Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, tot en met het huidige schooljaar hielpen personeelsleden in de systemen van gon (geïntegreerd onderwijs) en ion (inclusief onderwijs) om leerlingen met specifieke behoeften lessen te laten volgen in het gewoon onderwijs. In de uitwerking van het M-decreet zijn die twee systemen vervangen door ondersteuningsnetwerken.
In het ondersteuningsnetwerk krijgen de betrokken personeelsleden enkel een aanstelling van bepaalde duur. Ze hebben er het statuut van tijdelijke van bepaalde duur (TBD), en elk jaar kan het ondersteuningsnetwerk andere invullingen geven aan de noden, en desgevallend ook andere personeelsleden aanstellen.
Personeelsleden die al in een school zijn benoemd, kunnen in hun school verlof nemen om telkens voor een jaar te werken in het ondersteuningsnetwerk. Personeelsleden die nog nergens benoemd zijn, kunnen worden aangeworven als tijdelijke van bepaalde duur. Uiteraard bouwen ze in dat ondersteuningsnetwerk wel anciënniteit op, zodat ze na een bepaalde periode het recht krijgen op een mogelijke aanstelling als tijdelijke van doorlopende duur (TADD). Als TADD’er hebben ze ook het recht om te kandideren voor een vaste benoeming. De ondersteuningsnetwerken moeten echter geen TADD- of reaffectatieverplichtingen nakomen.
Minister, is het de bedoeling dat personeelsleden van de ondersteuningsnetwerken hun recht op aanstelling van doorlopende duur en eventueel op benoeming valideren in een school van dat ondersteuningsnetwerk? Zodra een personeelslid benoemd is in een school, kan het enkel nog een taak opnemen in een ondersteuningsnetwerk via een verlof of afwezigheid, waarvoor de school toestemming moet verlenen. Behalve de tijdelijk andere opdracht (TAO) zijn die afwezigheden zelfs beperkt in de tijd. Op welke manier wilt u desondanks stabiele aanstellingen in de ondersteuningsnetwerken mogelijk maken? Is het de bedoeling de mogelijkheid van een apart verlof voor tewerkstelling in een ondersteuningsnetwerk te onderzoeken? Ik geef dat maar als een mogelijkheid. Is het uw bedoeling dat er voldoende ervaren personeelsleden werken in de ondersteuningsnetwerken? Zo ja, in welke aanmoediging is daarvoor voorzien?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer De Meyer. De vraag is wat technisch. Ik zal ook wat technisch moeten antwoorden, waarvoor op voorhand al mijn excuses.
Een tijdelijke aanstelling binnen het ondersteuningsteam is een statutaire aanstelling volgens de regels van het decreet betreffende de rechtspositie van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs of het decreet betreffende de rechtspositie van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs. Tijdens die tijdelijke aanstelling verwerft een personeelslid alle rechten die aan dergelijke aanstelling zijn verbonden in de school voor buitengewoon onderwijs en in het ambt waarin hij als ondersteuner is aangesteld. Het personeelslid kan die statutair verworven rechten dan ook tijdens of na de transitieperiode aanwenden bij het schoolbestuur van die school voor buitengewoon onderwijs of in de scholengemeenschap waar die rechten zijn verworven. Het schoolbestuur kan er ook voor kiezen om een personeelslid dat het recht op TADD al heeft verworven, als ondersteuner een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur te geven. Met andere woorden: als er een betrekking vacant is verklaard in een school van het schoolbestuur of de scholengemeenschap waar een ondersteuner is aangesteld, dan komt die ondersteuner in aanmerking, net als alle andere personeelsleden die aan de voorwaarden voldoen, voor een vaste benoeming in die betrekking als hij aan de voorwaarden betreffende die vaste benoeming voldoet en als hij op de vooravond van de vaste benoeming voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking in het ambt waarvoor hij voor benoeming kandideert.
Alles wat ik nu heb gezegd, geldt echter enkel voor betrekkingen in de scholen van het schoolbestuur van de school waar het personeelslid is aangesteld en in die scholengemeenschap, als die school tot een scholengemeenschap behoort. Dat kan er inderdaad toe leiden dat personeelsleden een aanstelling en een benoeming vragen in een school waar ze nooit daadwerkelijk prestaties hebben verricht, als dat een school is van dat schoolbestuur of die scholengemeenschap. Dat is echter niets nieuws: ook nu al kan een personeelslid dat in een school van een schoolbestuur en bij uitbreiding in een school van dezelfde scholengemeenschap voor doorlopende duur is aangesteld en aan de benoemingsvoorwaarden voldoet, zich kandidaat stellen voor alle vacant verklaarde betrekkingen bij dat schoolbestuur én in die scholengemeenschap, ook in de scholen waar het personeelslid geen prestaties levert of heeft geleverd.
Dit principe was tot en met dit schooljaar ook van tel voor de gon-begeleiders en de personeelsleden die in de waarborg waren aangesteld. Ook zij konden hun verworven rechten laten gelden bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap waar ze waren aangesteld, maar niet in de scholen waar ze daadwerkelijk ondersteuning gingen bieden, tenzij die scholen tot hetzelfde schoolbestuur of dezelfde scholengemeenschap behoorden. We behouden dus tijdens de transitieperiode een bestaand principe.
Elke aanstelling in het ondersteuningsteam is in de huidige transitieperiode van drie jaar steeds beperkt tot de duur van een schooljaar. In die zin is elke aanstelling momenteel beperkt in de tijd. Wel kan het personeelslid het volgend schooljaar opnieuw worden aangesteld. Op die manier krijgen de scholen ook maximale vrijheid om hun ondersteuningsteam zo goed mogelijk samen te stellen. De bedoeling is om tegen het einde van de transitieperiode aangepaste arbeidsvoorwaarden en overgangsmaatregelen uit te werken voor verdere tewerkstelling in het ondersteuningsnetwerk, zodat die huidige ondersteuners vlot de overgang kunnen maken naar het toekomstige systeem. Of een verlof voor tewerkstelling in een ondersteuningsnetwerk nuttig of zinvol zal zijn, kunnen we dan eventueel bekijken. Uw suggestie zal dan dus worden meegenomen.
De bedoeling is om de expertise die momenteel aanwezig is in het buitengewoon onderwijs maximaal te borgen. Daarom hebben we beslist om de middelen waarin dit schooljaar in elke school voorzien is voor gon, volgend schooljaar integraal opnieuw toe te kennen aan deze scholen. Dat is ondertussen al gebeurd. Het schooljaar erna zal 33 procent van die gon-middelen worden toegevoegd aan de ondersteuningsmiddelen. Het schooljaar daarna zal dat 66 procent zijn, om tot slot, vanaf 2020, alle gon-middelen samen te voegen met de andere ondersteuningsmiddelen. We willen op die manier voorzien in een zachte overgang naar het nieuwe model voor scholen met een grote gon-werking. Daarnaast zullen personeelsleden met de nodige expertise die zelf als ondersteuner aan de slag willen, naar het ondersteuningsteam kunnen bewegen. Voor de tijdelijken kan dat via een tijdelijke aanstelling, voor de vastbenoemden via een al dan niet vrijwillige reaffectatie of wedertewerkstelling. Het kan ook via een verlof voor een TAO of via een afwezigheid voor verminderde prestaties. Zij hoeven niet te wachten tot de verplichte reaffectatiebewegingen binnen de scholengemeenschap of de reaffectatie- en wedertewerkstellingsbewegingen ten aanzien van de Vlaamse reaffectatiecommissie achter de rug zijn.
Zoals ik al zei: de personeelsleden in de functie van ondersteuner verwerven ook statutaire rechten in het ambt waarin ze zijn aangesteld, en tegelijk behouden ze ook hun aanspraken op het ambt dat ze tijdelijk verlaten via de mogelijkheden die ik net heb vermeld. Ik denk dat dit in die transitieperiode eigenlijk al een goede aanmoediging is. Wel is het zo dat er uitdrukkelijk voor is gekozen om het vrijwillige karakter in de huidige transitieperiode te behouden. De huidige personeelsleden worden aangemoedigd om de overstap naar het ondersteuningsteam te maken. Ze moeten dat niet doen. De bedoeling is om de juiste personen op de juiste plaats te krijgen. Het Vlaamse onderwijs heeft niet enkel nood aan voldoende ervaren personeelsleden in de ondersteuningsnetwerken, maar ook aan enthousiaste personeelsleden, die deze wijzigingen ook positief gaan bekijken. Enkel op die manier zal er ook een positieve uitwerking kunnen worden gegeven aan het model waarvoor wij hebben gekozen.
Nogmaals mijn excuses voor het zeer technische karakter, maar het is wel begrijpelijk, denk ik.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, op het eerste gezicht is het inderdaad een technische aangelegenheid, maar anderzijds is er de achterliggende, zeer begrijpelijke en menselijke zorg van personeelsleden in die situatie, en ook van schoolbesturen, over de vraag wat juist hun statuut is.
Ik onthoud uit uw antwoord dat u op het einde van die transitieperiode toch ook wel wilt onderzoeken of een apart verlof voor tewerkstelling in het ondersteuningsnetwerk eventueel zinvol is. Uw antwoord is, naast de omzendbrief van 16 juni 2017, toch wel verhelderend, zeker als het gaat over het punt 4.3. uit die omzendbrief, getiteld ‘Geen vacantverklaring en geen vaste benoeming’. De vraag is of we daaruit moeten opmaken dat het hele personeelsverhaal zal worden herbekeken met het oog op 2020-2021. Zo lees ik het toch. De extra lestijden, de extra lesuren en de extra uren zouden niet langer een tijdelijk karakter hebben: er zal in voorzien zijn in de definitieve regeling. Men zou 4.3. ook zo kunnen lezen dat vanaf het schooljaar 2020-2021 de lestijden, lesuren en uren wél in aanmerking zullen komen voor vacantverklaring en wel zullen kunnen worden toegewezen voor een vaste benoeming, een mutatie of een definitieve affectatie. Is die lezing van mij een juiste lezing van de omzendbrief?
Wat me natuurlijk in het bijzonder interesseert, is het volgende: waarom die transitieperiode tot en met dat schooljaar, en waarom deze gevolgen gedurende de hele transitieperiode?
Ten slotte, ik vind het bijzonder belangrijk dat men ook in die ondersteuningsnetwerken voldoende een beroep kan doen op ervaren leerkrachten. Dat wil ik toch nog even onderstrepen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, u weet dat er in april heel veel commotie is geweest omdat personeelsleden aangaven dat ze hun job zouden kwijtraken, dat ze niet meer terecht zouden kunnen in het buitengewoon onderwijs. Ik heb u daar toen ook een actuele vraag over gesteld. U hebt toen inderdaad aangegeven dat geen enkele job zou sneuvelen, dat iedereen ofwel waar hij is ofwel in het ondersteuningsnetwerk zal terechtkunnen. Ik weet dat het aangepast personeelsstatuut ook een heel belangrijk onderdeel is geweest van de onderhandelingen over het nieuwe ondersteuningsmodel. Ik weet niet of die personeelsleden daar zelf wel voldoende duidelijkheid over hebben, of het daaraan ligt, maar ik verneem toch dat mensen uit het buitengewoon onderwijs er, deze keer dan bewust, voor kiezen om toch niet in het ondersteuningsmodel te stappen en toch elders een job te zoeken. Ik weet dat u daar nu geen antwoord op zult kunnen geven, maar misschien zouden we toch eens moeten kunnen bekijken hoeveel mensen er in dat ondersteuningsnetwerk zijn tewerkgesteld, hoeveel mensen er toch uit het buitengewoon onderwijs zijn gestapt en een andere job zijn gaan zoeken en hoeveel nieuwe aanstellingen er dan toch moesten gebeuren in het ondersteuningsnetwerk. Wanneer zouden we daar een zicht op kunnen hebben?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u had twee vragen. De eerste heb ik beantwoord. Wat de tweede betreft, we werken natuurlijk in de overgangsregeling aan een nieuw statuut. Het was een expliciete vraag van de sociale partners om naar dat nieuwe statuut te gaan. Mevrouw Krekels heeft daar ook naar verwezen. Men vraagt dat al heel lang. We hebben gezegd dat we de tijd nemen om aan dat nieuwe statuut te werken. We nemen een periode van drie jaar, om ook te leren uit deze fase waarin we nu zijn terechtgekomen. Met wat op stapel staat, kun je natuurlijk nu niet beginnen vast te benoemen. Dit is tijdelijk.
Mevrouw Krekels, uw opmerking is terecht. Het is eigenlijk nog krasser. Het is niet alleen zo dat iedereen zijn job kan behouden, maar er komen ook driehonderd nieuwe vacante plaatsen door de middelen waarin we extra voorzien. We hebben dus echt ondersteuners nodig. Mensen sturen me mailtjes waarin ze stellen dat ze niet worden aangemoedigd of dat het niet lukt, hoewel ik zei dat iedereen zijn job zal kunnen houden. Scholen zijn natuurlijk vrij om al dan niet aan te stellen. Dat ondersteuningsnetwerk moet zich zetten. Dat biedt enorme toekomstperspectieven, want de middelen zullen hard nodig zijn, en in de toekomst zullen er misschien nog meer middelen nodig zijn. We moeten daar dus een mooie mix van jeugd en ervaring kunnen hebben. Ik zou het zelf bijzonder spijtig vinden, mocht men niet actief promotie voeren om daarin te stappen. Je behoudt immers al je rechten. Je kunt nu niet worden benoemd, maar je behoudt wel alles. Wat mij betreft, zijn er dus geen negatieve kanttekeningen.
Wat uw specifieke vraag betreft, na de betalingen van september, dus begin oktober zouden we daarop een zicht kunnen hebben, maar zodra ik daar cijfers over heb, kunnen we dat ook eens bespreken, want het is ook voor mij nuttig om te weten hoe dit allemaal in zijn werk gaat.
Mijnheer De Meyer, ik hoop dat ik dus voldoende op uw aanvullende vragen heb geantwoord, dus waarom het zo’n periode is en waarom we het zo geleidelijk aan laten verlopen. Dat is op vraag van de sociale partners. Het is ook om die reden dat ze akkoord zijn gegaan. Aanvankelijk hadden ze uitstel gevraagd. Dan zijn ze uiteindelijk akkoord gegaan, omdat het voor hen natuurlijk een goed onderhandelde manier van werken is die de komende drie jaar wordt toegepast.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw aanvullend antwoord. Onze waardering voor het extra budget hebben we in het verleden reeds uitgesproken. Dat wil ik hier nog even benadrukken. Het is ook goed dat er wordt gewerkt aan een nieuw statuut specifiek voor deze categorie van personeelsleden, en dat dat gebeurt in overleg met de sociale partners, maar het is natuurlijk wenselijk dat we in de tussenperiode een zo concreet en helder mogelijk antwoord geven op terechte en begrijpelijke vragen die bij personeelsleden leven. Vandaar deze vraagstelling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.