Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over nepuniversiteiten
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de zaak over de nepuniversiteiten werd al een tijdje geleden op de agenda gezet en ze blijft er ook op staan. In De Morgen van 17 augustus kwam het thema opnieuw onder de aandacht. Volgens deze krant zijn er nog een tiental nepuniversiteiten actief, ondanks alle inspanningen die er al geleverd zijn, naar aanleiding van de vragen waarmee ik het op de agenda heb gezet en ook EOS het onder de aandacht heeft gebracht.
Over de kwestie van de nepuniversiteiten en malafide diploma mills hebben we, minister, in deze commissie elkaar al enkele malen gesproken en bevraagd naar aanleiding van een artikel in EOS Magazine van april 2016. Tijdens de laatste commissievergadering waarin dit thema aan bod kwam, op 8 december 2016 om precies te zijn, gaf u interessante antwoorden op de vragen die ik toen had. U gaf toen aan dat er toen 136 instellingen waren in het Vlaamse of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die ‘university’, ‘université’, ‘universiteit’ of ‘college’ in hun commerciële of maatschappelijke benaming hebben, en in de lijst van de Kruispuntbank van Ondernemingen voorkomen. Omdat daar ook de erkende instellingen tussen zitten en instanties terug te vinden zijn die gerelateerd zijn aan een hogeronderwijsinstelling of instellingen die niet door ons maar bijvoorbeeld door de Franse Gemeenschap erkend zijn, is het een hele klus om die lijst uit te zuiveren. Instellingen die niet voldoen, krijgen een waarschuwingsbrief en indien daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan een strafprocedure worden opgestart.
Daarnaast wenste u ook in te zetten op het bekendmaken van de witte lijst van instellingen die wel erkend zijn. Deze instellingen zijn terug te vinden in het Hogeronderwijsregister (HOR), wat u beter wenste te ontsluiten met meer talen en de gegevens daarvan te laten voortkomen uit de bronnen van de overheid.
Ik gaf u tijdens die commissievergadering nog de suggestie mee om nieuwe vzw’s of andere rechtspersonen te screenen op bepaalde trefwoorden in hun statuten, en niet enkel in de titel, zodat we deze malafide praktijken op voorhand in de kiem kunnen smoren in plaats van achter de feiten aan te hollen. U ging dit onderzoeken met de federale overheidsdienst Economie. Ik heb zelf mogen vaststellen dat minstens één organisatie de benaming van haar vzw heeft gewijzigd naar aanleiding van de waarschuwingsbrief van University naar Institute, waarbij institute geen beschermde titel is, maar statutair hetzelfde blijft doen als voorheen. Meer bepaald de Martin Buber University heeft zichzelf gewijzigd in Martin Buber Institute, maar in de statuten staat: “Er wordt een internationale vereniging met een pedagogisch en wetenschappelijk doel van onderwijs en onderzoek opgericht. Deze vereniging is onderworpen aan de bepalingen van titel II van de Belgische wet van winstoogmerk.” Enzovoort. In haar statuten blijft ze gewoon lustig hetzelfde verder doen. En dat is dus een probleem. Want voor de rechtzoekende, de student, blijft deze organisatie die zich op deze manier presenteert – of het nu university of institute heet – en die zegt dat ze onderwijs geeft en onderzoek doet, dezelfde. Vandaar mijn suggestie om niet alleen de benaming van de vzw, maar ook de statuten te screenen.
Minister, hoeveel instellingen/organisaties/websites zijn er dit jaar al in gebreke gesteld, offline gehaald of geschrapt uit de Kruispuntbank voor Ondernemingen?
Hebt u al initiatieven genomen om de witte lijst meer te promoten en het Hogeronderwijsregister in meer talen te ontsluiten?
Wordt er momenteel ook gescreend op bepaalde trefwoorden buiten de titel als een vzw of andere rechtspersoonlijkheid zijn statuten neerlegt? Zo ja, zijn er op die manier al instellingen verhinderd om open te gaan? Zo neen, waarom niet?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ons hoger onderwijs biedt kwaliteit, en mag dus prat gaan op een hoog niveau en een goede naam. Dan heb ik het uiteraard over echte universiteiten en hogescholen, en niet over de nog steeds bestaande instellingen die tegen betaling diploma’s afleveren waar geen echte vorming of opleiding mee gepaard gaat.
De aanpak van zulke ‘nepuniversiteiten’ is aan de orde gekomen bij de bespreking van vragen om uitleg hierover van collega Daniëls en mijzelf, in de commissievergaderingen van 14 april 2016 en 13 oktober 2016. Minister, u stelde toen dat we geen nood hebben aan een zwarte lijst met malafide instituten, maar dat er integendeel een ‘witte lijst’ bestaat van officieel erkende opleidingen. Ondernemingen die zich ten onrechte doen kennen als hogeschool of universiteit worden vervolgd en het departement Onderwijs stelt zich burgerlijke partij.
Dat neemt niet weg dat verscheidene nepuniversiteiten nog steeds actief blijven, zij het soms onder een andere naam dan vroeger. De media gaven onlangs opnieuw aan dat er nog steeds tientallen nepuniversiteiten zouden bestaan die dure, maar waardeloze diploma’s afleveren.
Minister, hebt u recent nog opgetreden tegen bepaalde nepuniversiteiten? Gebeurt dat als reactie op een klacht of werkt men met een voortdurende update van een lijst met onderwijsinstellingen? Welke vervolgingen zijn sinds 2016 ingesteld tegen nepuniversiteiten? Hoe vermijdt men dat een malafide instelling vervolging ontloopt door een andere naam aan te nemen? Levert de strijd tegen nepuniversiteiten al of niet goede resultaten op? Zijn er extra initiatieven nodig?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor deze opvolgingsvraag. Ze heeft er ook voor gezorgd dat de controle op de zogenaamde nepuniversiteiten een constant aandachtspunt van mijn administratie is geworden.
In vorige besprekingen verwees ik al naar de samenwerking die is opgezet met de FOD Economie omdat zij via de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen screenen op organisaties die de naam hogeschool of universiteit onterecht claimen. Dat gebeurt ook en resulteert regelmatig in aanmaningsbrieven en rechtszaken.
Maar collega’s, het leidt soms ook tot eerder grappige situaties. Zo leidt een screening bijvoorbeeld niet alleen naar malafide organisaties die zich ‘university’ noemen, maar evengoed naar universitaire sportclubs of nietsvermoedende bedrijfjes als ‘krantenwinkel d’hogeschool’ of ‘kebab university’. Het zijn dus wel grappige toestanden. In zulke gevallen is het aan het oordeelkundig vermogen van de ambtenaren of ze eerst een kebab gaan proeven voor ze optreden dan wel alles met rust laten.
Maar er zijn recent nog verdere acties ondernomen tegen die nepuniversiteiten. Een concreet voorbeeld betreft een uitnodiging tot verhoor in een zaak waar de Vlaamse Gemeenschap klacht heeft ingediend. Een andere actie betrof het bezorgen van een eerdere veroordeling aan de advocaten van een gedupeerde van een instelling die zelf opnieuw in beroep is gegaan tegen die veroordeling als nepuniversiteit.
Maar het gaat niet zonder slag of stoot. Zo liggen er momenteel drie prejudiciële vragen voor aan het Europees Hof van Justitie om de Codex Hoger Onderwijs te toetsen aan de Europese Richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken en aan de Dienstenrichtlijn. Er zijn er dus ook wel die vinden dat wij ten onrechte een bescherming hechten aan die ‘universiteit’ en ‘hogeschool’.
Het Hogeronderwijsregister bestaat nu al in het Engels. Ik heb momenteel een zwaar debat met mijn medewerkster over in welke talen we dan wel zouden moeten vertalen. Ik ben er zelf voorstander van omdat het niet zo moeilijk is om dat te vertalen, zeker het Frans zou mij toch wel een startpunt lijken, maar het is nog niet gebeurd. Het bestaat uiteraard wel in het Engels.
Bovendien dien ik binnenkort een verzameldecreet ter bespreking in het parlement in. Daarin worden de bepalingen over het Hogeronderwijsregister geactualiseerd en gekoppeld aan de nieuwe mogelijkheden die de databank hoger onderwijs biedt om zo een nog betere uitwisseling van gegevens te hebben met de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).
Wat de trefwoorden in de statuten betreft, moeten we bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap respecteren en de eigen regelgeving correct interpreteren. In artikel II.4, van de Codex Hoger Onderwijs staat dat enkel de instellingen vernoemd in artikel II.2, en II.3, aanspraak kunnen maken op de benaming universiteit of hogeschool en zich als dusdanig mogen ‘doen kennen’. Ook de vertalingen zijn beschermd. Maar daar stopt het ook: we hebben geen regelgeving die andere benamingen verbiedt, zoals faculteit, college, academie, business school. Het zou in strijd zijn met de vrijheid van onderwijs. Het is niet zo simpel om proactief op te treden.
Voor mij is het van belang om een goede controle te behouden op de activiteiten van organisaties. Hoe een organisatie zich immers ook mag noemen, het uitreiken van beschermde graden mag niet. Als je een college opricht en je gaat een bachelor-, master of doctoraatsdiploma uitreiken, is dat strafbaar. Het voeren van deze titels door personen die een ongeldig diploma hebben behaald, gaat ook niet. Tegen die zaken kan je hard optreden, eender hoe je je noemt. Als een kebabzaak university zegt dat professor X de kebab maakt, dan kan dat ook niet.
We zijn dus vooral aangewezen op klachten of sporen van misleidende communicatie. Er wordt gescreend op websites die reclame maken voor diploma’s die worden afgeleverd. Collega Daniëls, onderwijs aanbieden mag, want dat is eigenlijk vrijheid van onderwijs maar vanaf het ogenblik dat je er diploma's aan verbindt of dat je de benaming ‘hogeschool’ of ‘universiteit’ gebruikt, ben je fout bezig. Daar wordt wel heel erg op gescreend.
Collega De Meyer, als er een procedure is opgestart, blijven deze instellingen in het vizier. Wij volgen systematisch op. De FOD Economie doet goed werk, wat vroeger niet zo was. Er zijn ook instellingen die, als ze in het vizier komen, snel van naam veranderen en toch blijven zeggen dat professor X of Y les komt geven, wat dus niet kan.
Veel instellingen hebben hun benaming aangepast, evenals hun diplomabenamingen, want dit baart me nog het meeste zorgen. Andere vragen dan weer informatie op om opleidingen die ze aanbieden, officieel te laten erkennen via de NVAO. Het bestrijden van dit fenomeen is een zaak van volgehouden aandacht, maar we zien dat de samenwerking tussen mijn administratie en de FOD leidt tot een versterkte controle, met resultaten.
Weet wel dat er drie prejudiciële vragen hangende zijn, en dat zou een ander perspectief op de zaak kunnen werpen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb uit uw antwoord wel niet begrepen dat u effectief in de statuten, wat vrij eenvoudig kan in de kruispuntdatabank, in de activiteiten die ze naar voren schuiven, wordt gezocht. Ik heb u net op de Martin Buber University gewezen, die zichzelf gewoon heeft veranderd in ‘Martin Buber Institute’, maar voor de rest is er niets veranderd. Ze doet gewoon verder. Ze hebben één begripje aangepast. Voor de rechtszoekende – en het is daar dat ik naar verwijs – is het om het even of het ‘university’ of ‘institute’ heet. Het zal hem worst wezen. En daar gaat het over. Die instelling presenteert zich internationaal als Vlaamse, Belgische hoog aangeschreven instelling. Het gaat er dus over dat ons kwalitatief Vlaams hoog onderwijs eigenlijk wordt misbruikt door organisaties die uit zijn op geldgewin en niet bezig zijn met onderwijs en wetenschap.
Mijn vraag is of men, voor ze zich registreren – want als je een nieuwe onderneming start, moet je de statuten indienen – ook wordt gescreend in andere stukken van de statuten.
Die Martin Buber University is inderdaad opgevallen en maakt er ‘Institute’ van. De vraag is dan wat er eigenlijk is opgelost voor de rechtszoekende. Dat is mijn wezenlijke vraag: hoe gaat u daarmee om?
De heer De Meyer heeft het woord.
In twee woorden samengevat: wordt vervolgd.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, wordt vervolgd, maar ik zal toch nog een antwoord proberen te geven aan collega Daniëls.
Het is absoluut niet moeilijk – en ook de FOD Economie doet dat – om in de statuten te gaan zoeken, maar je kunt alleen maar screenen op de woorden ‘universiteit’ of ‘hogeschool’ omdat privé-onderwijs aanbieden en zeggen dat je een gerenommeerde instelling bent, op zich niet verboden is. Wat je niet mag doen, is graden uitreiken, de naam van professoren misbruiken en je ‘universiteit’ of ‘hogeschool’ noemen. Voor de rest is het niet zo evident om dit te doen, maar ik begrijp wat u bedoelt. Geen probleem – en het kan zijn dat het al gebeurt – om die statuten te screenen, maar we zullen ook maar kunnen screenen op dat wat door ons in het leven is geroepen als zijnde niet toelaatbaar. En dan vinden we elkaar, dat is geen probleem. Maar meer kan ik niet doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, inderdaad: wordt vervolgd. We zullen het opvolgen en u te gepasten tijde bevragen.
Ik blijf wel de nadruk leggen op de vraag of de witte lijst al voldoende is gepromoot zodat de rechtszoekende, ook de internationaal rechtszoekende, weet welke onze degelijke instellingen zijn en dat diegene die er niet opstaan, dan ook niet voldoen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.