Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, eerder deze maand waren er een aantal toch wel opmerkelijke berichten in onze media waarbij er melding werd gemaakt van het feit dat het Turkse parlement een parlementaire commissie zou oprichten die in enkele Europese landen, zoals Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, maar ook in ons land, België, en dus ook in Vlaanderen een onderzoek zou willen voeren naar wat men dan islamofobie noemt. Blijkbaar was een van de aanleidingen daarvoor het feit dat de eerste baby die dit jaar in Oostenrijk werd geboren een meisje van Turkse afkomst was en dat er daarover, voornamelijk op sociale media, nogal wat negatieve reacties kwamen.
In elk geval lijkt dat argument of die zogenaamde reden om een dergelijk onderzoek op te starten eerder schijn te zijn. Het lijkt mijns inziens eerder de gewoonte te zijn die de president Erdogan in Turkije heeft om Europa zwart te maken om vooral zijn eigen binnenlandse agenda uit te voeren. Daarbij probeert hij kritiek op zijn dictatoriaal regime te pareren door Europa, en dan voornamelijk West-Europese landen, zwart te maken.
Sinds die eerste berichten begin deze maand, hebben we daar verder niet meer zoveel over vernomen, minister-president, maar mogelijk hebt u daaromtrent meer informatie.
Minister-president, werd u, werd de Vlaamse Regering in dezen reeds gecontacteerd door of in verband met deze Turkse onderzoekscommissie die de zogenaamde islamofobie in ons land zou moeten onderzoeken? Over welke informatie beschikt u desgevallend met betrekking tot dit onderzoek?
Hebt u zelf of heeft de Vlaamse Regering – desgevallend in samenwerking met de Federale Regering – het Turkse parlement of de ambassadeur in dit land reeds om opheldering gevraagd?
Welke houding zult u aannemen met betrekking tot dit toch wel erg bedenkelijke onderzoek door een regime dat zoals we weten zelf de mensenrechten massaal met de voeten treedt en de principes van de rechtsstaat aan zijn laars lapt?
Zult u, zal de Vlaamse Regering duidelijk maken aan het Turkse parlement of aan de ambassadeur dat dit onderzoek voor u, voor uw regering, absoluut onaanvaardbaar is?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega, ik ben daarover niet gecontacteerd. In februari zie ik wel de nieuwe Turkse ambassadeur. Ik zal hem dan om verduidelijking vragen.
Het is natuurlijk wel degelijk zo dat racisme en xenofobie bestaan in onze samenleving en dat we die moeten bestrijden, maar ik denk niet dat we daarbij enige hulp nodig hebben van het regime van de heer Erdogan. Hij staat zelf niet meteen bekend als een groot verdediger van de mensenrechten. Geen enkel ander land is zo vaak veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als Turkije.
Een parlementaire onderzoekscommissie heeft geen toestemming nodig van het land waar die commissie naartoe trekt. Uiteraard moet die commissie wel de toestemming krijgen van de personen, de instanties waarmee ze in dialoog wenst te gaan. Het is niet de eerste keer dat er een Turkse onderzoekscommissie naar ons land komt: dat is ook al gebeurd in 2013.
Ons eigen federale parlement heeft een ‘fact finding mission’ gestuurd naar Turkije zonder daarvoor toestemming te vragen aan Turkije. We moeten daaraan niet al te veel belang hechten.
Ik heb mij geïnformeerd bij onze Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland, want die parlementaire onderzoekscommissie zou ook naar andere landen gaan, zoals Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk. Het antwoord is dat dat eigenlijk nauwelijks een rimpeling heeft veroorzaakt. Niemand schenkt daar aandacht aan. Er is nauwelijks persaandacht geweest.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw korte, maar toch wel duidelijke antwoord. Ik neem aan dat u, wanneer u de ambassadeur binnenkort ontvangt, toch ook deze boodschap meegeeft, dat een dergelijk onderzoek in dit land zeer ongepast en ongewenst zou zijn.
In Vlaanderen, zelfs in West-Europa, worden landen geleid door leiders die de mond vol hebben van diversiteit. Betichtingen van islamofobie zijn dan ook totaal absurd, zeker in dit land, in Vlaanderen, zowat de enige regio in heel Europa die zelfs de moskeeën van Erdogan via het Diyanet-regime subsidieert. Om dan de Vlaming te betichten van islamofobie, dat zou totaal absurd zijn.
Tot bericht van het tegendeel, moeten we er dan inderdaad niet meer woorden aan vuil maken. In dezen kunnen we de heer Erdogan enkel danken omdat hij nogmaals heeft aangetoond aan de publieke opinie in Europa dat Turkije in geen geval compatibel met Europa kan zijn.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat wij in Vlaanderen ook wel problemen van racisme en discriminatie kennen. Islamofobie, xenofobie, alle vormen hebben wij hier spijtig genoeg ook. Zolang het beheersbaar is, moeten we het aanpakken. Als het niet beheersbaar is, moeten we daarvoor andere actieplannen hebben.
Minister-president, het feit dat er islamofobie is, kunnen wij zelf niet ontkennen. Wij kunnen insinuaties in geen enkele zin, van niemand, gebruiken. Maar misschien kunnen we samenwerken. U zegt zelf dat het niet de eerste keer zou zijn. Maar ik vind het heel belangrijk dat wij onze eigen problemen zelf aanpakken. U hebt zelf in uw inleiding gezegd dat wij dat probleem ook kennen. De vraag is: welke acties zullen wij daarover nemen, los van wat er al dan niet terecht in de pers en in de media staat? Minister-president, wat doen wij met onze eigen problemen?
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister-president, ik kan u volgen wanneer u stelt dat we dat zeker niet moeten overroepen. Ondanks het feit dat het blijkbaar niet al te veel persaandacht heeft gekregen in Turkije zelf, was het toch vooral bedoeld om in eigen huis te scoren en vooral de aandacht af te wenden van problematieken die u welbekend zijn. Een land dat zijn leraars en intelligentsia, zijn rechters enzovoort opsluit zonder enige vorm van democratisch proces, moet vooral voor eigen deur keren en zich bezinnen, en niet zozeer naar andere landen kijken.
Ik wijs u graag even op het feit dat onze eigen staatssecretaris, mevrouw Zuhal Demir, ook op soortgelijke wijze gereageerd heeft en dat ze even heeft verwezen naar de Human Freedom Index, waarin de federale staat België op plaats 17 staat en Turkije op plaats 73. Dat zegt dus meer dan voldoende. Ik denk dat we daar niet al te veel aandacht aan moeten besteden.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Turan, u wilt het hele debat opentrekken. Ik zal daar nu niet op ingaan. Het is nu ook niet aan de orde. U vraagt welke acties er worden ondernomen inzake xenofobie, vreemdelingenhaat, racisme, maar dat is niet aan de orde. De vraag die hier rijst, is de vraag ten aanzien van de aangekondigde parlementaire onderzoekscommissie. Voor uw vraag is in eerste instantie het federale niveau bevoegd.
Racisme is geen klachtmisdrijf. Ik heb vandaag ook weer racistische reacties gezien op sociale media naar aanleiding van het overlijden van die vluchteling op de autostrade. Wel, het is aan het parket om op te treden. Ze moeten niet wachten op wie dan ook. Het is ook geen klachtmisdrijf. We zullen dit debat nu niet voeren. Het is een totaal ander debat, waarover dan eventueel minister Homans of de federale minister van Justitie kunnen worden bevraagd.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik hoor mevrouw Turan, en ook de minister-president in zijn eerste antwoord, islamofobie weer in datzelfde rijtje plaatsen van xenofobie en racisme, die al te vaak containerbegrippen geworden zijn die te pas en te onpas worden geroepen. Daarbij wordt elke kritiek op multicultuur, elke kritiek op de islam, als racisme of islamfobie geïnterpreteerd. Het moet kunnen. Een fobie is een irrationele angst. Elke kritiek op de islam en zeker op het gevaar dat van de radicale islam uitgaat, is terecht en kan zeker niet worden gelijkgesteld met welke fobie dan ook.
De vraag om uitleg is afgehandeld.