Ik heb geen informatie over de manier waarop ze dat nu conceptueel doen. Ik zal ervoor zorgen dat u die informatie krijgt. Uw pleidooi is eigenlijk om wat meer geconcentreerd te werken, maar ik kan niet zeggen hoe ze dat traject inschatten. We zullen het opvragen en aan u bezorgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.