Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
We hebben in de gedrukte stukken van het parlement eind april het verslag gevonden over de toepassing van het decreet Deugdelijk Bestuur van 22 november 2013. Daarmee werd uitvoering gegeven aan artikel 31 van dit decreet dat stelt dat de Vlaamse Regering binnen de drie jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens om de drie jaar, aan het Vlaams Parlement een rapport bezorgt over de wijze waarop het decreet toegepast is en waarbij eventueel de nodige voorstellen tot aanpassing van het decreet worden geformuleerd.
Het verslag brengt een aantal interessante zaken aan het licht. Wat de aanstelling van onafhankelijke bestuurders in de raden van bestuur betreft, blijkt dat 21 van de 92 entiteiten die onder de verplichting tot het aanstellen van onafhankelijke bestuurders vallen, daartoe reeds de nodige initiatieven genomen hebben. Maar een meerderheid van de entiteiten die dit moeten doen, hebben daartoe dus nog geen initiatief genomen. Wat daarbij ook opvalt is dat er eigenlijk nogal wat entiteiten zijn die stellen niet op de hoogte te zijn van het feit dat ze onder de toepassing van het decreet Deugdelijk Bestuur vallen. Dat mag ons toch wel verwonderen.
Een ander opvallend punt uit het rapport is dat 47 procent van de entiteiten nog geen deontologische code goedgekeurd heeft voor zijn leden van de raad van bestuur. Ook wat de leden van het personeel zelf betreft blijken achttien entiteiten nog niet over een deontologische code te beschikken. Andere voorschriften blijken dan weer zeer goed te worden nageleefd: zo voldoen alle entiteiten aan het voorschrift dat geen vergoedingen mogen worden uitbetaald in aandelen of aandelenopties, en voldoen alle entiteiten, op slechts twee na, aan de bepaling dat het verboden is om de bezoldiging van personeelsleden uit te betalen aan een managementvennootschap. Dat van die aandelen ligt misschien niet voor de hand, maar er zijn toch gevallen bekend in de publieke sector waarbij zo’n managementvennootschap werd ingeschakeld. Dat is in alle geval goed nieuws voor die Vlaamse entiteiten.
Minister, hoe verloopt de aanpassing van de samenstelling van de raden van bestuur van de verschillende entiteiten aan de bepaling van artikel 4 van het decreet dat minimaal een derde van het aantal stemgerechtigde leden van de raad van bestuur een onafhankelijke bestuurder dient te zijn? Zal deze aanpassing per 1 juli 2018 voor alle entiteiten een feit zijn of zijn er entiteiten waarvoor dit om een of andere reden niet of moeilijk haalbaar is? Werden er dienaangaande reeds instructies gegeven aan de regeringscommissarissen in de verschillende raden van bestuur?
Hoe valt te verklaren dat bepaalde entiteiten de mening toegedaan zijn niet onder het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur te ressorteren? Is dat volgens hen op een of andere manier te wijten aan onduidelijkheden in het decreet zelf? In welke mate werden er vanuit de Vlaamse Regering initiatieven genomen om entiteiten ervan op de hoogte te stellen dat zij wel degelijk onder het toepassingsgebied ressorteren?
In welke mate wordt verder opgevolgd in hoeverre de verschillende entiteiten een deontologische code voor zowel bestuurders als personeel opstellen?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, u hebt een aantal zeer interessante vragen gesteld. Mijn antwoord zal een beetje technisch zijn. Het onderwerp is dat ook.
Hoe verloopt de aanpassing van de samenstelling van de raden van bestuur? Naar aanleiding van de mededeling over de aanstelling van onafhankelijke bestuurders, die ik agendeerde op de ministerraad van 5 mei 2017, werd afgesproken dat alle ministers de nodige initiatieven zullen nemen om ervoor te zorgen dat in de entiteiten die onder hun bevoegdheid ressorteren tijdig onafhankelijke bestuurders in de raden van bestuur worden aangesteld. De regering heeft met andere woorden ook afgesproken dat het de verantwoordelijkheid is van elke functioneel bevoegde minister om in de entiteiten die onder zijn of haar bevoegdheid vallen, te bekijken of ze voldoen. Elke minister waakt erover dat binnen de betrokken entiteiten de nodige stappen worden gezet om erover te waken dat zij zich in orde stellen met deze regel, onder andere door de aanpassing van de oprichtingsreglementering, bijvoorbeeld door middel van decreten en statuten; door het vaststellen van de vereisten voor een mandaat van onafhankelijk bestuurder; door het organiseren van een open oproep tot kandidaatstelling voor een mandaat van onafhankelijk bestuurder; door een vergelijking van de respectieve verdiensten van de kandidaten; door het voorstellen van twee kandidaten per te begeven mandaat aan de Vlaamse Regering indien de kandidaten worden benoemd door de Vlaamse Regering.
Elke minister waakt erover dat deze aanpak wordt gevolgd en dat de Vlaamse Regering – voor die entiteiten waarvoor de Vlaamse Regering de leden van de raad van bestuur benoemt – tijdig een voorstel ontvangt om over te kunnen gaan tot de benoeming van de onafhankelijke bestuurders.
Het komt dus de functioneel bevoegde ministers toe om dit op te volgen, ook wat betreft de instructies aan de regeringscommissarissen, om de naleving van het decreet te bewaken in de desbetreffende raden van bestuur. Tevens moeten een stappenplan en timing van de manier waarop de entiteiten in regel zullen worden gesteld, worden bezorgd aan mezelf als Vlaams minister van Bestuurszaken.
Zoals het rapport Deugdelijk Bestuur stelt, zal mijn administratie wijzigingen in het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur nauwgezet communiceren aan de entiteiten en de betrokken kabinetten van de diverse functioneel bevoegde ministers. Zo is er een communicatie gepland in november om alle entiteiten die door wijzigingen in de lijst ‘Publieke eenheden’ van de Nationale Bank recent onder het toepassingsgebied vallen hiervan in kennis te stellen en hen te wijzen op de actieve verplichtingen die voortvloeien uit het decreet.
In samenspraak met mijn collega’s in de Vlaamse Regering zal ik ook het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur verder verfijnen om een aantal ongewenste effecten uit te sluiten, die ontstaan door de koppeling van het toepassingsgebied aan de lijsten van de Nationale Bank. Deze oefening vindt plaats in het kader van het ontwerp van Vlaams Bestuursdecreet dat volop in voorbereiding is.
Tot slot verwijs ik naar de mogelijkheid om een afwijking te vragen op de aanstelling van de onafhankelijke bestuurders. De Vlaamse Regering besliste evenwel op 26 juni 2015| dat aanvragen tot afwijking ten laatste op 30 oktober 2015 aan mij, in mijn hoedanigheid als minister van Bestuurszaken, dienden te worden voorgelegd. Enkel in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het gaat om instellingen die niet onder het toepassingsgebied ressorteerden bij de inwerkingtreding van het decreet Deugdelijk Bestuur maar er pas later werden ondergebracht, kan van de uiterste termijn worden afgeweken.
Hoe valt het te verklaren dat bepaalde entiteiten de mening zijn toegedaan niet onder het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur te ressorteren, of dat ze misschien niet weten dat ze eronder vallen? Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het decreet Deugdelijk Bestuur heeft mijn voorganger, de huidige minister-president, op 7 januari 2014 een brief gestuurd naar alle toenmalige functionele bevoegde ministers om te vragen de verplichtingen van het decreet te laten naleven door de instellingen die onder hun bevoegdheid ressorteren.
Het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur is gekoppeld aan de lijst van de Nationale Bank publieke eenheden, wat de handelsvennootschappen en vzw’s betreft. Het decreet verwijst voor het toepassingsgebied onder meer naar de entiteiten die deel uitmaken van de Vlaamse deelstaatoverheid. Om de zes maanden komt er zo'n lijst en om de zes maanden zitten daar zaken in die zijn veranderd. De ene keer valt een entiteit daar wel onder, de andere keer valt een bepaalde entiteit daar niet onder. Dat is natuurlijk niet gemakkelijk voor bepaalde entiteiten om te kunnen blijven uitmaken of ze er nu wel of niet onder vallen. Dat heeft veel te maken met het statuut. Heeft een entiteit een publiekrechtelijk of een privaatrechtelijk statuut? Als die lijst elke zes maand verandert, is het als entiteit niet evident te weten of ze er wel of niet onder vallen. Dat is tamelijk complex, maar het is natuurlijk het volste recht van de Nationale Bank om dat te doen.
De afbakening van de Vlaamse overheid op basis van de ESR-criteria is gebaseerd op juridische en financiële criteria afkomstig van Eurostat. Halfjaarlijks past de Nationale Bank van België deze criteria toe op de Belgische administraties en stelt een lijst van publieke eenheden op die onder controle staan van de Vlaamse Gemeenschap. Om de zes maanden kan een entiteit er natuurlijk wel onder vallen, een andere niet. Het fluctueert dus nogal. Zoals al gezegd, zal mijn administratie wijzigingen in het toepassingsgebied van het decreet Deugdelijk Bestuur daarom nauwgezet communiceren. Dat is heel belangrijk voor al die entiteiten.
In welke mate wordt verder opgevolgd in hoeverre de verschillende entiteiten een deontologische code voor zowel bestuurders als personeel opstellen? Aan de entiteiten die reeds onder toepassing vielen van het decreet Deugdelijk Bestuur en werden aangeschreven in het kader van de bevraging deugdelijk bestuur, werd het rapport deugdelijk bestuur bezorgd. Die entiteiten hebben het al gekregen. Voor hen is het in mijn ogen nu duidelijk dat zij aan de verplichtingen van het decreet moeten voldoen. Dit zal worden nagegaan bij de volgende bevraging over de implementatie van het decreet die zal plaatsvinden in de volgende legislatuur.
Nieuwe entiteiten die onder het decreet vallen, zullen een communicatie ontvangen met een overzicht van de verplichtingen die uit het decreet voortvloeien, met de nadruk op de actieve verplichtingen, waaronder het opstellen van een deontologische code voor bestuurders en personeel.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het toch wel technische antwoord, maar dat is ook inherent aan dit soort materie. Dat die lijst nogal kan fluctueren, is me nu wel duidelijk geworden. Dat kan het moeilijker maken.
Dat het niet in orde komt met een deontologische code, daarvoor kunnen er niet veel excuses zijn. Zowel publieke als private instellingen hebben daar al veel ervaring mee. Daar moet men het warm water ook niet uitvinden. Dat moet van iedereen kunnen worden verwacht.
Minister, u verwees naar de afwijkingen die tot juni 2015 konden worden aangevraagd. Daarvoor waren er een aantal criteria. Het kon alleen voor diegenen die al bestonden en onder het toepassingsgebied zouden vallen. Zijn er effectief afwijkingen gevraagd? Er werd verwezen naar een beslissing van oktober 2015.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, ik heb hier een lijst, maar ik kan u niet garanderen dat die volledig is. Ik zal mijn kabinetsmedewerker vragen om dat te checken. Als die lijst onvolledig is, zullen we dat aan de secretaris bezorgen.
Welke entiteiten hebben al een goedkeuring gekregen van de Vlaamse Regering voor een afwijking? Dat zijn het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), VDAB, de VRT en School Invest nv. Dat is gebeurd door de Vlaamse Regering op 23 mei 2014, de Plantentuin van Meise op 18 juli 2014, de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) op 16 januari 2015, het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) op 27 februari 2015 en De Watergroep op 29 januari 2016. Ik kan dus niet garanderen of die lijst volledig is. We zullen dat nakijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.