Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de onderwijsvakbond Christelijk Onderwijzersverbond (COV) reageerde begin augustus verontwaardigd op een oproep in de krant voor vrijwilligerswerk voor klussen en de organisatie van opvang op school. Dit toont volgens hem nogmaals een structureel gebrek aan geld in het basisonderwijs aan.
Het onderhoud van de basisschool moet in principe gebeuren met de werkingsmiddelen die directeurs krijgen van het ministerie van Onderwijs. Maar deze middelen zijn voor heel wat scholen ontoereikend.
De voor- en naschoolse opvang is ook al jaren een pijnpunt. Dat behoort in principe niet tot de taken van scholen, waardoor ze hiervoor geen extra geld krijgen van de Vlaamse Regering. Ze behelpen zich daarom vaak met vrijwilligers, wat op zich natuurlijk niet slecht is.
Minister, u erkent de nood aan extra middelen en werkt aan een actieplan voor het basisonderwijs. En ook het Vlaams Parlement werkt aan een voorstel van decreet om de buitenschoolse opvang te hervormen.
Minister, kunt u een timing vooropstellen voor het actieplan basisonderwijs?
Zowel het actieplan basisonderwijs als het voorstel van decreet buitenschoolse opvang zal nog niet onmiddellijk van kracht gaan. Op welke manier kunnen scholen en directeurs die een gebrek aan werkingsmiddelen ervaren, in tussentijd worden ondersteund om in het onderhoud en de opvang te voorzien, want dat is iets wat ouders toch verwachten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, wat mijn toekomstplan voor het basisonderwijs betreft, wil ik nog even kort de historiek schetsen. Ik heb het plan vorig jaar aangekondigd in mijn beleidsbrief 2016-2017. Met het oog op de uitwerking ervan heb ik eind 2016 aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies gevraagd. De concrete vraag aan de Vlor was om uit de ‘tien krachtlijnen voor een sterk basisonderwijs’, die de Vlor eerder zelf had opgesteld, prioriteiten uit te halen. De Vlor heeft het advies uitgebracht op 8 maart 2017 en heeft veertien wenselijke maatregelen naar voor geschoven, negen in het ‘hart’ van het basisonderwijs en vijf faciliterende maatregelen.
Wij werken op dit ogenblik aan de uitwerking van het plan. De bedoeling is dat dit toekomstplan niet enkel gaat over investeringen in het basisonderwijs – ik trap een open deur in als ik u zeg dat er zeker investeringen nodig zijn – maar het moet ook iets meer zijn. We moeten ook kijken naar een aantal inhoudelijke zaken, de positie van de directeur bijvoorbeeld waarover we het vorige week hebben gehad.
Het is geen geheim dat ik, wat de budgetten betreft, een inspanning wil doen. Dat is ook de reden – en u had verwacht dat ik dit ging zeggen – dat we in 2017 nog 10 miljoen euro extra aan werkingsmiddelen geven aan de kleuterscholen die ongekleurd kunnen worden ingezet. Er kan zelfs personeel meer worden aangetrokken. Uiteraard moet u dit als parlement nog goedkeuren. Ik ga ervan uit dat dit wel op kamerbrede steun zal kunnen rekenen – althans, dat hoop ik toch. Ik hoop ook scholen nog op andere manieren extra te kunnen ondersteunen in lijn met de noden die de Vlor naar voor geschoven heeft.
Wat de problematiek van de buitenschoolse opvang betreft: hoewel dit geen decretale opdracht van onderwijs is, is er toch een sterke maatschappelijke verwachting dat scholen hierin ook een rol opnemen. Het regelgevend kader is een bevoegdheid van mijn collega Vandeurzen. Binnen de Vlaamse Regering is reeds de conceptnota ‘Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang en vrije tijd van schoolkinderen’ goedgekeurd. Ze is in het voorjaar 2016 ingediend bij dit parlement, waar er ook al meerdere hoorzittingen rond dit thema georganiseerd zijn. Het decreet heeft mogelijk een heel positieve impact op het onderwijs, maar ook collega Vandeurzen zit mee aan het stuur.
Intussen blijven de bestaande regels gelden. U weet dat wij ook het kader van plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) hebben gewijzigd. Het is vorige vrijdag definitief goedgekeurd door de regering. Het komt naar het parlement. Het is een nieuwe regeling waarin het onderwijs ook een rol in kan blijven spelen. Dat is niet onbelangrijk omdat vaak krachten worden ingezet in de buitenschoolse opvang. Mensen die niet in het nieuwe wijkwerken kunnen blijven omdat de termijn voorbij is – dus niet voor de bestaande maar voor de nieuwe –, zouden in de toekomst via het W2-decreet toch nog een rol kunnen blijven spelen in scholen. Collega Vandeurzen, collega Muyters en collega Homans werken het kader voor W2 uit. Op mijn uitdrukkelijke vraag is in de mogelijkheid voorzien dat mensen die in het W2-decreet terechtkunnen, ook taken zullen kunnen blijven uitoefenen in scholen. Het gaat dus over mensen van wie men na het traject dat ze doorlopen hebben in wijk-werken, merkt dat het niet mogelijk is om duurzaam aan een job te geraken. U weet dat vandaag een aantal van die mensen ook aan de slag zijn in scholen. Voor mij is het van belang dat het in de toekomst ook zo zou kunnen blijven.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord.
U weet natuurlijk dat het al dan niet opvangen van kinderen in een school ook een discussiepunt is. Er zijn veel lokale besturen die zelf voor de opvang zorgen en samenwerken met scholen. We merken dat veel scholen voor- en naschoolse opvang nog altijd als een van de aantrekkingspunten naar voren schuiven. Ouders vinden het ook gemakkelijker om hun kinderen in de school zelf af te zetten en op te halen. Die opvang gebeurt met vrijwilligers.
Als die vrijwilligers er niet meer zijn of als zij eens niet kunnen komen door familiale omstandigheden, dan moeten de leerkrachten weer inspringen. Dat is dus geen echte continuïteit.
Er kan ook gebruik worden gemaakt van de nieuwe wijkwerking, het voormalige PWA. Maar dan bestaat opnieuw de vrees in de scholen dat er te weinig continuïteit in de dienstverlening kan worden geboden. Dit is dus echt wel een probleem dat blijft bestaan, zowel in de opvang, omdat men daar met vrijwilligers/PWA’ers kan werken, als bij de diverse klusjes die op school moeten gebeuren. Dat blijft dan ook een zware druk, vooral in basisscholen. Er is nog altijd een verschil tussen basisscholen en secundaire scholen, ik zal dat onderscheid blijven maken. U mag me dat niet kwalijk nemen, dat is een fetisj van mij.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op de Dag van de Leraar wil ik beginnen met mijn groot respect uit te drukken voor alle leerkrachten in de onderwijssector. Ik denk dat u allen dit met mij deelt. Minister, wij steunen ten volle uw toekomstplan voor het basisonderwijs, zowel de inhoud als de vraag om bijkomende middelen. U hebt er terecht op gewezen dat er 10 miljoen euro extra middelen voor het kleuteronderwijs recurrent worden uitgetrokken. Onze fractie heeft daar jaren voor geijverd, en het is onze minister die uiteindelijk ook is ingegaan op deze vraag. Uiteraard dank ik ook de coalitiepartners en de oppositie, die deze vraag mee hebben ondersteund.
Op het vlak van communicatie is het altijd fijn als daarbij een zekere deontologie wordt gerespecteerd, zeker op de Dag van de Leraar.
Mijnheer De Meyer, ik dank u voor deze mooie woorden, ik denk dat we ons daar allemaal bij kunnen aansluiten.
Minister Crevits heeft het woord.
Aansluitend op de opmerking van de heer De Meyer, had ik bewust nog niets gezegd over de Dag van de Leraar omdat er een vraag is binnengekomen om deze namiddag als commissie deel te nemen aan de actie ‘Saved by the bell’ en om een charter te ondertekenen. De voorzitter vond het goed om daaraan deel te nemen. Eigenlijk was de vraag dat ik naar een school zou gaan, maar aangezien ik vandaag in het parlement zit, hebben we het alternatief voorstel gesuggereerd om met de hele commissie samen iets te doen. Aangezien er deze namiddag veel meer commissieleden aanwezig zullen zijn dan nu, zullen we dat tijdens de namiddagsessie doen. Ik denk verder dat iedereen de oproep van de heer De Meyer om op de Dag van de Leraar een extra schouderklop te geven ondersteunt. Er zijn daarover ook talrijke berichtjes op Twitter geplaatst, u mag het mijne gerust liken of lenen.
Mijnheer Vandenberghe, u zei daarnet dat dit een fetisj is van u, maar dit is geen fetisj, dit is een realiteit. Er is het verschil tussen het kleuter- en basisonderwijs, er is het verschil tussen basis- en secundair onderwijs. Er zijn ook redenen waarom er in het secundair onderwijs wat extra is, maar ik ben medestrijder met u om het statuut en zeker de omkadering in het basisonderwijs te verbeteren. U weet dat dit een vraag is, zoals de heer De Meyer heeft gezegd, die al decennialang op tafel ligt. Wij zetten nu de eerste stappen in die richting, en het is mijn wens om samen, en het liefst over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, een meerjarentraject uit te stippelen tijdens deze legislatuur voor het lager onderwijs, zoals ook het hoger onderwijs een groeipad heeft. De besprekingen zullen uitwijzen of dat mogelijk is. Ik zal zelf zeker het initiatief nemen om vanuit mijn bevoegdheden een voorstel te doen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, u hebt de timing gegeven van het actieplan basisonderwijs, maar kunt u zeggen wanneer de debatten zullen beginnen waarvan men op de werkvloer wel de resultaten zal zien?
Dat is iets voor de komende weken. We hebben eerst de begrotingscontouren getrokken, de komende weken hoop ik met dit dossier naar buiten te kunnen komen. We leggen daar nu de laatste hand aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.