Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de teleurstellende resultaten van het vijfde Mestactieplan
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) maakte de resultaten van het MAP-meetnet met betrekking tot nitraat en fosfaat in ons oppervlaktewater nog niet wereldkundig. Dit is nochtans de periode waarin dat jaarlijks gebeurt. De oppervlaktewaterkwaliteit is heel wat breder dan het meetpuntennet rond het MAP, maar ik zal me vandaag beperken tot de gevolgen van het mestbeleid op de oppervlaktewaterkwaliteit.
Minister, op mijn actuele vraag van vorig jaar tijdens ongeveer dezelfde periode antwoordde u: “(…) dat we met de meetcampagne de effecten van MAP 5 volgend jaar” – 2017 – “zullen kennen. Het Mestactieplan is goedgekeurd door de Europese Commissie. We hebben afgesproken dat er volgend jaar een evaluatie komt.” We hoopten met andere woorden dat het nieuwe MAP 5 eindelijk voor een kentering zou zorgen en dat de effecten van ons mestbeleid op de oppervlaktewaterkwaliteit eindelijk in positieve zin zichtbaar zouden worden.
Minister, ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om u te vragen naar de kosten-batenbalans van het Vlaamse mestbeleid in dat geheel.
Wat zijn de globale tendensen van de jaarrapportage van de VMM voor het winterjaar 2016-2017? Kwatongen beweren, maar u zult dat dadelijk bevestigen of ontkennen, dat het aantal meetpunten waar er een overschrijding is, status quo blijft. Als dat zo is, ligt dat dan in de lijn van de verwachtingen? Is daar volgens u een koerswijziging nodig?
Welke totale kosten kennen we op dit moment met name bij de Vlaamse Landmaatschappij, bij het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB), voor MAP 5, voor het personeel van de Mestbank, voor subsidies aan het CVBB en voor campagnes? Hebben we daar een zicht op? Vindt u dit bedrag in overeenstemming met de behaalde resultaten?
Welke boodschap bent u van plan aan Europa mee te geven naar aanleiding van uw tussentijdse rapportering?
De heer Tobback heeft het woord.
Ik was inderdaad ook in spanning aan het wachten op de resultaten van het MAP-meetnet, die, zoals de heer Vandaele terecht opmerkt, normaal gezien halverwege september worden overgemaakt. Ik heb zijn traditie om vragen te stellen niet willen doorkruisen, ere wie ere toekomt. We weten allemaal wel dat die cijfers er zouden moeten zijn, dat ze beschikbaar zouden moeten zijn.
Er is nog iets anders onrustwekkends. Dat is, en ik had er nog niet bij stilgestaan, dat het VLM-rapport (Vlaamse Landmaatschappij), dat in principe ieder voorjaar in de commissie wordt besproken en publiek gemaakt, voor 2016 hier nog niet aan bod is gekomen. Het is nog niet overgemaakt, terwijl ook dat een jaarlijkse traditie was. Aangezien dit een jaar is, zoals u zelf hebt opgemerkt, waarin we een grondige evaluatie zouden moeten doen, en een nieuw MAP zouden klaarmaken tegen eind volgend jaar, want hoe dan ook loopt MAP 5 af, is het opvallend dat we geen van die resultaten en cijfers in het afgelopen jaar hebben besproken in deze commissie.
Wie het wel weet en blijkbaar al de cijfers wel kent, is de website Apache. Het is naar aanleiding daarvan dat ik deze vraag heb gesteld. Dat zijn dan die kwatongen, maar ik weet niet of ik hen zoals de heer Vandaele bij de kwatongen moet rangschikken, vooral niet omdat de minister zelf heeft gereageerd op het artikel dat op 6 oktober verschenen is, in dat artikel zelf. Ik neem aan dat het geen kwatongen zijn maar goedgeïnformeerde bronnen die worden bevestigd door het kabinet. Ze kwamen duidelijk zeggen dat er effectief een complete stilstand is van het aantal overschrijdingen. We zitten dus zeer ver van de MAP 5-doelstellingen, zelfs boven de doelstellingen van MAP 4. We worden dus geconfronteerd met een zeer grote achterstand inzake nitraat. Inzake fosfaat is er zelfs sprake van een achteruitgang. Het is niet nieuw dat dit al jaren stagneert.
U bevestigt dat, minister. De verwachting is dat het aantal overschrijdingen van de norm stagneert. Met andere woorden: we komen er niet, bijlange na niet zelfs. MAP 5 is in het beste geval een zachte mislukking, in het slechtste geval een absolute stilstand in het bestrijden van de oppervlaktewatervervuiling door nitraat en fosfaat.
Minister, kunt u wat toelichting geven bij die cijfers? U reageert wel op Apache, maar in de commissie weten we nog niets, ondanks het feit dat de rapporten ter beschikking zouden moeten zijn. Of zijn ze dat misschien niet? Dat kan ook een antwoord zijn.
Er is de stijgende complexiteit van de laatste mestplannen, waarin we maatregel op maatregel proberen te stapelen om toch maar een gelijk aantal dieren, veehouderijen en intensiteit in de sector proberen te behouden. Dat zijn bijna oncontroleerbare afstandsregels, verwerkingsregels, percentages en noem maar op, waar bij mijn weten zelfs de Boerenbond over klaagt. Is het niet stilaan tijd om te erkennen dat al de complexiteit van de wereld ons niet gaat helpen omdat er gewoon veel te veel intensieve veehouderij op veel te weinig grond wordt gevoerd?
Er is maar één oplossing – uit onderzoek blijkt trouwens dat de landbouwers daar zelf ook om vragen –, en dat is een begeleide afbouw van de veestapel. Als ik het goed heb, is er onlangs een enquête geweest waaruit bleek dat ongeveer één derde van de veehouders, als ze zonder schulden konden stoppen, dat vandaag zouden doen, of liever nog gisteren. Waarom speelt het beleid daar niet op in? Dat gaat geld kosten, uiteraard. Ik ben niet tegen een warme sanering. Maar wat we nu doen, kost ook al jaren geld, en levert inzake grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit niets op. Wat we nu doen, is geld weggooien. Misschien is het wel eens tijd om een andere richting te kiezen en andere maatregelen te nemen. Wat is uw visie daarover?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De laatste 12 jaar sinds de uitbreiding van het MAP-meetnet tot 760 meetpunten in 2003 vertoonde de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater een gestage verbetering: van circa 60 procent goede MAP-meetpunten in 2003 evolueerden we naar 80 procent goede MAP-meetpunten in 2014. Deze vooruitgang stagneert de laatste jaren. Er is nog weinig evolutie: in het winterjaar 2016-2017 zijn er in Vlaanderen 6 procent van de meetplaatsen met één overschrijding van de 50 milligram nitraat/liter-drempel, 3 procent van de meetplaatsen vertoont 2 overschrijdingen en 11 procent van de meetplaatsen vertoont meer dan 2 overschrijdingen.
Net zoals de vorige jaren vertoont de nitraatconcentratie in de verschillende bekkens in Vlaanderen een grote variatie: het Dender- en Netebekken scoren zeer goed met 100 en 96 procent goede meetplaatsen, het IJzer-, Leie- en Maasbekken scoren niet goed met 50, 63 en 69 procent goede meetplaatsen, de zes andere bekkens scoren tussenin tussen 77 en 91 procent goede meetplaatsen.
Positief is dat uit een trendanalyse van de nitraatconcentraties per meetplaats van winterjaar 2007-2008 tot en met winterjaar 2016-2017 blijkt dat het percentage meetplaatsen met een significant dalende trend van 38 procent merkelijk groter is dan het percentage meetplaatsen met een significant stijgende trend van 2 procent.
De orthofosfaatconcentratie in oppervlaktewater vertoont sinds 2010 een schommelend verloop. In winterjaar 2016-2017 ligt het percentage meetplaatsen dat voldoet aan de milieukwaliteitsnorm, op 33 procent, wat niet hoog is, maar beter dan de drie voorgaande jaren.
Uit een trendanalyse in de periode 2007-2016 van de orthofosfaatconcentraties per meetplaats blijkt dat 77 procent van de meetpunten geen statistisch significante trend vertoont, 19 procent vertoont wel een significante stijging en 4 procent een significante daling.
Recent wetenschappelijk onderzoek van de KU Leuven toont aan dat de huidige fosforconcentratie in het oppervlaktewater weinig correlatie vertoont met de huidige landbouwemissies van fosfor, maar wel met de concentraties van fosfor in het sediment van de waterlopen. Dit geeft aan dat we ook de nodige aandacht moeten besteden aan de historische vervuiling van de waterbodems.
De doelstelling van MAP 5 om tegen eind 2018 het overschrijdingspercentage tot maximaal 5 procent terug te dringen, zal niet haalbaar zijn. Op basis van deze vaststelling heb ik mijn diensten de opdracht gegeven om de oorzaken van de stagnatie grondig te onderzoeken. Op basis van die resultaten zal Vlaanderen uiteraard de onderhandelingen over het zesde actieprogramma met de Europese Commissie aanvatten in functie van het halen van de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn. Ik kan daar niet op vooruitlopen omdat we dat in het nieuwe actieprogramma willen verwerken zoals we dat in het verleden hebben gedaan. Er is nog heel wat overleg nodig met alle stakeholders, de wetenschappers, onze diensten en de Europese Commissie.
De kosten voor de uitvoering van MAP 5 worden als volgt geraamd: bedrag per jaar voor het werkingsbudget van VLM/Mestbank 19,2 miljoen euro; voor het werkingsbudget van het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) 2,2 miljoen euro; voor eigen kosten landbouwers 109 miljoen euro, waarvan mestverwerking 87 miljoen euro, aangepaste voedertechnieken 16 miljoen euro, monsternemingen 5,4 miljoen euro en aangepaste bemesting 0,6 miljoen euro. Dat is in totaal 130,4 miljoen euro.
Dit kostenplaatje, op basis van een inschatting van eigen kosten van de sector, het werkingsbudget van de VLM en van het CVBB maakt duidelijk dat de kosten voor het reduceren van de nutriëntenbelasting in het grond- en oppervlaktewater in belangrijke mate door de landbouwsector zelf gedragen worden. Het principe ‘de vervuiler betaalt’ wordt met andere woorden zeker toegepast.
Ondanks de stagnering in de waterkwaliteit gedurende de afgelopen jaren is sinds de start van het mestbeleid een sterke verbetering van de waterkwaliteit op het vlak van belasting door nutriënten uit de land- en tuinbouw gerealiseerd: van 43 procent goede MAP-meetpunten in 1999 tot 80 procent goede MAP-meetpunten vandaag. Om de waterkwaliteit echter op het reeds bereikte niveau te houden is een continue investering nodig in infrastructuur, maatregelen, begeleiding en handhaving. Zonder deze inspanningen zou de geboekte vooruitgang snel tenietgedaan zijn. Dit neemt niet weg dat de resultaten nog verder moeten verbeteren. Er zullen nog bijkomende maatregelen nodig zijn. We zullen daar werk van maken.
Mijnheer Tobback, ik heb het VLM-mestrapport ontvangen op 15 oktober. Dat komt niet in het voorjaar. Dat komt altijd – en dat is ook zo bepaald – op 15 oktober bij mij. Dat is op zondag 15 oktober aan mij overgemaakt.
Om alle misverstanden te vermijden: ik heb het over dat van 2015. Bij mijn weten is dat niet besproken in deze commissie. Het is toch een jaarlijks rapport dat normaal gezien hier in het voorjaar in de commissie wordt besproken? Dat van vorig jaar is in deze commissie nooit aan bod geweest. Ik zeg dat niet als een verwijt. Het was gewoon een informatieve vraag. Bij mijn weten wordt dat elk jaar besproken. Wat u nu op uw bord hebt gekregen, zouden we normaal gezien in het voorjaar bespreken. We hebben dat dit jaar voor dat van vorig jaar niet gedaan.
Mijnheer Tobback, daar kan de minister niets aan doen. Zolang u dat niet op de agenda zet om te bespreken, wordt dat niet besproken. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Volgende week zal heel moeilijk zijn, collega, want dan zijn we op studiereis. We kunnen het onderweg bespreken.
Mijnheer Tobback, ik heb mijn vraag niet ingediend na het artikel op Apache. Ik was al vroeger. De kwatongen zaten wat mij betreft niet daar. Of er kunnen er daar zitten. In elk geval heb ik mij daar niet op gebaseerd. Mijn vraag is al op 4 oktober ingediend.
Minister, wat we vermoedden, wordt bevestigd: er is geen verbetering maar stagnatie. Er is misschien zelfs een procentje verslechtering als ik de kwatongen mag geloven. We zijn er nog bijlange niet. Ik geloof dat we nog 5 procent overschrijdingen mogen hebben tegen 2018 voor Europa. We zitten nu nog vier keer hoger. Toch zeggen we bij elk nieuw MAP: dit keer gaan we slagen, dit keer komen we er. Quod non.
Het is elke keer eigenlijk een maat voor niets. Het heeft natuurlijk weinig zin om op die manier verder te gaan. We halen niet wat van ons verwacht wordt door Europa. We kunnen elke keer weer met die mensen gaan praten en elke keer weer allerlei argumenten uit de kast halen en elke keer weer zeggen dat we het met ons nieuwe plan wel gaan halen. Als dat zo is, dan maken we daar toch maar een slechte beurt. Plus, het helpt ons niet om de doelstellingen van Europa – en niet alleen van Europa, we zeggen altijd dat Europa dat wil, maar we moeten het zelf ook willen – te halen. Wat mij en mijn fractie betreft, willen we dat ook zelf, voor onze milieukwaliteit hier in Vlaanderen.
U voegt samen wat de overheid ophoest en wat de sector zelf betaalt om aan mestverwerking en zo te doen. Dat is misschien geen goede manier van werken. Elke sector, elk bedrijf, moet investeringen doen om normen te halen, of het nu veiligheids-, milieu- of andere normen zijn. Dat vormt een onderdeel van elke bedrijfsvoering in elke tak, zo ook in de landbouw.
We moeten echt eens af van die inspanningsverbintenissen. Elke keer als we over het MAP spreken, zijn we precies tevreden met een inspanningsverbintenis en streven we niet naar een resultaatsverbintenis. Na al die jaren MAP mogen we wel eens een resultaatsverbintenis vragen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil me daarbij aansluiten, heel erg zelfs. Ik vind om te beginnen de redenering fout: zo van ‘we steken daar 130 miljoen euro in, en kijk eens hoe groot de inspanning is’. De vraag is niet hoe groot de inspanning is, maar wat het resultaat is. Als we 130 miljoen euro per jaar besteden aan het boeken van nul vooruitgang, dan gooien we 130 miljoen euro per jaar weg. Of dat geld is van de landbouw of van de overheid – en dus van de belastingbetaler –, het blijft weggegooid geld. Het eindresultaat zal zijn dat, als we de Europese doelstellingen niet halen, we nog meer geld gaan moeten weggooien, waarschijnlijk opnieuw van de belastingbetaler, want dat gaat dan in boetes. Het is met andere woorden stilaan tijd om ons het adagium van Einstein te herinneren: hetzelfde blijven doen en een andere uitkomst verwachten, dat is de definitie van waanzin.
Dit moet toch eens opnieuw worden onderzocht. Ik heb er in het verleden vanuit de meerderheid, soms met lange tanden, aan meegewerkt. We hebben stelselmatige vooruitgang geboekt, maar vandaag is het al een aantal jaren duidelijk dat we stagneren en dat wat we nu aan het doen zijn, nooit gaat leiden tot waar we moeten zijn. Het moet dus opnieuw worden bestudeerd. Er zijn andere maatregelen nodig, want zo komen we er niet.
Minister, ik ben blij dat u de cijfers van de kwatongen bevestigt. Ik stel voor om zowel de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) als de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in deze commissie uit te nodigen om hen allebei te horen over de resultaten van die cijfers. Ik heb begrepen dat het rapport van de VLM over vorig jaar al klaar ligt en bij u is sinds 5 oktober. Minister, ik zou graag, in uw aanwezigheid, de resultaten toegelicht krijgen in deze commissie zodat we weten waar we over spreken en het niet op Apache moeten gaan zoeken, met alle respect voor de ‘Apachen’.
Mijn conclusie lijkt toch heel evident. Minister, u onderschrijft die eigenlijk. We komen er niet, en het moet dus anders.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de heel alerte collega's die niet alleen Apache lezen, maar als indianen zitten te kijken naar de overkant en alert zijn.
Ik heb het stuk ook gelezen op diezelfde website, maar ik kon er niet meteen uit afleiden dat er al cijfers waren voor de voorbije campagne, en die zijn blijkbaar op het bureau van de minister aanbeland.
Minister, ik maak me serieus zorgen, en u ook, merk ik. Het laaghangend fruit, zoals we eens tijdens een vorige bespreking hebben gezegd, is geplukt. We hebben dat kunnen doen tot 2014, en dan blijft een hardnekkig restant over. Ik heb het dan vooral over nitraat in het oppervlaktewater, want de problematiek van fosfor is nog breder, en veel historische vervuiling van waterlopen heeft te maken met wat er in die sedimenten aanwezig is. Nitraten kunnen we beter isoleren.
De bekkens in de buurt waar ik woon, zijn nog altijd van de slechtste. Er moet een serieuze evaluatie gebeuren en er zullen maatregelen moeten worden genomen. Het is onverdedigbaar dat we op 20 procent overschrijdingen van de rode meetpunten blijven hangen. Ik weet dat het heel erg moeilijk zal zijn om dat naar beneden te krijgen zonder ernstige en zware inspanningen. Ik denk dat het in het belang is van de landbouw zelf om daar echt op in te zetten. U hebt inspanningen gedaan, maar blijkbaar heeft de bedrijfsgerichte aanpak niet zo'n grote impact. Dat zou blijken uit het rapport zelf. Er moeten echt maatregelen komen om die pijnpunten aan te pakken.
Minister, ik neem aan dat er financiële sancties komen van de Europese Unie als we de doelstellingen niet halen. We zullen na het vijfde Mestactieplan de doelstellingen niet halen die we hadden vooropgesteld in het vierde Mestactieplan. We kunnen niet blijven achteropkomen.
Minister, is er ook een effect op de mogelijke aanvragen voor derogatie in de toekomst? Ik neem aan dat de landbouwers daar dan wel rechtstreeks de dupe van kunnen zijn. Hoe zit het met die derogatie?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, het is niet de eerste keer dat we hier die analyse maken. We delen de analyse dat het niet meer vooruitgaat en dat we dus bijkomende maatregelen moeten nemen. De 1 metermaatregel, u welbekend, is een maatregel die we nemen en die ingaat vanaf 2018. Dat is iets waar we sneller bijsturen. Er zullen inderdaad bijkomende maatregelen nodig zijn.
We zijn niet alleen. Ik zie dat ook andere lidstaten daarmee worstelen, zoals Nederland. Ik zeg dit niet om het goed te praten.
De aanpak van MAP 5 heeft bepaalde resultaten gehad maar stagneert nu. We moeten inderdaad de conclusie trekken dat er andere maatregelen nodig zullen zijn en dat dat uiteraard in het voordeel is van de waterkwaliteit van iedereen maar ook van de landbouw. Ik kan het alleen maar beamen, en dat is ook de verdere weg die we zullen inslaan.
Collega Tobback, om u niet te achterdochtig te maken of om u niet te laten denken dat er bepaalde samenzweringen zijn of zaken worden verzwegen, zeg ik u dat men mij meldt dat, waar er vroeger in de regelgeving de verplichting stond dat de VLM-mestrapporten werden overgemaakt aan de commissie, het nu niet meer zo is. Daardoor is het waarschijnlijk niet automatisch aan de commissie gemeld en besproken. Ze zijn klaar en in alle openbaarheid beschikbaar. Uiteraard zijn onze diensten heel graag bereid om die hier te bespreken en met jullie te delen.
Het VMM-rapport zal eerdaags op de website openbaar verschijnen. De cijfers worden dus morgen of overmorgen zeker vrijgegeven.
Ik weet ook niet hoe die cijfers verspreid zijn. Het is niet via mij gebeurd. Ik kan het ook alleen maar vaststellen dat ze zijn verspreid. De publicatie is deze week gepland. We hebben niks te verbergen. Er is volledige transparantie. Iedereen kan alleen maar tot de conclusie komen dat we bijkomende maatregelen zullen moeten nemen en dat we goed moeten nadenken welke dat zullen zijn. Wat ik nu al weet, is dat we nog veel sterker gebiedsgericht zullen moeten werken. We hebben dat al gedaan, maar we zien waar de zwarte punten zijn, en daar zullen we bijkomende maatregelen moeten nemen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat we het hierbij kunnen laten. Zodra alle cijfers van de VMM en van de VLM bekend zijn, zullen we daar ongetwijfeld op terugkomen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik roep op om de beide organisaties in deze commissie uit te nodigen om de resultaten, zowel die van vorig jaar als die van dit jaar, toe te lichten. Ik vind het op zich een beetje eigenaardig, in het kader van de samenwerking tussen regering en de administratie en het parlement, dat als het niet bij wet verplicht is, rapporten niet worden overgemaakt aan het parlement vooral omdat het jaar na jaar een vast punt op de agenda was. Misschien kunnen we toch eens betere afspraken maken om ervoor te zorgen dat dit soort beleidsdocumenten automatisch bij ons terechtkomen.
Voorzitter, ik wil nog even opmerken dat de minister blijkbaar toch blijft vasthouden aan een taboe, want ze heeft er niet op geantwoord. Het taboe van de afbouw van de veestapel blijft blijkbaar gelden.
Minister, als je kijkt naar gebiedsgerichte problemen – ik heb ze bij –, gaat het over overschrijdingen in de varkenshouderij. Er is eigenlijk maar één gebiedsgerichte maatregel die logisch is in al wat men daar toont, en dat is dat intensieve veehouderij en zeker varkenshouderij in Vlaanderen eigenlijk veel te veel aanwezig is en op een aantal plaatsen grondig moet worden bijgestuurd en teruggedrongen. Punt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.